Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

1405 resultaten - Pagina 26 van 94

...  14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37 - 38 - 39  ...
[7] IK zei: 'Wel, heeft jouw geest zich niet met de Mijne boven alle bijna eindeloos grote hulsgloben en uiteindelijk zelfs nog eindeloos ver boven de hele Grote mens verheven?! Heb je met Mij niet de bijna eindeloos grote hulsgloben als flauw schemerende puntjes gezien en zelfs ook de hele Grote mens?! En heb je je niet met Mij eindeloos ver buiten de huid van de grote wereldmens in de vrije ruimte naar buiten verheven, zodat zelfs de hele Grote mens in het geestelijke beeld van je gedachte je nauwelijks zo groot voorkwam als een wazige mier?! Als je Mij echter in je geest in de eindeloze scheppingsdiepten kunt volgen, en wel zo, dat deze voor jou uiteindelijk gewoonweg tot niets worden, hoe kun je dan zeggen dat jij en ook een ander mens helemaal niets bent vergeleken met die eindeloos grote schepping?!
Hoofdstuk 247: De Heer als Heiland van de grote wereldmens - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[8] Kijk eens uit het open raam, dan zie je juist de Regulus in de Grote Leeuw! Kijk, dat is nu de centrale oerzon in deze hulsglobe! Haar niet te berekenen grote afstand van hieraf heeft haar samengedrukt tot een punt. Hoeveel van zulke Regulussen zou je je nu wel naast elkaar kunnen voorstellen? Ik zeg je: een enorm aantal, -zoals je geest er zich ook naast de Grote wereldmens in de eindeloze ruimte nog een aantal begon voor te stellen! En met zulke zuiver goddelijke mogelijkheden in je geest toegerust, zeg jij, dat een mens nog minder dan niets zou zijn?!Ja,je lichaam als materie is natuurlijk niets; daarom moet ook de grote en onsterfelijke mens niet voor zijn tijdelijke en materiële niets zorgen, maar voor zijn geestelijke alles, dan zal hij in het vervolg nooit kunnen zeggen dat hij minder dan niets is, maar in en met Mij alles in alles!
Hoofdstuk 247: De Heer als Heiland van de grote wereldmens - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[12] Daarmee waren allen uitermate tevreden en de bevrijde slaven wisten van blijdschap niet wat ze doen moesten. Allen wilden nu naar Mij toegaan en Mij bedanken. Omdat zij echter vanwege hun grote aantal niet tegelijk de ruimte daarvoor hadden, stelden zij zich heel ordelijk op in een kring om Mij heen en vroegen Mij in hun taal of Ik naar hen wilde kijken en luisteren. Toen keek Ik hen allen vriendelijk aan en gaf hun een teken dat ze nu konden spreken.
Hoofdstuk 5: De bevrijding van de slaven - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[3] Agricola zei: 'Wel allerliefst meisje, schone dochter van Sion, daar heb ik echt geen recht toe, want weetje, ik ben werkelijk een groot en machtig heer in het hele Romeinse rijk, maar toch ben ik helemaal niets vergeleken bij die verheven man en die mooie jongeling! Ik zou vandaag een beëdigde bode met een brief van mijn hand naar de keizer in Rome kunnen zenden en hij zou mij vele legioenen sturen, waarmee ik ten strijde zou kunnen trekken om het hele grote Azië te overwinnen, maar wat zou dat betekenen tegenover de oneindige macht van die verheven man?! Als Hij iets wil, is het reeds een voldongen feit!
Hoofdstuk 13: Agricola 's verwijzing naar de Heer - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[7] Geduld is dus bij alles wat je doet een noodzakelijke geest: ten eerste om de geest die ik ernst noemde, te beheersen en in het gareel te houden, daar deze geest vaak tot in het oneindige wil gaan -omdat deze geest in verbinding met de liefde, de wijsheid en de wil ontaardt in de grootste hoogmoed, die dan zoals bekend, bij de mens geen grenzen kent - en ten tweede, omdat het geduld vooral, zoals ik je reeds heb laten zien, de moeder is van de geest van de barmhartigheid, welke geest alle voorafgaande geesten de goddelijk geestelijke volmaaktheid verleent en de ziel van de mens tot de volle en ware wedergeboorte in de geest brengt.
Hoofdstuk 20: De disharmonie van de zeven geesten in de mens - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[4] Omdat echter verder - zoals reeds eerder aangeduid - iedere gedachte en ieder idee van God ook voor een deel als goddelijke vonk van Zijn intelligentie, noodzakelijkerwijs ook de goddelijke wil in zich draagt en moet dragen, omdat deze zonder die wil nooit gedacht zou zijn, daarom kan dan ook elk van die op zichzelf staande gedachten en elk op zichzelf staand idee van God hetzij op zichzelf of als een aantal wijs met elkaar verenigde gedachten - wat dan een idee is - zich als iets zelfstandigs op zijn eigen manier en binnen zijn eigen sfeer vormen, zich in en voor zichzelf vervolmaken als datgene wat hij is, zich tot in het oneindige vermeerderen en door wijs samengaan met andere oerstoffen en substanties ook edeler en volmaakter worden.
Hoofdstuk 17: De oerstoffen van de schepping - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[14] Het goddelijke geduld zou met de eerder genoemde vijf geesten in God wel één of ook wel talloos vele mensen op de hemellichamen scheppen en ook blijvend onderhouden, maar dan zou een mens of ook talloos vele mensen in het zware vlees een eindeloze tijd voortleven en van een uiteindelijk vrij worden van de ziel uit de banden van de materie zou dan eeuwig lang geen sprake zijn. Tevens zouden dieren, planten en mensen zich steeds maar vermeerderen en tenslotte door hun aantal op de beperkte ruimte van een hemellichaam zo dicht op elkaar gedrongen wonen, dat de een niet meer voor de ander opzij zou kunnen gaan. Met dien verstande dat een hemellichaam onder het beheer van het eindeloze goddelijke geduld ooit nog zover rijp zou kunnen worden dat het planten, dieren en mensen zou kunnen dragen en voeden. ja met de zes geesten waarmee ik je tot nog toe alleen maar heb laten kennismaken, zou zelfs het scheppen van een stoffelijke wereld oneindig traag gaan en het zou zeer de vraag zijn of er wel ooit een wereld in de materie te voorschijn zou komen.
Hoofdstuk 18: De zeven oergeesten van God. De verlossing - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[8] De vleugel betekent dus alleen maar de hoge graad van de wijsheid en de kracht van al het zuiver geestelijke, maar niet dat een zuivere geest ook als een vogel op Gods bevel van de hemel naar de aarde en vandaar weer terug moet vliegen. Overigens is er in de ware hemel nooit een engel geweest die niet eerst op de een of andere aarde mens is geweest. De heel onjuiste voorstelling die jullie hebben van engelen, dat ze namelijk als zuivere geesten geschapen zouden zijn, heeft alleen maar betrekking op de werkende krachten en machten van God, waardoor Gods alomtegenwoordigheid tot uitdrukking komt, die in alle oneindigheid werkt, en waarvan een mens zich geen voorstelling moet maken, omdat het oneindige uit God voor ieder begrensd wezen werkelijk onvoorstelbaar is, iets wat hopelijk niet moeilijk te begrijpen is.
Hoofdstuk 56: Het wezen van de engelen. Liefde en wijsheid, hart en verstand - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[8] Wanneer de mens lichamelijk sterft, leeft de ziel weliswaar wat haar wezen betreft ook in de ruimte, maar heeft dan geen andere wereld tot ondergrond en woning dan die, welke zij voor zichzelf geschapen heeft, en heeft met deze uiterlijke wereld geen wezenlijke verbinding meer , omdat zij in zichzelf maar al te duidelijk inziet dat de hele materiële wereld niets anders is dan een noodzakelijk en moeilijk te dragen gericht, en dat een vrij en ongebonden leven oneindig veel aantrekkelijker is dan een leven dat aan alle kanten gebonden is.'
Hoofdstuk 57: De Jakobsladder. Over het wezen van de droom. De ziel aan gene zijde - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[7] En zie, precies zo'n leven zouden de mensen hebben als Ik hen door Mijn almacht of door zulke tekenen zou dwingen, die hun geen ruimte voor vrije gedachten meer zouden laten. En derhalve is een vrij ongeloof voor de mens oneindig veel beter dan een door wondermiddelen afgedwongen geloof; want de volkomen en zelfstandige vrijheid van wil in de mens is Gods grote plan in de mens. De mens kan wel zonder enige schade door God onderwezen worden in wat hij moet doen om in zichzelf tot levensvoleinding te komen; maar door God alsook door een andere geest mag hij daar nooit met kracht toe gedwongen worden. Want wordt hij dat, dan is de mens gericht en dus volkomen dood, en dan bestaat hij helemaal niet meer als een vrij en zelfstandig wezen.
Hoofdstuk 62: Verwijzing naar het zesde en zevende boek van Mozes - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[2] Agricola zei: 'Heer en Meester, dat de ziel van de mens ook na de dood van het lichaam verder leeft, is een volkomen uitgemaakte zaak van de helderste waarheid. Maar waar gaat zij naar toe, en wat is eigenlijk haar wezen en wat is het wezen van de zuivere geest? Omdat volgens Uw onderricht de ruimte oneindig is, moeten ook de zielen en zelfs de zuiverste geesten zich binnen de eindeloos eeuwig grote ruimte bevinden, want een ruimte buiten deze kan immers onmogelijk ergens bestaan.
Hoofdstuk 66: Het wezen van de ziel en van de geest. De ziel aan gene zijde - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[9] Maar om de plaats in de ruimte aan te geven waar een ziel heengaat Wanneer zij haar lichaam verlaat, zal voor jou nog wel moeilijker te begrijpen zijn, maar Ik zal je desondanks een wenk geven, waardoor je je er een voorstelling van kunt maken. Want hoe het eigenlijk is zul je pas in jezelf te weten komen, als je ook in jezelf tot de volledige wedergeboorte of tot volkomen éénwording van de geest met je ziel bent gekomen, omdat de ziel dat nooit helemaal kan begrijpen zolang zij zich niet door de kracht van de geest in haar zo ontwikkelt, dat zij in staat is zich volkomen met de geest te verenigen.
Hoofdstuk 66: Het wezen van de ziel en van de geest. De ziel aan gene zijde - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[19] 'Maar', zei de engel, 'waarom verbazen jullie je daar zo over? Is er voor een zuivere geest dan ook maar iets dat onmogelijk is? Alles berust immers op de vaste wil van een zuivere geest! Als wij, zuivere geesten, aarden, zonnen en allerlei centrale zonnen in de ruimte kunnen ronddragen en uiteindelijk zelfs hele hulsglobes, waarom zou het dan voor mij en alle zuivere geesten niet nog veel gemakkelijker zijn om zo'n zuil in een oogwenk te brengen waarheen je dat wilt? Wie met leeuwen kan spelen alsof het vliegen zijn, zal voor muggen beslist niet opzij gaan!'
Hoofdstuk 70: Over het wezen van de lucht - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[6] Agricola zei: 'O, m'n vriend uit Gods hemelen, als wij ons al in jouw verheven sfeer zouden bevinden, zou het wel gemakkelijk zijn om daarover na te denken, maar onze levensweg daarheen kon nog wel eens aardig lang zijn! Wat jij, hemelse vriend, door de genadige toelating van de Heer aan ons hebt geopenbaard, kan ik althans voorzover een mens daartoe in staat is, begrijpen; maar hoe de standvastige wil van de geest nu eigenlijk de meest uiteenlopende elementen bevattende stof van de materie van de hele aarde is en kan zijn en zelfs van de andere werelden in de eindeloze ruimte, dat kunnen wij onmogelijk zo duidelijk begrijpen als jij, o hemelse vriend.
Hoofdstuk 71: Het wezen van de geest - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[3] Maar als wij hogerop gaan, zo ongeveer tien uur gaans boven de aarde, dan zullen we helemaal geen lucht meer aantreffen zoals die ons hier omgeeft, maar slechts zuivere ether, die in jullie ogen zo volkomen niets zou zijn dat je je zoiets nietigs moeilijk voor kunt stellen. Want kijk je over een afstand van meerdere uren gaans over de aarde, dan zal de lucht tussen jou en de verafgelegen bergen, al is die nog zo helder, vóór de bergen als een blauw waas zichtbaar worden; maar als deze ruimte alleen maar gevuld zou zijn met zuivere ether, zouden jullie de bergen niet blauw, maar in hun oorspronkelijke kleuren zien. Zie nu, de aarde en de zon zijn zo ver van elkaar verwijderd dat ik werkelijk niet in staat ben voor jullie op deze aarde de juiste afstand begrijpelijk aan te geven, zoals de Heer Zelf jullie dat ook al heeft uitgelegd! En deze voor jullie begrippen ontzettend grote ruimte is gevuld met ether, die voor jullie zintuigen totaal niets lijkt te zijn.
Hoofdstuk 72: Het wezen van de ether - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
...  14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37 - 38 - 39  ...