Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

1796 resultaten - Pagina 26 van 120

...  14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37 - 38 - 39  ...
[19] Thomas zei: 'Dat gaat ons allebei weer niets aan; want wij kunnen niet weten of zij niet innerlijk door de Heer daartoe uitgenodigd zijn. Want in aanwezigheid van de Heer gebeurt er niets helemaal zonder Zijn wil, aangezien Hij ook de Heer van onze gedachten, wensen en begeerten is en voor altijd zal blijven. Maar het zal niet goed gaan met degene die geen acht slaat op de stem en de wil van de Heer in zijn eigen hart, als hij die wel hoort, maar zich er niet naar richt. Zo denk ik erover, maar ook dat heeft de Heer in mijn hart gelegd; want wij mensen kunnen vanuit ons eigen wezen niets denken en zeggen wat werkelijk goed is.'
Hoofdstuk 197: Over het houden van feestdagen Vragen en bedenkingen van de leerlingen met betrekking tot de Essenen. (12.7.1861) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[4] In de toekomst kunnen jullie daarom ook zeggen tegen degenen die troost en hulp bij jullie gevonden hebben en naar oude zede en gewoonte aan jullie zullen vragen wat voor offer zij daarvoor moeten.betalen: Wij hebben dat gedaan vanuit Gods liefde, die ons een dergelijke macht die genade om niet verleend heeft! Als jullie nu ook de liefde van God !n je hebben, die jullie door ons hebben leren kennen, doe dan wat deze liefde jullie gebiedt; want er zijn vele armen om ons heen, die jullie liefde nodig hebben! Maar voor hetgeen wij in naam van de Heer voor jullie hebben gedaan bestaat geen tarief meer zoals vroeger, maar vanaf nu tot aan het einde der tijden doen wij dat voor niets; want ook wij hebben die uiterst kostbare genade om niet van God ontvangen voor het heil van ieder mens die werkelijk gelooft in de God die wij verkondigen, zich aan Zijn geboden houdt, Hem boven alles liefheeft en zijn naaste als zichzelf ,
Hoofdstuk 200: Het onderwijzen van leraren - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[18] De twee zeiden: 'Met honderd pond komen wij wel thuis, en wij laten bij die duizend pond zilver ook nog die negenhonderd pond hier; en mochten deze wonderbaarlijk genezen mensen mettertijd meer nodig hebben, dan zullen wij hun dat vanuit Jeruzalem hiernaartoe laten brengen.'
Hoofdstuk 210: Roclus geneest de zieken - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[1] Daarna verlieten wij de eetzaal en gingen, begeleid door de waard, naar buiten, waar het deze dag echt aangenaam was, omdat de hitte van de dag sterk werd afgezwakt door een noordoosten wind. Wij liepen vanuit onze herberg door de hele, tamelijk uitgestrekte plaats en kwamen dan ook bij de grote herberg, waar Roclus in Mijn naam de eenentwintig zieken genezen had.
Hoofdstuk 215: De Heer en de bijgelovige waard - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[6] Daarop verlieten wij deze plaats direct, trokken ons terug in het plaatsje en begaven ons naar een andere poort, waarbuiten zich een reeds lang geleden door de Essenen opgerichte vrije herberg bevond. Het was, op de burcht na, wel het grootste gebouw ter plaatse, waar ook vele grote tuinen bij hoorden, die samen met het gebouw als één geheel door een hoge, sterke muur omringd waren, die om de honderd passen van een wachttoren was voorzien. In deze herberg, die vanuit Essea gezien tussen het oosten en het zuiden lag, bevonden zich behalve een groot aantal kreupelen ook nog een heleboel pleegkinderen, die volgens het vroegere, reeds bekende gebruik van de Essenen aan de ouders werden gegeven als hun opnieuw tot leven gewekte kinderen.
Hoofdstuk 218: Hoe de helpers van de Essenen ingezet kunnen worden - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[20] Wij zullen ons echter enkel en alleen aan de leer van Mozes houden en nooit aan de vertegenwoordigers ervan in Jeruzalem. Gisteravond laat zijn er vanuit Essea nog een paar van zulke tempelheren bij ons gekomen, die geweldig tekeer gingen over hun eigen tempelbedrijf en de grote macht en wijsheid van de Essenen erg prezen, en wij dachten bij onszelf' Als jullie jezelf al zo afkammen, wat moeten wij vreemden dan wel van jullie denken?' Maar toch bevielen ze ons, omdat ze de waarheid bekenden. Vanmorgen vroeg zijn ze weer verder gereisd. Wat de leer betreft is het ons nu wel duidelijk; maar er is nog één punt, en dat is uw laatste belofte.
Hoofdstuk 3: De genezing van de zieke Helena - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[3] Daarop zei Ik: 'Jouw wil geldt bij Mij als het werk! Maar wij moeten verder, omdat er ook op andere plaatsen kinderen zijn die Ik wil helpen. Er zullen straks echter arme pelgrims hierheen komen, en wel vanuit Essea op weg naar Jericho. Ze hebben daar weliswaar hun lichamelijke gezondheid helemaal teruggekregen, maar geld hebben ze niet veel en ze zijn hongerig, dorstig en moe; geef hun spijs en drank en ook onderdak voor de nacht, dan zal Ik dat aannemen alsof je dat voor Mij hebt gedaan!'
Hoofdstuk 5: De aankomst bij Jericho De Heer in Jericho - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[5] Ik zei: 'Ook hierbij geldt jouw wil als het werk! De pelgrims die Ik je aankondigde zijn reeds gisternacht vanuit Essea over de bergen hierheen vertrokken en zullen binnen een paar uur over het smalle bergpad hiernaartoe komen, zodat ze dus niet veel zullen hebben aan jouw lastdieren en wagens. Maar als ze hier morgen vertrekken kun je hun de een of andere dienst bewijzen als dat nodig is.
Hoofdstuk 5: De aankomst bij Jericho De Heer in Jericho - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[10] Er kunnen ook nog wel andere redenen zijn, die je nu echter niet goed zou begrijpen, ook al zou Ik je die vertellen; daarom is het vanwege de vreemdelingen beter om daarover te zwijgen. Maar je hebt zojuist zelf gezegd dat Ik misschien wel een profeet kon zijn, omdat je in Mijn nabijheid veel beter harp gespeeld en gezongen hebt dan ooit tevoren. Als Ik voor jou mogelijkerwijs een profeet ben, dan kan Ik als zodanig vanuit de geest Gods in Mij waarschijnlijk ook wel weten hoe jouw levensomstandigheden zijn. Zo heb je nu een natuurlijke en een bovennatuurlijke reden waarom Ik jou altijd beter kan kennen dan jij Mij of iemand anders van ons. - Is het je nu duidelijk?'
Hoofdstuk 9: De beloning van de zanger - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[13] Ik zei: 'Mooi, let nu goed op en neem de karaf in jullie handen! Zie, hoe hij nog leeg en zelfs helemaal droog is! Maar nu wil Ik vanuit Gods wil in Mij, dat die behoorlijk grote karaf op ditzelfde moment vol wordt met de zuiverste en beste wijn, die jullie dan kunnen drinken om jullie ledematen te sterken!'
Hoofdstuk 12: De Heer spreekt vermanende woorden tot de Grieken - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[7] O, hoevelen kwijnen er niet weg in de kerkers die, vanaf hun kindertijd gerekend, er zeker allerminst schuld aan hebben dat ze misdadigers zijn geworden; want ze zijn ofwel door een slechte opvoeding ofwel op dezelfde manier als wij tot misdadigers geworden.
Hoofdstuk 17: De verontwaardiging en goede bedoeling van de waard - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[1] (De rovers:) 'Ja, wij arme zoekende mensen worden door velerlei machten te vuur, te zwaard en met het kruis tot een blind geloof gedwongen; maar de tirannen kunnen ongestraft doen wat ze willen -want ze staan boven de wet. Maar met mijn verstand vraag ik me af of dat ook juist is in het geval er werkelijk een buitengewoon goede, wijze, alwetende en almachtige God bestaat, voor wie alle mensen toch gelijk moeten zijn, aangezien ze Zijn en niet hun eigen werk zijn. Als ze nu meer ontaard zijn dan vroeger, kunnen zij daar iets aan doen? Of kan iemand het helpen, als hij vanuit het lichaam van zijn moeder blind en doof in deze wereld is gezet en dan een ellendig leven moet leiden?
Hoofdstuk 18: De religie van de drie rovers - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[8] De Griek zei: 'Vriend, wij danken je voor dit werkelijk zeer wijze onderricht en beloven je, dat wij daar van nu af aan getrouw naar zullen leven en handelen! Maar omdat het nog niet zo laat in de avond is en ik uit jouw woorden en uit wat je aan mij hebt gedaan opgemaakt heb dat jij de enig ware God heel goed kent en ook Zijn liefde en vriendschap geniet, omdat je volledig volgens Zijn wil leeft en handelt, kun je ons vanuit het goddelijke licht in jou toch ook nog wel enigszins uitleggen, hoe God zonder stof of materie deze aarde uit Zichzelf heeft kunnen scheppen. Ik heb weliswaar al gezegd dat de stof, waaruit alles is geschapen, enkel en alleen bestaat uit de almachtige wil van God; maar desondanks vraag ik me nog af hoe het mogelijk is dat uit de zuivere wil van God de stof en de materie zijn ontstaan. Als wij Grieken ons daar ook maar enige voorstelling van zouden kunnen maken, zouden wij buitengewoon tevreden zijn.'
Hoofdstuk 12: De Heer spreekt vermanende woorden tot de Grieken - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[4] De waard en ook Kado zeiden: 'Wij hadden wel gedacht dat dat het geval zou zijn, maar we durfden dat niet hardop te zeggen, ten eerste omdat wij U tegenover die drie niet voortijdig wilden verraden, en ten tweede omdat de woorden van de spreker in alle ernst onze aandacht vroegen en wij wilden zien hoever de mens het met de scherpzinnigheid van zijn verstand kan brengen. En echt, vanuit puur menselijk standpunt bezien had de spreker gelijk, ook in het beschrijven van de verhoudingen tussen Schepper en schepsel; want voor ons menselijke verstand is het werkelijk moeilijk te begrijpen, waarom U de mensen gedurende zo lange tijd op een nadere openbaring van Uzelf, Uw wil en Uw bedoelingen met de mensen heeft kunnen laten wachten en tallozen in de diepste levensnacht kon laten versmachten. En hoevelen zullen er nog versmachten zonder iets over U te weten te komen; en ook al zullen ze van de verspreiders van Uw leer horen dat Uzelf in de gestalte van een mens op deze aarde bent gekomen en de mensen de weg naar het eeuwige leven van hun zielen hebt getoond -zullen ze wel net zo vast als wij nu geloven dat het inderdaad was zoals Uw boodschappers hun verteld hebben.'
Hoofdstuk 19: Over de leiding van de mensen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[3] Maar als hij zijn grote kwaad inziet, tot de waarheid terugkeert en die waarheid en haar goedheid begint te zoeken en daar ook naar begint te handelen, dan wijkt de vervloeking van hem in dezelfde mate als waarin hij met volle ernst de gevonden waarheid tot richtsnoer van zijn leven maakt. Dan ondersteunt God hem, verlicht zijn hart en verstand steeds meer en versterkt zijn wil, en dat zowel bij heidenen als bij joden. En zo ben Ik, vanuit Gods geest die in Mij woont, alles in alles zowel in heidenen als in joden.
Hoofdstuk 22: Over de bestemming van de mensen (12.9.1861) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
...  14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37 - 38 - 39  ...