Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

1915 resultaten - Pagina 26 van 128

...  14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37 - 38 - 39  ...
[17] Alleen de kleine rabbi kwam naar mijn vader toe en vroeg of er soms toch nog iets gedaan kon worden om de oude man, ook al was het maar voor even, bij bewustzijn te brengen. Mijn vader antwoordde niet meteen op die vraag maar vroeg mij heel zachtjes hoe het er met de oude man voorstond en of de ziel zich soms al uit het lichaam begon terug te trekken en op begon te stijgen.
Hoofdstuk 134: Mathaël's belevenis onderweg naar de stervende vader van Lazarus. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[5] Zal hij ooit waarachtig gelukkig kunnen zijn, ook al bezit hij alle aardse goederen, als hij zich bij tijd en wijle zal af moeten vragen: 'Wat zal er na de dood met mij gebeuren? Zal ik op de een of andere wijze bewust verder leven of zal het voor eeuwig helemaal met mij gedaan zijn?' Als de bange vragensteller echter geen bevredigend antwoord krijgt, noch van iemand die meer ervaren is, of nog minder uit de eigen duistere, wereldse levenskamer waarin nog nooit een waarachtig geestelijk licht is doorgedrongen, -wat dan? Zal zo'n steenrijke man die zich dat ernstig afvraagt, wel genoegen beleven aan zijn grote schatten en rijkdommen? Dat zal wel nauwelijks het geval zijn als hij zich enigermate bewust is van de liefde voor het leven! Wat heeft de mens eraan als hij alle schatten van de wereld zou winnen, maar schade zou lijden aan zijn ziel?
Hoofdstuk 140: Over het stellen van dwaze vragen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[8] IK zeg: "Dan geef je ze aan Josoë en die zal wel gewaarworden wat daarmee tot heil van de wereld gedaan moet worden! Maar nu niets meer daarover, en jij, broeder Mathaël, begin met je verhaal; want dat heeft voor jullie een duizendmaal grotere waarde dan honderdduizend van zulke lichtstenen! Begin nu; maak het kort opdat de zonsopgang ons niet stoort, die vandaag heel gedenkwaardig zal zijn!"
Hoofdstuk 153: Over de steen der wijzen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[9] De bode dankte hartelijk voor deze raad en wilde mijn vader zeer rijk belonen; maar vader nam niets aan en maakte aanstalten de dromedarissen en de pakkameel om te draaien, iets wat bij deze dieren niet zo gemakkelijk gaat, vooral als zij moe en hongerig zijn geworden. Hoewel voor mijn vader dit omkeren van onze dragers altijd een bron van ergernis was, kwam het ons ditmaal goed van pas. Want zouden onze dieren snel gedaan hebben wat wij wilden, dan zouden wij beiden en speciaal ik, een zeer gedenkwaardig schouwspel hebben gemist.
Hoofdstuk 156: De dood van de weduwe en haar dochter. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[11] Wie ze uitgesproken mag hebben heeft uiterst weinig met het verhaal van doen; dat de woorden echter goed en veelbetekenend waren, is wel zeker! Want de beide wezens hebben over het geheel genomen goed en ingetogen geleefd, hebben veel goeds gedaan voor de armen en waren daarbij ook zeer godvrezend, zodat het daarom ook wat moeilijk te begrijpen is waarom de stem nu juist speciaal voor de redding van deze weduwe en haar doofstomme dochter God dank, lof en eer heeft gegeven. Die stem moet daarom iets meer weten of geweten hebben dan datgene wat zelfs nu mijn verstand kan begrijpen.
Hoofdstuk 157: Ontwikkeling van de zielsvormen van de twee gestorven vrouwen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[17] Iedereen beaamt dat en verheugt zich in Mijn vreugde. Daarna werd er echter van alle kanten een flinke aanval op de schalen gedaan en de grote, edele vissen lieten waarlijk niets te wensen over! Ook de wijn liet men zich goed smaken.
Hoofdstuk 167: Over het vasten. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[26] Wat is de mens van deze aarde toch een armzalige drommel! Hij begint met niets, leeft met niets en eindigt tenslotte weer met niets. Als hij gedurende de betere en heldere periode van zijn leven meent iets te begrijpen, maar vervolgens ongelukkigerwijs in aanraking komt met Salomo's Hooglied, is het helemaal gedaan met de dwaas; want zodra de mens eenmaal door woord of geschrift van een ander mens duidelijk is gemaakt dat zijn wijsheid helemaal niets voorstelt, is het ook helemaal gedaan met de mens zelf, dat wil zeggen, hij leeft nog wel verder, maar als een dwaas die niet meer in staat is nog iets te bevatten en te begrijpen! Als de mens net als ik zover is gekomen dat er geen vooruitgang meer is, keert hij om en begint als een dier alleen nog maar te vegeteren. Waarom zou hij ook verdere moeite doen voor niets en nog eens duizendmaal niets?!
Hoofdstuk 169: Over het Hooglied van Salomo. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[14] Ik wilde eigenlijk toch al niet meer aan die hele domme geschiedenis denken en deze heel stilletjes helemaal laten vallen; maar omdat U, o Heer, mij nu verzocht heeft om het hele verhaal te vertellen, heb ik dat nu ook naar waarheid gedaan en nu weet iedereen hoe het er met mij voorstond en hoe het er nu met mij voorstaat. Ik was in dit geval wel heel eigenzinnig, en er was met mij niet veel te beginnen; maar nu ben ik volmaakt in orde, herken het enig ware licht van alle leven en zal ook nooit weer proberen iemand te bedriegen.
Hoofdstuk 172: Gabi bekent zijn domheid en ijdelheid. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[1] SIMON zegt: "O Heer, dat is eenvoudig en snel gedaan! U bent geestelijk de Zoon van God, en voor ons hier bent U God en Mens tegelijk. U bent uit U Zelf de enige in de hemel alsook op deze aarde. Niemand in de gehele oneindigheid is aan U gelijk! Een engel maakt zich nooit ondergeschikt aan de wil van een mens, maar als U hem ook maar het minste teken geeft, voert hij in een nauwelijks denkbaar snelogenblik Uw wil uit. Wat U wilt gebeurt zonder meer; een door U uitgesproken woord is een uitgevoerde daad!
Hoofdstuk 174: Simons mening over de Heer. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[3] Iemand dacht dat het opwekken van een dode zijn uitwerking ook niet gemist zou hebben. Dat zou voor deze mensen echter ook niets zijn! Want zij zien de lichamelijke dood als een grote weldaad van God aan de mensen, en zouden zo 'n handeling zelfs aanzien voor een vergrijp tegen de orde van de allerhoogste geest van God zolang zij Mij niet volledig kunnen leren kennen. Het opwekken van een grote storm zouden zij door hun zeer gevoelige geest iets heel natuurlijks vinden, want zij hebben zelf altijd een grote invloed op de natuurgeesten van lucht, water, aarde en vuur. Maar een beweging die de snelheid van hun afgeschoten pijlen onvergelijkbaar overtreft, is voor deze mensen een echt wonder, dat alleen door God en Zijn dienstbare, hoogste geesten gedaan kan worden, maar nooit door de verstandige, zwakke stervelingen van deze aarde.
Hoofdstuk 187: De Nubiërs herkennen de Heer. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[7] Mochten jullie onder elkaar echter te eniger tijd onenigheid krijgen -wat ook mogelijk moet blijven vanwege jullie vrijheid -, dan zullen de machtigen onder jullie zich als koningen opwerpen en zij zullen jullie met harde wetten plagen, en met jullie gouden vrijheid zal het voor lang of misschien zelfs wel voor altijd gedaan zijn! Dan zullen jullie kinderen in grote nood moeten smachten en vurig verlangen naar de verlossing; maar die zal dan echt heel lang op zich laten wachten. Zorg er daarom voor dat er bij jullie geen koningen opstaan -behalve zo een als jij er een bent! Want jij bent geen onderdrukker maar een ware weldoener van je volk, en dat is dus ook binnen Mijn orde, en zo moet het bij jullie ook blijven!"
Hoofdstuk 190: De schat van Oubratouvishar. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[6] Als het gaat om het verwijderen van een storende, kleine steen die op een voetpad ligt, is er geen speciaal overleg nodig over de wijze waarop men zo'n steen op moet ruimen. De eerste de beste raapt hem op en gooit hem ergens heen waar hij niemand hindert. Maar heel anders ligt het als een enorm groot rotsblok van een berg naar beneden is gevallen, een nauwe weg verspert en daardoor scheiding teweegbrengt tussen mensen, buren, ouders en kinderen, broeders en zusters! Ah, dan zal de hele gemeente beraadslagen over wat er gedaan moet worden; want de weg moet weer begaanbaar gemaakt worden! Maar hier gaat het om het allerbelangrijkste moment van ons leven, waarvoor wij allen de zeer verre en buitengewoon moeilijke reis hebben ondernomen!
Hoofdstuk 195: De twijfel van de zwarten aan de goddelijkheid van de Heer. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[11] Uw Romeinse wetten kunnen wel zeer goed zijn, maar zij zouden voor ons land en volk toch niet geschikt zijn. Ook de overste in Memphis heeft ons al zo'n aanbod gedaan, dat wij echter net zo min kunnen accepteren als nu dit voorstel van u. Ook al zou u ons land binnen kunnen dringen, dan zou u daar weinig aan hebben! U zou daar in de gloeiend hete woestijn ronddolen en met honderden versmachten en toch geen mensen, maar wel honderden kudden leeuwen, panters en tijgers aantreffen, die u verscheuren zouden; ook zou u de strijd met slangen en adders niet overleven!"
Hoofdstuk 201: Schenking van de schatten aan Cyrenius. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[14] Daarop maakten beiden een diepe buiging voor ons en gingen meteen weer naar hun metgezellen terug en vertelden wat zij allemaal bij Mij hadden gedaan. de sfinx en de zuilen van Memnon
Hoofdstuk 201: Schenking van de schatten aan Cyrenius. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[1] Maar de METGEZELLEN zeggen: "Hoe kunnen jullie nu iets bij de Heer gedaan hebben, terwijl je geen woord met Hem gesproken hebt?!"
Hoofdstuk 202: De oorsprong van de Jabusimbil-tempel, de sfinx en de zuilen van Memnon. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
...  14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37 - 38 - 39  ...