Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

476 resultaten - Pagina 26 van 32

...  7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32
[13] Cado zegt: 'Ongetwijfeld! Ik zou ook allang bij jou zijn, als de grond waarop jij staat een andere was. Ik zou niet weten hoe ik op zo'n bodem moet wandelen, maar jou draagt iedere bodem en daarom kun jij beter naar mij toekomen dan ik naar jou!'
Hoofdstuk 25: Minerva's voorwaarden voor haar overgave. Cado's antwoord. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[8] Voor de bewerking van de geestelijke bodem heeft de mens niet meer nodig dan de twee geboden der liefde; hiermee kan hij zijn geestelijke akker heel gemakkelijk bewerken. Is dat gebeurd, dan kan een ieder zoveel in zijn eigen grond zaaien als hij kan en wil; ofwel hij kan zoveel goede lectuur tot zich nemen als hij zich maar kan verschaffen - de hele Heilige Schrift en alle daarop betrekking hebbende verklaringen - en hij zal niets in zich opnemen wat hem niet een rijke oogst zal opleveren.
Hoofdstuk 2: Vervolg van de inleidende regel uit het eerste hoofdstuk: Een tegenwerping en zijn weerlegging. (Bijvoegsel bij 'De Geestelijke Zon') - Jakob Lorber - Bijbelteksten en hun verborgen betekenis
[10] Helena zegt: 'Dat is ook helemaal niet nodig, want de echte liefde wil niets tot op de bodem onderzoeken. Als wij zouden willen doorgronden hoe heilig en verheven deze borst is, dan zouden we eeuwigheden bezig zijn! Dat zou een nog dwazere bezigheid zijn dan die van de filosoof, die zijn brood eerst tot in atomen wilde ontleden voordat hij zijn honger ermee begon te stillen... maar daarbij verhongerde. Wie zich afvraagt wat toch de liefde is, die heeft beslist nog niet op de juiste manier lief. Echte liefde praat niet veel, maar pakt het voorwerp van haar keuze beet zoals een poliep zijn buit. Daarna komt pas weer de filosofie. Daarom moet je, nu jou de gelegenheid geboden wordt, slechts genieten, anders kom je bij mij vergeleken een beetje tekort.'
Hoofdstuk 99: De Heer over het onzevader. Strijd om een plaats aan de vaderborst. Helena over Gods- en broederliefde. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[14] Door dat opschrift ontstaat er al een geweldig gelach. Zelfs de aanvankelijk zeer angstige Helena zegt: 'Deze scène zou in het apentheater veel opzien baren; de Stefanusdom staat wel op een hele fraaie bodem! Had ik daarvan op aarde ook maar een flauw vermoeden gehad, dan was ik de eerste geweest, die een dergelijke tempel met een brandende fakkel had bezocht. Bekijk die kerels daar eens, wat die allemaal uithalen om arme en zwakke geesten in hun heb- en heerszuchtige netten te drijven! Aha, daar komen ze aan; een grote groep in aartsbisschoppelijk ornaat, gevolgd door een hele menigte bedienden. Wat zullen ze nu gaan doen?' Ik zeg: 'Wees rustig, mijn dochter, luister en kijk!'
Hoofdstuk 73: Migatzi's ambtsbroeders. De ezelachtige president. Migatzi' s erkenning van de Heer. Diens oordeel over Rome. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[5] 'En kijk, broeder Robert, hier voor ons staat deze eerste, grote, onzuivere geest, aan wiens loutering nog steeds wordt gewerkt. Daarom moeten we niet meteen twijfelen als zoiets meer tijd vergt dan menige andere zaak. Deze geest is wel het onzuiverste dat je je maar kunt voorstellen, maar te zijner tijd is hij in staat tot een volledige zuivering. We mogen daarom niet ongeduldig worden omdat wij gemakkelijker gelouterd konden worden dan deze geest, want een klein plekje kan toch eerder en gemakkelijker worden geveegd dan de bodem van een hele wereld. Deze geest is op zichzelf beschouwd de totale uitdrukking van de gehele schepping, terwijl de hele aarde met al haar wezens nauwelijks als één atoom van zijn eigenlijke wezen moet worden gezien. Dat een nietig geest je eerder te zuiveren is dan deze allergrootste, geschapen oergeest, het alomvattende begrip van al het geschapene, zul je evengoed inzien als ik, maar omdat er voor de loutering van zoiets groots meer vereist is, moet men over deze goddelijke aangelegenheid ook wel goed nadenken en zich met alle geduld voegen naar Gods verordeningen. Beste vriend, hou hiermee een beetje rekening en je zult je dan gemakkelijker naar mijn handelwijze kunnen voegen. En nu naar Minerva!'
Hoofdstuk 43: Indische wijsheid over satan. Aansporing tot geduld. Een klein plekje is gemakkelijker schoongeveegd dan de gehele schepping. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[5] Je zag jouw huis eerst van buiten; het beviel je buitengewoon. Toen je echter in de eerste zaal van je huis kwam, beviel het je nog veel beter, omdat je daar spoedig in een gezelschap kwam dat er weliswaar nog heel ruw uitzag _ in alles overeenstemmend met jouw innerlijk - maar dat spoedig zachtmoediger werd, naarmate jouw innerlijk zelf vriendelijker en zachtmoediger werd. Daarop werd een tweede zaal geopend, de grote eetzaal, waar je de tafels moest schikken, hetgeen je veel zorgen baarde. Daarop betraden we een derde, hele grote zaal, het museum genaamd. Daar leerde je al jouw gebreken en het zaad van de dood in jezelf kennen, en verwijderde alles uit je binnenste doordat je tot op de bodem van de hel (vanaf je allereerste bestaan) moest doordringen en je van haar moest zuiveren. En nu sta je nog in dezelfde museumzaal voor Mij.
Hoofdstuk 38: De heer met Robert en Helena. Het weerzien van de beide echtgenoten. Een waar echtpaar der hemelen. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[3] Want weet wel dat ik een wezen ben, waaruit de oneindigheid al haar wezens heeft verkregen. Ik ben een wezen der wezens; als negatieve machtspolariteit ben ik geheel gelijk aan de Oergodheid die de positieve is! Ik ben de eindeloos grote bodem waarop de Oergodheid haar werken bouwt! Begrijp dat goed, jij eindeloos niets ten opzichte van mij, je wilt mij door_enkele ellendige woorden aan jou, nietig stofje, onderwerpen en mij als het ware voor je innemen door je eindeloze, domme gevlei mij, het meest volmaakte wezen van de hele oneindigheid! 0, ellendige domkop! Wel zie ik je, beven van wellust en besef je grote begeerte naar het volle genot van mijn omhelzing, maar heb maar geen onreine gedachten, als je deze laatste stap te mijnen gunste niet wilt wagen. Ik doe geen stap meer, dat is mijn onwrikbare wil!'
Hoofdstuk 29: Eindstrijd en ommekeer. Het trotse oerwezen van Satana komt terug. Cado blijft standvastig. Gelijkenis van de reddende loods. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[19] Als de geest echter levend is, dan kun je ook lezen en je zult dan door het lezen of door het horen naar Mijn woord vruchten verzamelen, die een levende kern en vaste bodem hebben. Maar zonder een voorafgegane verwekking van de geest oogst je slechts lege bolsters van de vrucht, waarin geen levende kern aanwezig is; want de levende kern is het innerlijk, levend geestelijk begrijpen.
Hoofdstuk 8: 'En Hij, Jezus, begon ongeveer dertig jaar oud te worden, en was, naar men meende, een zoon van Jozef'. (Luc.3:23) - Jakob Lorber - Bijbelteksten en hun verborgen betekenis
[7] 'Niemand vindt in het hiernamaals iets anders dan hij in zijn gemoed heeft meegebracht en men staat daar geheel op eigen bodem.' (Grote Joh. Evang. VII/218,8)
Hoofdstuk 0: Woord vooraf - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[16] Daarom geen ogenblik meer getreuzeld. Het kan gaan zoals het gaat! Het is nu een - nee, dat wil ik nog niet zeggen, omdat het hier voor mij nog een echt terra incognita (* Onbekend land.) is. Daarom maar even bescheiden, zolang men nog niet weet op wat voor bodem men eigenlijk staat.
Hoofdstuk 2: Bisschop Martinus' verveling en vereenzaming en zijn nadenken over iets wat afwisseling kan geven - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[10] DE BISSCHOP zegt: 'Ach, wat celibaat en gelofte! Ik sta nu toch met huid en haar op lutherse bodem en daar gelden beide niet. En afgezien daarvan, voor zo' n engel als dat meisje was, had ik ook op de wereld het hele celibaat opgeofferd en zou ik terwille van haar ogenblikkelijk luthers geworden zijn! Maar waarheen zijn deze heerlijke meisjes nu verdwenen, vooral dat ene? 0, wanneer ik alleen deze nog maar een keer zou kunnen zien!'
Hoofdstuk 7: Bisschop Martinus' beproeving en zijn onderricht door de engel Petrus - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[1] Wie van jullie vertrouwd is met het kompas van de geest, zal al gauw merken dat onze man in plaats van naar het Zuiden, de richting naar het Westen is ingeslagen. Hij gaat nu heel moedig en behendig voorwaarts; maar hij ontdekt buiten zichzelf niets dan een hier en daar met mos bedekte vlakke bodem en een zeer matte, grijsachtige verlichting van het schijnbare firmament, dat naar mate het meer naar het Westen gaat steeds donkerder wordt.
Hoofdstuk 10: Bisschop Martinus op dwaalwegen - Wenken van de Heer over geestelijke toestanden en de beelden die daarmee overeenkomen - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[1] Ook de franciscaan Cypriaan komt met graaf Bathianyi en diens vriend Miklosch een flink stuk dichter bij Mij staan en richt zijn ogen scherp op de plaats des onheils. Na een tijdje begint hij ongevraagd te spreken: 'O jij afschuwelijke boef! Cado, door onuitsprekelijke pijn daartoe gedrongen, verbreekt nu alle ketenen als waren het zwakke spinnenwebdraden. Hij stort zich op zijn beulen als een woedende tijger en degenen die hij grijpt, scheurt hij in stukjes! De stukken krommen zich en springen op de gloeiende bodem rond als afgeslagen delen van een slang. De gloeiende troon vermorzelt hij tot stof. De speren worden vernietigd en nu stort hij zich op zijn aardse hoofdman, die zich verweert en de woedende Cado met een afschuwelijke stem toeroept:
Hoofdstuk 16: Cado komt vrij en neemt wraak. De hoofdman bindt in. Satanisch helleplan. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[6] Zou het niet dwaas van Mijn zijn geweest om over hun roeping een euvele profetie uit te spreken? Dan zouden degenen die geroepen waren Mijn woord uit te dragen, om niets verkeerds te doen zich voortdurend in een groep hebben moeten ophouden, zoals in uw tijd zovele orden dat doen, die in hun bestaan net zo weinig nuttigs tot stand brengen als een hoop meteoorstenen op de bodem van de zee, die ook degene die ze in de zee neer ziet vallen doet vermoeden, dat ze een vreselijke uitwerking zullen hebben; maar als ze eenmaal de rustige zeebodem hebben bereikt, dan rusten ze daar werkeloos en dienen hoogstens wat vraatzuchtige poliepen tot steun.
Hoofdstuk 33: 'Zie, er komt een uur en het is gekomen, dat u verstrooid zult worden, ieder naar het zijne, en u Mij alleen zult laten: en toch ben Ik niet alleen; omdat de Vader met Mij is' (Joh. 16 : 32) - Jakob Lorber - Bijbelteksten en hun verborgen betekenis
[7] Deze angst is niets anders dan het door de geest betreden van een bodem die al zeer moerassig is en waar niemand meer de moed heeft met zijn weinige inzicht en besef de onbestemde diepte van zo'n moeras te peilen, uit angst dat hij naar de bodemloze diepte zal wegzinken.
Hoofdstuk 10: Bisschop Martinus op dwaalwegen - Wenken van de Heer over geestelijke toestanden en de beelden die daarmee overeenkomen - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
...  7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32