Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

36089 resultaten - Pagina 26 van 2406

...  14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37 - 38 - 39  ...
[5] jij wilt graag dat Mijn pleegvader een nieuw huis en een grote varkensstal voor je bouwt. Dat moet hij ook doen! Want wat in Mijn ogen goed is, is ook voor God geen zonde. Het is voor de joden nooit verboden geweest om op een goede manier met eerlijke heidenen zaken te doen; maar het was en is voor de joden alleen verboden om, als ze met de heidenen omgaan, hun afgoderij over te nemen en hun slechte leer, zeden en gewoonten, en handelingen. Maar als een heiden het geloof der joden heeft aangenomen en derhalve door zijn geloof aan de ene, alleen ware God waarachtig besneden is in zijn hart en zijn ziel, kan men wel met hem omgaan!'
Hoofdstuk 206: De houding van de Heer als jongeling tegenover de priesters - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[20] Ik zei: 'Ik acht Me eerder in staat de vissen in de zee te bekeren dan onze rabbi's! Ik raad je ook aan dat noch Jacobus noch jij thuis iets vertellen van wat zich hier allemaal heeft afgespeeld, want dan zouden jullie grote moeilijkheden met de rabbi's krijgen. Want hun hart is verstokter dan de hardste steen en hun ziel is veel onreiner dan een zwijn in een stinkende poel, en liever bouw Ik nog duizend stallen voor de zwijnen van de Grieken en andere heidenen waar dan ook, dan dat Ik één woord zou verspillen aan onze uiterst domme, duistere en kwaadwillende rabbi's in Nazareth, Kafarnaüm en Chorazin! Maar er zal nog wel een tijd komen waarin Ik ook daar overal Mijn mond open zal doen, - maar niet om hen te troosten, maar als een gericht over hen, wanneer hun boze maat vol zal zijn!"
Hoofdstuk 223: De weg tot geestelijke voleinding - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[7] Ik zei: 'Daar doen jullie heel goed aan! Als jullie dat willen doen, ga dan naar de omgeving van Kafarnaüm! Aan het meer zul je daar een arme vissershut aantreffen. De bezitter heet Simon Juda en heeft een ongeluk gehad bij zijn werk, zodat hij zichzelf nu niet gemakkelijk weer uit de nood kan helpen. Want een slechte man heeft al zijn visgerei ontvreemd en de visser heeft niet de middelen nieuw aan te schaffen en lijdt daarom met zijn gezin grote nood. En omdat hij verder iemand is die altijd voor Gods aangezicht en dat van de mensen een rechtschapen leven heeft geleid -wat Mij zeer wel bekend is -, doen jullie werkelijk een heel goed werk als jullie die man een offer brengen!'
Hoofdstuk 227: De barmhartigheid van enkele burgers - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[16] Ik zei: 'Dat kan ook nu nog, en er zal je geen cent ontgaan; want je knecht is een gierigaard en heeft al het verkregen geld nog op een hoop in zijn kast veilig opgeborgen. Maar nu komt het erop aan dat jij eerst aan Mijn wil voldoet, wanneer je ons vandaag te gast wilt hebben. Je knecht zul je behouden, Ik zal hem beter maken, maar hem ook zijn slechte daden voor ogen houden en hem flink waarschuwen. Dan zal hij jou met plezier je geld tot op de laatste cent teruggeven en dan zul je pas een trouwe dienaar aan hem hebben. Zie, Ik heb reeds lang voorzien dat het zo zou gaan en daarom heb Ik je ook niets gezegd totdat Ik zag dat het tijdstip gekomen was dat het voor jou en voor hem zin zou hebben en dat zal ook zeker het geval zijn. - Ben je hiermee tevreden?'
Hoofdstuk 229: Het vreugdemaal bij de buurman - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[23] Toen ze daar nu in grote angst zo stonden, zei Rafaël tegen hen: 'Zeg mij nu: wie van alle mensen kan er wel slechter zijn dan jullie? Jullie willen dienaren van God zijn, maar zijn dienaren van de hel! Welke duivel heeft jullie dan wel verwekt? De grote Meester uit Nazareth heeft jullie door middel van woorden en daden meer dan zonneklaar bewezen, dat Hij de beloofde Messias is en als zodanig ook de enige Heer van hemel en aarde -zoals dat van Hem ook voorspeld is door de mond van de profeten -en niet alleen geloven jullie daar niet in, maar jullie vervolgen bovendien met woede en gretigheid de Heer van hemel en aarde! O jullie machteloze dwazen! Wat willen jullie eigenlijk uitrichten tegen de macht van de Almachtige, die jullie met de minste gedachte kan vernietigen of jullie slechte zielen in de hel kan werpen, die jullie allang verdiend hebben? Wat willen jullie ellendigen nu doen?'
Hoofdstuk 1: Er komen verklede priesters bij Lazarus - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[27] Zeg dat ook tegen jullie slechte en blinde collega's! Zij kunnen hun woede tegen Hem ook zo hoog laten oplopen, dat ze - doordat Hij het toelaat de hand aan Hem slaan en Hem doden; ze zullen daarmee dan evenwel niets anders bereiken dan de bespoediging van het gericht over henzelf en heel Jeruzalem. Hij zal echter niet gedood kunnen worden, omdat Hij het Leven Zelf is, maar Hij zal voortleven en alle geslachten van de aarde richten. Heil degene die in Hem gelooft en alleen Zijn welbehagen en Zijn vriendschap zoekt!
Hoofdstuk 1: Er komen verklede priesters bij Lazarus - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[6] Lazarus zei: 'Je hebt toch zelf met je eigen woorden gezegd, dat er in de wereld mensen bestaan, die zeldzame vermogens bezitten! Waarom zou God bijvoorbeeld ook mij niet enkele zeldzame gaven geschonken hebben? Maar ik kan jullie nog iets veel belangrijkers zeggen, en dat is dat Jullie als gevolg van jullie inzicht en spreken heel dicht bij het rijk Gods zouden zijn, als de slechte lucht van de tempel jullie daarin niet hinderde. In het bijzonder echter duid ik daarmee op jouw tegenpleiter, met wie jij uiteindelijk zelf op alle punten instemde, evenals ook alle anderen, vandaar dat jullie allemaal nu tot mijn werkelijk zeer grote vreugde met deze wel heel achtenswaardige tegenpleiter op één en hetzelfde punt staan; want mannen van jullie soort zullen er in de tempel nu niet veel meer zijn. Daarom zeg ik jullie, als jullie oude en ware vriend, dat jullie nu dichter bij het rijk Gods staan dan jullie vermoeden!'
Hoofdstuk 6: Lazarus vertelt zijn ervaringen met de Heer - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[1] De tweede, goede spreker zei: 'Ja, vriend Lazarus, daar kan ik je beslist geen ongelijk in geven; want in jouw plaats zou ik ook doen, wat jij doet! Maar die dingen kan ik beter geheim houden, evenals iedere andere betere overtuiging, omdat ik in mijn positie niet openlijk tegen de slechte stroom van de wereld in kan zwemmen. Jij bent echter een zeer rijke en door je Romeinse burgerrecht geheel vrije man en kunt net zoveel goeds doen als je maar wilt. Niemand kan jou dwarsbomen! Hoe wij tempeldienaren er echter voorstaan, dat weet je wel! Daarom kunnen wij alleen in stilte de waarheid toegedaan zijn: in het openbaar zijn wij echter genoodzaakt leugens te vertellen. Dat het nu in deze leugenachtige tijd zo is gesteld met ons, die nog uit de oudere en beter tijd stammen en de waarheid voor ons zelf wel begrijpen, dat weet jij net zo goed als wij .
Hoofdstuk 7: Lazarus kapittelt de laksheid van de Farizeeën - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[6] Ik zeg jullie nu: wie de vergankelijkheid van deze wereld en haar nietszeggende slechte ambten met hun beklagenswaardige aanzien nu nog meer kan waarderen en liefhebben dan de Heer, die nu lichamelijk onder de mensen verblijft en wij, Zijn hemeldienaren, met Hem, die is met al zijn wereldse verstand een grote dwaas en is de Heer niet waard, en Zijn hulp zal hem niet ten deel vallen. Wie de Heer herkend heeft en Hem niet zoekt, die zal ook door de Heer niet gezocht worden met Zijn genade!'
Hoofdstuk 10: Rafaël maakt zich bekend - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[2] Maar dezen, die nu gewonnen zijn moeten niettemin bij de tempel blijven, evenals onze Nikodemus en Jozef van Arimatea. Want als zij de tempel helemaal zouden verlaten, zouden de anderen vol bitter misnoegen zo beginnen te razen en te tieren, dat de Romeinen nog voortijdig naar de wapens moeten grijpen en volk en land te gronde zouden richten. Als deze oudsten echter blijven, dan kunnen ze ten gunste van ons nog veel verhinderen en matigend inwerken op de grimmigheid van de anderen. Maar toch is het goed dat ze morgen onder een slim voorwendsel naar Bethanië komen en dat ook hun aanzienlijke aardse schatten in de kluis van Lazarus gaan; want daardoor zijn de tien mannen niet meer aan de tempel gebonden en zijn vrij om te gaan wanneer ze willen en zo lang weg te blijven als ze willen, terwijl zij toch leden van de tempel blijven en hun plaatsen niet door slechte huichelaars bezet worden.
Hoofdstuk 11: De Heer prijst Lazarus - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[14] De magiër zei: 'Heer en Meester, wanneer zulke mensen, die meestal heidenen zijn, er niets aan kunnen doen dat ze nooit iets van een ware God hebben gehoord en er daarom ook niet in konden geloven, dan is een zeer afschrikwekkend voortbestaan van hun ziel aan gene zijde toch een te zware straf! Ja, mensen zoals wij nu, die God hebben leren kennen en in Hem moeten geloven omdat Hij zichtbaar voor hen bestaat en hun Zelf de wegen van het leven leert -wanneer zij desondanks afvallig zouden worden en het kwade zouden doen, zouden ze wel zo'n afschuwelijk lot aan gene zijde, zoals dat nu door U beschreven is, verdienen; maar mensen, die het niet kunnen helpen dat ze bijna meer dier dan mens waren op de wereld, zou ik als ontoerekeningsvatbaar willen beschouwen, en een straf aan gene zijde voor hun hier bedreven slechte daden lijkt me niet in overeenstemming te zijn met de goddelijke orde en de aan de liefde van God ontspringende gerechtigheid. Want wanneer iemand op deze aarde geen God en derhalve ook Zijn wil niet kent en geen andere wet heeft dan alleen maar wat zijn natuur en zijn hartstochten hem voorschrijven, kan hij ten opzichte van Gods wil, die hij niet kent, ook geen zonde begaan en daarvoor gestraft worden. Heer en Meester, kijk, ook dat is nog een duistere hoek in mijn ziel, die U misschien nog allergenadigst een beetje meer zou willen verlichten!'
Hoofdstuk 16: Over het incameren van bewoners van de sterren (26.10.1860) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[6] De liefde echter, hetzij van goede of van slechte aard, is het eigenlijke leven van de ziel van iedere mens, engel en duivel; als we aan de ziel de liefde ontnemen, dan ontnemen we haar tevens het leven en het bestaan. Dat kan in Gods zuivere orde echter nooit voorkomen; want als ook maar het kleinste atoom in de schepping vernietigd zou kunnen worden en het bestaan geheel en al voor eeuwig verliezen, dan zou God Zelf daardoor een atoom van Zijn bestaan verliezen, wat echter onmogelijk is.
Hoofdstuk 17: De behandeling van de mensen aan deze en aan gene zijde - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[5] Bedenk nu echter ook nog het volgende: wanneer de mens tegen de wil van God kwaad doet, is die daad niet een werk van God, maar geheel en al een daad van de mens zelf; want in dat geval heeft de mens zijn eigen wil niet ondergeschikt gemaakt aan Gods wil, die hij kent, maar deze enkel voortdurend tegengewerkt, en van hem kan met recht gezegd worden dat zijn slechte daden volledig zijn eigen daden zijn. Maar juist daardoor heeft de mens, door het grove misbruik van zijn vrije wil, zichzelf gericht en zichzelf daardoor in zijn blindheid ongelukkig gemaakt.
Hoofdstuk 19: De machteloosheid van de mens - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[5] Wat jullie uiterlijke staatswetten echter betreft: die moeten bestaan voor het vlees van de mensen; want zolang de mens niet volledig in de Geest is wedergeboren, zijn uiterlijke staatswetten voor hem noodzakelijk omdat ze hem oefenen in deemoed en geduld, die voor het bereiken van de volledige wedergeboorte uiterst noodzakelijk zijn; anderzijds houden zij de duistere en slechte mens ervan af om zijn medemens in sterke mate kwaad te berokkenen, omdat deze wetten door scherp getrokken grenzen ieder het zijne toewijzen en degene die moedwillig in strijd daarmee handelt, tuchtigen.
Hoofdstuk 22: Het verloop van de geestelijke ontwikkeling (31.10.1860) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[11] Op een zeker moment zal Ik echter, wanneer de ellende te groot wordt, de aarde weten te reinigen van het oude vuil! Ik heb jullie al laten zIen wat voor de ziel lichamelijk en moreel de kwade gevolgen van de zonde zijn: het lichaam zal vervallen in allerlei vreselijke ziekten en de ziel in allerlei twijfels, door ongeloof of verkeerd geloof en de daaruit voortvloeiende domme en slechte handelingen.
Hoofdstuk 23: Hoe men een einde kan maken aan het heidense priesterdom - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
...  14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37 - 38 - 39  ...