Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

3666 resultaten - Pagina 26 van 245

...  14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37 - 38 - 39  ...
[11] IK merkte hun angstige gedachten maar al te gauw en zei tegen hen: "O, wat zijn jullie nog steeds kleingelovig! Wat maken jullie je er toch druk over datje geen brood hebt meegenomen?! (Matth. 16:8) Dringt het dan nog niet tot jullie door? Denken jullie niet meer aan de vijf broden voor de vijfduizend vóór de overtocht naar Genezareth, en hoeveel korven daarbij overbleven?! (Matth. 16:9) En soms ook niet meer aan de zeven broden van gisteren voor de vierduizend, de vrouwen en kinderen niet meegerekend, en hoeveel korven jullie daar overhielden?! (Matth. 16:10) Waarom begrijpen jullie toch niet dat Ik niet het brood dat jullie niet meegenomen hebben bedoel, als Ik tegen jullie zeg: 'Pas op voor het zuurdeeg van de Farizeeën en Sadduceeën!' (Matth. 16:11). Maar dat Ik de valse leer bedoel, die deze mensen met allerlei zoetsappige, vroom lijkende en vriendelijke gebaren, trouwhartige verklaringen en beloften tussen het volk strooien, waarbij zij heimelijk in hun vuistje lachen als zij een behoorlijk net vol arme domme zieltjes gevangen hebben.
Hoofdstuk 174: Het zuurdeeg der Sadduceeën. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[12] Wie prediken er nog feller over de onsterfelijkheid van de menselijke ziel dan juist de Sadduceeën, en wie predikt zoals zij, over een eeuwig Eden en een eeuwige vuurkwelling in de hel, - en persoonlijk geloven zij van dat alles geen jota en zij zijn tevens de grootste godloochenaars! Begrijpen jullie nu wat Ik met 'zuurdeeg' bedoeld heb?" - Toen begrepen de leerlingen dat Ik niet gezegd had dat zij op moesten passen voor het broodzuurdeeg, maar voor de kwade leer van de Farizeeën en Sadduceeën. (Matth. 16:12) -Die nacht bleven wij in het schip, dat ons voor de ergste honger voorzien had van brood en wat vissen.
Hoofdstuk 174: Het zuurdeeg der Sadduceeën. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[4] IK zeg: "Beste vriend, sta op en maak dat ook wij een avondmaal krijgen bestaande uit brood, vissen en wat wijn. Zorg daarna voor een redelijke slaapplaats en dan heb je alles gedaan wat Ik van je verlang!"
Hoofdstuk 175: Valse en ware profeten. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[5] Dan staat de arme HEER DES HUIZES op en zegt met een wat treurig gezicht: "Goede meester, wat ik heb, geef ik omdat mijn hut zo'n grote eer en genade te beurt is gevallen. Want ik weet dat u een zoon van David en bovendien een groot profeet bent. Brood en vis heb ik nog wel in voorraad voor vandaag en morgen, maar met de wijn ziet het er wat slechter uit, niet alleen bij mij, maar in deze hele streek. Ook in de niet ver van hier gelegen stad Caesarea Philippi staat het er met de wijn erbarmelijk voor. Wat frambozen en bramensap heb ik wel, maar dat is al wat oud en daarom zuur, wij drinken het alleen met water en wat honing tegen de dorst.
Hoofdstuk 175: Valse en ware profeten. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[6] Ook heb ik een paar kannen vol dikke geitenmelk; als u daarvan iets zou lusten, dan breng ik er meteen een paar hier. Samen met brood is dat echt goed eten!"
Hoofdstuk 175: Valse en ware profeten. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[20] Terwijl de arme man van de hut nog zo nadenkend praat, komt zijn VROUW aangestormd en zegt haast helemaal buiten adem van verrukking: "Kom, kom en kijk naar wat er in onze hut gebeurd is! Onze voorraadkamer is helemaal gevuld met allerlei goede spijzen en het beste brood! Dat kan niemand anders gedaan hebben dan dezelfde meester, die een uur geleden naar onze hut kwam en onderdak en een avondmaal vroeg!"
Hoofdstuk 175: Valse en ware profeten. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[22] Zo kwam de man met de gevulde kruiken, en zijn vrouwen zijn kinderen met brood, vissen en nog andere eetbare zaken. En terwijl hij diep voor Mij boog zei de MAN met een heel deemoedig klinkende stem: "0 heer en meester! Wie bent u, om zulke dingen alleen door uw wil te kunnen? Ik beef van grote eerbied voor u! Een mens zoals wij kunt u niet zijn, maar wie en wat bent u dan wel, zodat wij u waardig zouden kunnen eren?"
Hoofdstuk 175: Valse en ware profeten. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[21] De MAN zegt: "Dat is wel boven alle twijfel verheven! Maar hoe? Wie kan ons dat uitleggen? Wat is hij? Wie is hij? Als wij zeggen: 'Hij is een profeet!', dan zeggen wij duidelijk te weinig. Zeggen wij: 'Hij is een engel!', dan hebben we daarmee niet veel méér gezegd. Zeggen we echter: 'Hij is een God!', dan konden we misschien toch te veel zeggen, want een God is immers alleen maar Geest. Hij heeft echter vlees, bloed en botten, en daarom is het misschien nog de vraag of hij tenslotte toch niet zoiets als een Griekse Zeus of Apollo zou zijn. Maar nu moeten we in alle deemoed, liefde en dankbaarheid de wijn naar buiten brengen, en brood en vissen en wat we maar voor eetbaars hebben; want deze weldaad is met geen goud te betalen!"
Hoofdstuk 175: Valse en ware profeten. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[1] Dan eten wij het avondbrood en de familie van de MAN van de hut maakt voor ons een zo goed mogelijke slaapplaats gereed. In huis zegt hij echter tegen zijn vrouwen kinderen: "Luister! Dit moet zonder meer de beloofde Messias zijn! Hij is dus Jehova Zelf in levende persoon, de eeuwige oerzon van de geestenwereld, waaraan alle met Gods licht vervulde profeten als lichte ochtendwolkjes zijn vooraf gegaan! Ja, ja, nu weet ik wel waar ik aan toe ben, maar wat nu?! Ik durf haast geen woord meer met Hem te spreken! Hij, de eeuwige Allerheiligste, die nu, onzichtbaar voor ons, gediend wordt door talloze scharen engelen, die ieder ogenblik nieuwe bevelen van Hem ontvangen en met de snelheid der gedachte overbrengen naar de sterren en alle einden der wereld! En Die verblijft nu in onze armoedige hut, Hij aan Wie al de eeuwige hemelen en hun paradijzen ten dienste staan!
Hoofdstuk 176: Het getuigenis van de leerlingen over Christus. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[7] THOMAS zegt: "Zeg jij maar wat, als je zo wijs bent! Ik houd hem voor dat, waarvoor hij zich zelf al die tijd heeft uitgegeven! Hij zegt van zichzelf nooit iets anders dan: 'Ik ben een Zoon des mensen, en God is Mijn Vader net als van jullie allen!' Als hij zichzelf zo beoordeelt, wat voor andere beoordeling kunnen wij hem dan waarachtig en waarheidsgetrouw uit ons zelf geven? Hij doet werkelijk dingen, die sinds Mozes en de andere profeten nog nooit een mens gedaan heeft. Maar als wij alles op de keper beschouwen dan zullen wij ontdekken dat het evenwel de geest van God is, die door een uitgekozen reine mens dat allemaal doet! Maar voor de geest van God zal het niets uitmaken of hij door een gekozen mens bergen verzet of vernietigd, of dat hij het een of andere kleinere wonder door het woord van de profeet laat gebeuren!"
Hoofdstuk 176: Het getuigenis van de leerlingen over Christus. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[5] Toen wij buiten kwamen zei SIMON Juda: "Heer, ik heb weliswaar een aardig tijdje geslapen, maar het verhaal van onze gastheer Marcus gaat mij niet uit mijn gedachten. Nee, dat is ongehoord! Zoiets is nog nooit vertoond! Waarlijk, soms kan zelfs ik Uw geduld en lankmoedigheid niet begrijpen! Als ik bedenk dat U zo vaak tegenover ons, die toch zo verknocht aan U zijn als de haren aan ons lichaam, zo kort aangebonden bent. Voordat men er erg in heeft straft U een van ons met een woord of een blik, zodat iemand het later niet licht weer waagt U iets hardop te vragen. Maar zulke gruweldaden kunt U heel rustig enige honderden jaren aanzien, en ze storen U niet! Waar één van ons totaal uit zijn vel zou kunnen springen, kunt U heel geduldig toezien, maar waar óns oog en hart weinig of niets ziet of vindt, dáár bent U er helemaal bij, en doet U of het heil van de gehele schepping er van afhangt!
Hoofdstuk 179: Opwinding over het verhaal van Marcus. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[9] Terwijl de beide zonen de eerste vracht naar de stad brachten, hadden wij een stuk of twintig zeer goed toebereide vissen als morgenmaal gegeten, met daarbij brood en wijn. Ondertussen hadden wij over veel gesproken, waarbij het voornaamste onderwerp steeds de dienaren van de tempel bleven. De oudste dochter van Marcus, een meisje van negentien jaar, liet ons een oude pot zien, die voor de helft gevuld was met tempelmest. Zij vroeg of deze mest wel, zoals de opdringerige verkoper gezegd had, de velden en tuinen op de beschreven ongelofelijke wijze vruchtbaar maakte.
Hoofdstuk 180: De gezegende visvangst. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[24] Na deze krachtige toespraak van onze Marcus zeggen de Farizeeën geen woord meer en gaan met de vissen naar huis.
Hoofdstuk 181: Marcus en de Farizeesche tiendenjagers. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[1] Toen wij na een paar tellen beneden kwamen, stond het middagmaal al klaar en wij gingen buiten aan de grote tafel zitten, die gereed stond in de dichte schaduw van een kastanje. Goed klaargemaakte vissen, brood en wijn en lekkere verse vijgen werden in ruime mate geserveerd, zodat wij, bij elkaar zo'n dertig man, meer dan genoeg te eten hadden. De maaltijd ging heel gezellig voorbij en Marcus, de spraakzame oude rechtschapen krijgsman vertelde ons, op een hem aangeboren smeuïge manier van vertellen, veel van zijn belevenissen. Mijn leerlingen waren daardoor in de gelegenheid om de wereld ontdaan van alle franje voor zich te zien, en daar voor zichzelf veel uit te halen ten voordele van de mensheid die later aan hun leiding toevertrouwd zou worden.
Hoofdstuk 183: Cyrenius wordt aangekondigd. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[3] Zolang wij geen goden zijn, moeten wij in het zweet des aanschijns ons brood verdienen, - de een op deze en de andere op die wijze, een ieder heeft genoeg te doen en mag de handen niet in de schoot leggen. Maar wie zoals jij al voldoende gewerkt heeft, die kan op zijn oude dag het zich wel wat gemakkelijker maken. Ga dus en neem de kleine gave in ontvangst, en de Heer zegene je daarmee!"
Hoofdstuk 186: Het geschenk van Cyrenius aan Marcus. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
...  14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37 - 38 - 39  ...