Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

3718 resultaten - Pagina 26 van 248

...  14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37 - 38 - 39  ...
[2] HEBRAM ging daarop naar overste Stahar en zei: "Kijk, wij zijn hier met dertig man, net als u door de tempel het land ingestuurd om heidenen voor de tempel te werven; een moeilijke zaak! In ontwikkeling zijn de heidenen de huidige tempeljoden echter overal tweehonderd jaar vóór. Moeten wij dan de zienden blind maken en ze in de macht brengen van het vervloekte water van de tempel!? Dat gaat niet en iets anders gaat ook niet! Dat zei ons ons verstandige hart en daarom zijn wij allen Romeinen geworden, en ons getuigenis tégen de tempel zal voor veel mensen erg verhelderend werken. Maar wij kregen hier nog een groot, heilig getuigenis, dat een stralender licht geeft dan duizend zonnen tegelijk. Het is een eeuwig licht, dat reeds vóór de schepping van alle werelden heeft geschenen voor alle engelen, die levende vlammen waren uit de eeuwige vlam in God die liefde heet.
Hoofdstuk 155: De overste en Hebram. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[30] FAUSTUS zegt dan vragend tegen Mij: "Maar daar staan zowaar koningstenten!? De oude man is helemaal als koning gekleed, - evenals de jonge man, die zich nu met de jonge vrouw onderhoudt! Behoren die óók bij de vangst voor de hemel van liefde en licht?"
Hoofdstuk 166: Weerzien en kennismaking. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[15] JARAH zegt: "Ja Heer, U mijn enige liefde! Nu begrijp ik het wel! Maar men móet U wel begrijpen, want U stelt alles net zo zuiver in het licht als de zon die op de middag van een wolkeloze dag de aarde beschijnt!"
Hoofdstuk 171: Het geestelijk opnieuw geboren worden. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[16] JARAH zegt: "Zo gaat het nu met een arm meisje; als zij óók iets weet, durft niemand met haar te praten! Daarom zou het voor haar haast beter zijn wat minder te weten, om niet lastig te worden voor de wijzere vrienden! Maar wat kan ik nu doen?! Minder gaan weten dan ik weet is onmogelijk, want ik kan het licht van mijn hart niet zwakker maken dan het is. Dit licht geeft mij in steeds overvloediger mate de liefde tot de Heer, de heiligs te Vader der vaderen van alle aardse vaders! Ja, als het mij mogelijk zou zijn mijn enige en uitsluitende liefde ooit ook maar iets te doen afnemen, dan zou ik ook zeker meteen dommer worden, maar zoiets is mij onmogelijk! En wat ik daarom door dit licht weet, is niet mijn, maar des Heren kennis in mijn hart en niemand hoeft er daarom voor terug te schrikken; zoals ook ik niemand behoef te vrezen! Daarom moet u, nobele vriend Cornelius en u, edele Mathaël, ook met mij kunnen spreken! "
Hoofdstuk 172: Cornelius en Jarah's wijsheid. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[2] Na een poosje valt hem eindelijk iets in en hij zegt dan tot Jarah: "Ja, nu heb ik toch iets gevonden. Ik wilde van je weten, wat de zon nu eigenlijk is en uit welke elementen zij bestaat, omdat zij zo'n zeer sterk licht en zo'n.nauwelijks te geloven hitte op de aardbodem verspreidt! Lieve Jarah, als je mij daarover Iets kunt vertellen, zal ik je, als je het wilt aanvaarden, koninklijk belonen!"
Hoofdstuk 173: Vraag en beloning. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[10] Toen concentreerde JARAH zich eens goed en zei: " U wilt dus nu van mij weten, wat de zon is en uit welke elementen zij bestaat, omdat zij in staat is zo'n onvoorstelbaar sterk licht en zo'n geweldige warmte, en hitte op de aardbodem te verspreiden?
Hoofdstuk 173: Vraag en beloning. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[1] Wel, de zon is ook, net als onze aarde, een bewoonbare en ook geheel bewoonde wereld. Alleen is zij duizendmaal duizend keer groter dan onze aarde die, zoals u ziet, toch ook niet klein is. Maar het licht dat van die grote wereld afkomstig is, ontstaat niet op de bewoonde zonneaarde, maar op een haar geheelomgevende luchtlaag met een spiegelgladde oppervlakte. Deze wekt in de eerste plaats, door wrijving met de haar aan alle kanten omgevende ether, voortdurend een onvoorstelbare hoeveelheid onnoemelijk krachtige lichtenergie op en neemt in de tweede plaats, op haar enorme, bolle oppervlak het licht van aeonen zonnen op en zendt dat weer naar alle zijden uit.
Hoofdstuk 174: De natuurlijke zon. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[2] Door die straling van onze zon wordt deze aarde, net als nog veel andere aarden, die wij planeten noemen, verlicht en verwarmd. De warmte komt echter niet tegelijk met het licht van de zon op deze aarde aan, maar wordt pas ter plaatse door het licht opgewekt.
Hoofdstuk 174: De natuurlijke zon. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[3] Het licht komt wel van ver, maar de warmte wordt pas hier opgewekt. Deze ontstaat doordat bepaalde natuurgeesten in de lucht, in het water en in de aarde door het licht geactiveerd worden. Deze activiteit veroorzaakt datgene wat wij als warmte, en bij nog grotere activiteit van de eerder genoemde geesten, als hitte waarnemen en ook zo noemen. Net zoals het licht oneindig versterkt kan worden, zo kan ook de warmte en de hitte groter worden.
Hoofdstuk 174: De natuurlijke zon. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[4] 'Maar', zult u vragen, 'wie kan dan op de zon zelf bestaan? Want omdat daar het licht het sterkst moet zijn, zal de hitte daar ook niet mankeren!' Maar, dat is niet zo. Naar het inwendige van het eigenlijke zonnehemellichaam dringt nauwelijks het duizendmaal duizendste deel van de gehele lichtsterkte der zon door en daarom is het oppervlak van de zon niet veellichter en warmer dan hier op onze aarde en de schepselen van God kunnen daar daarom evengoed bestaan en leven als op onze aarde. Nacht wordt het daar echter niet, omdat alles op de zon zich in haar eigen blijvende licht bevindt.
Hoofdstuk 174: De natuurlijke zon. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[5] Geeft daarom, vrienden en broeders, de blinden eerst een juist levenslicht in het hart en laat pas door dat licht het verstand van de ziel verlichten, dan zal alle kennis een ware tegen voor de mens worden!
Hoofdstuk 175: In de geest van ieder mens sluimeren talloze wonderen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[7] De kennis geeft iemand wel enige hulp in dit tijdelijke leven, maar brengt hem voor het opwekken van zijn geest zeer veel schade toe. Zodra de kennis echter in de loop van de tijd zonder meer uit het licht van de geest ontstaat, bevat zij ook alle levenswarmte en is dan net zo levend als het licht van de zon, dat niet alleen licht geeft als geen ander licht, maar ook leven geeft, omdat haar licht de levenswarmte bevat en die, waar het licht terechtkomt, ook meedeelt en de reeds aanwezige levenswarmte nog meer leven geeft en tot leven wekt.
Hoofdstuk 175: In de geest van ieder mens sluimeren talloze wonderen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[13] IK zeg: "Dat zou Ik wel kunnen, -maar dan zou dat sterkere licht niet jóuw, maar alleen Mijn werk zijn en dus iets oneigenlijks in jou. Dan zou je niet meer behoeven te zoeken, te vragen en nergens meer behoeven aan te kloppen.
Hoofdstuk 177: Het belang van de vrijheid van de menselijke wil. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[17] De dienaar denkt vaak: 'Ik heb een goede heer en hij verlangt niets van mij dat ik onbillijk zou kunnen noemen en ik wordt zeer gewaardeerd en goed behandeld. Maar indien ik me eens wat te buiten zou gaan, zou hij toch tegen mij kunnen zeggen: 'Mijn knecht, ik beschouwde je als mijn eigen zoon en verlangde daarom slechts licht en billijk werk van je. Maar je overschatte jezelf en begon als heer op te treden, daarom kan ik je niet meer als dienaar gebruiken. Verlaat daarom mijn huis!' Dan zou ik moeten gaan en een bedelaar zijn, maar mijn héér bleef heer van zijn vele bezittingen.'
Hoofdstuk 177: Het belang van de vrijheid van de menselijke wil. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[19] Zolang Ik, als de Heer van al het leven en al het licht, jullie voortdurend leven en licht moet blijven inblazen, zijn jullie slechts Mijn knechten en dienaars, want deze gave van leven en licht is geheel afhankelijk van Mijn wil. Waar zouden jullie onder deze omstandigheden dan licht en leven vandaan willen halen?! Moet niet reeds de gedachte aan de mogelijkheid die het nu gezegde inhoudt, je erg bang maken?!
Hoofdstuk 177: Het belang van de vrijheid van de menselijke wil. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
...  14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37 - 38 - 39  ...