Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

3023 resultaten - Pagina 26 van 202

...  14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37 - 38 - 39  ...
[13] Als je in het voorjaar nog heel groen, onrijp en steenhard fruit ziet hangen, zou je al graag meteen een beetje almacht willen hebben. Dan zou je kunnen zeggen: 'Fiat!' (Het geschiede), en alle vijgen, appels, peren, pruimen en druiven moeten dan ogenblikkelijk rijp zijn! Maar de. almachtige Schepper heeft het heel anders geregeld, hetgeen de dagelijkse en jaarlijkse ervaring Iaat zien. Moeten we daarbij dan soms ook vragen: 'De Almachtige kent toch de behoeften van de mensen, waarom wacht Hij dan zo lang met het rijpen der vruchten?' .
Hoofdstuk 162: De wegen van de goddelijke leiding. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[16] Weetje, ik heb wat dat betreft de wil van de Heer vrij goed onderkend en ik begrijp niet, dat jou dat zo helemaal is ontgaan! Ik heb ook niet begrepen dat je de Heer dorst te vragen naar ons wereldse onderkomen! Is het dan niet voldoende dat Hij zei, dat wij die bepaalde dingen moesten doen?! Het is toch van oudsher bekend dat degene die mij werk opdraagt, mij ook zal onderhouden! Als zelfzuchtige mensen dat al doen, hoeveel te meer zal de Heer van hemel en aarde dat doen, zonder dat wij Hem daarom hoeven te vragen!
Hoofdstuk 162: De wegen van de goddelijke leiding. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[19] Ouran had na deze terechtwijzing niets meer te vragen, boog diep en vroeg niet verder.
Hoofdstuk 164: Koningen en dienaars. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[2] MATHAËL zegt: "Ik echter wel! Hoe zou ik het in mijn hoofd durven halen om de allerhoogste, almachtige Heer te vragen, welke 'hoge' gasten ergens vandaan zouden komen?! Wat zijn wij mensen en Wie is Hij?! Hij verbeeldt Zich tegenover ons helemaal niets, is vol liefde en deemoed en dan zouden wij tegen Hem over 'hoge' gasten gaan praten?! Dat, overigens zeer geliefde schoonvader, zat er wel wat erg ver naast en de Heer kon u op die vraag onmogelijk een ander antwoord geven. Als u het mij gevraagd zou hebben, weet ik echt niet, of mijn antwoord daarop niet nog iets ongenuanceerder en harder uitgevallen zou zijn! Maar de Heer, die de zachtmoedigste is, laakt onbewogen een fout slechts daarom, om ons te laten erkennen dat wij fout waren. Ga naar Hem toe en beken het, dan zult u meteen iets anders van Hem horen!"
Hoofdstuk 165: De gevaren van de hoogmoed. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[19] IK zeg: "Broeder, hoe kun je dat nu aan Mij vragen?! Je houdt van Mij boven alles en Ik houd net zoveel van .Jou, -wat wil Je dan nog meer? Herinner je je dan niet meer dat Ik in vertrouwen tegen je heb gezegd, dat wij in eeuwigheid vrienden en broeders blijven?! En zie, dat wat Ik zeg, geldt wat Mij betreft voor eeuwig. Als jij ook blijft die je bent, zal het wat jou betreft ook voor eeuwig gelden en daarbij moet het blijven! -Ben je daarmee niet tevreden?"
Hoofdstuk 166: Weerzien en kennismaking. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[13] Zo was het ook bij de Germanen. En de betreffende Germaan bevond zich juist in een helderziende extase op zijn eik, waarvan de uitwaseming, samen met de angst voor jullie lansen en speren, hem hielp in extase te komen, -en hij deed jullie een voorspelling. Toen hij na de voorspelling weer ontwaakte, wist hij niets meer van wat hij tegen jullie had gezegd en kon daarom op jullie verdere vragen geen antwoord geven.
Hoofdstuk 167: De voorspellingen over de menswording van de Heer. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[1] Cornelius vond de wijsheid van het meisje echter onbegrijpelijk groot. Ook Faustus en Philopold waren erg verbaasd en Cornelius vroeg Mij of hij nu aan tafel met het meisje over een aantal dingen mocht spreken. En Ik stond hem dat toe. En dat verheugde zowel Cornelius als het meisje en ook allen aan tafel en Ik raadde hem aan, wijze vragen te stellen.
Hoofdstuk 172: Cornelius en Jarah's wijsheid. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[2] Maar Cornelius begint, nu hij het meisje een vraag zal stellen, diep na te denken over wat hij nu eigenlijk zal gaan vragen. Omdat Ik gezegd had, het meisje alleen wijze vragen te stellen, dacht Cornelius, dat het niet zo maar een doelloos tafelgesprek mocht zijn, maar een gesprek met een goede inhoud en daarom zocht hij naar iets, dat geschikt zou zijn voor een gezelschap dat steeds in de gelegenheid was het hoogste te horen.
Hoofdstuk 172: Cornelius en Jarah's wijsheid. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[6] CORNELIUS zegt: "Daar ben ik het wel mee eens, maar ook daar hapert het! Want iets al te alledaags kan ik toch niet vragen en van de betere zaken zou ik niet iets weten, dat hier al niet heel vaak aan de orde is geweest!"
Hoofdstuk 172: Cornelius en Jarah's wijsheid. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[7] Het MEISJE, dat de verlegenheid van Cornelius wel merkte, zei: "O geëerde, beste vriend. Als u geen vraag voor mij weet, sta mij dan toe dat ik u een vraag stel, want vragen heb ik genoeg, -iedere vraag roept meteen tien andere op!"
Hoofdstuk 172: Cornelius en Jarah's wijsheid. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[9] Het MEISJE antwoordt: "Nu, wat dan?! Dan beantwoord ik mijn vraag zelf en dan beoordeelt u de vraag én het antwoord, en dan kunt u mij vertellen of ik mij niet ergens heb vergist! Heus, het is voor mij hier ook helemaal geen kleinigheid, vragen te stellen en te beantwoorden, maar de Heer, die mijn enige, eeuwige liefde is, stoort mij daarbij niet in 't minst, omdat een vergelijking tussen Zijn oneindige en onze zeer beperkte wijsheid helemaal geen zin heeft.
Hoofdstuk 172: Cornelius en Jarah's wijsheid. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[14] JARAH zegt: "Die vicekoning daar, die nu samen met de oude Ouran over de gehele Pontus zal heersen! Hij heet Mathaël. Die zou mij het vuur nog wel eens na aan de schenen kunnen leggen! Ik geloof dat ik op honderd vragen van hem, niet één verstandig antwoord zou kunnen geven!"
Hoofdstuk 172: Cornelius en Jarah's wijsheid. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[17] CORNELIUS zegt: "Jawel, jawel! Maar, liefste Jarah, weet je, het is juist dáárom wat moeilijk, omdat, zoals ik al heel duidelijk begin te voelen, je hart werkelijk te veel zuivere wijsheid bevat. O, verder ben je uitermate aanvallig en lief en men zou dagenlang naar je kunnen luisteren, maar vragen aan je stellen of vragen van je krijgen, is toch wel Iets geheel anders. Het vragen gaat snel genoeg, maar daarna komt het antwoord en dat ziet er bij mij nog maar povertjes uit!
Hoofdstuk 172: Cornelius en Jarah's wijsheid. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[4] 'Maar', zult u vragen, 'wie kan dan op de zon zelf bestaan? Want omdat daar het licht het sterkst moet zijn, zal de hitte daar ook niet mankeren!' Maar, dat is niet zo. Naar het inwendige van het eigenlijke zonnehemellichaam dringt nauwelijks het duizendmaal duizendste deel van de gehele lichtsterkte der zon door en daarom is het oppervlak van de zon niet veellichter en warmer dan hier op onze aarde en de schepselen van God kunnen daar daarom evengoed bestaan en leven als op onze aarde. Nacht wordt het daar echter niet, omdat alles op de zon zich in haar eigen blijvende licht bevindt.
Hoofdstuk 174: De natuurlijke zon. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[13] IK zeg: "Dat zou Ik wel kunnen, -maar dan zou dat sterkere licht niet jóuw, maar alleen Mijn werk zijn en dus iets oneigenlijks in jou. Dan zou je niet meer behoeven te zoeken, te vragen en nergens meer behoeven aan te kloppen.
Hoofdstuk 177: Het belang van de vrijheid van de menselijke wil. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
...  14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37 - 38 - 39  ...