Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

17481 resultaten - Pagina 27 van 1166

...  15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37 - 38 - 39 - 40  ...
[9] Ik vermeld hier het karakter van deze leerling om begrijpelijker te maken waarom Ik hem dit keer een duivel noemde; want ongemerkt was hij degene die het meeste bezwaar had tegen de toespraak die Ik in de school hield en waaraan zich zo velen ergerden, zodat zij zich van Mij afkeerden; want bij zichzelf had hij al allerlei besluiten genomen waarin zij een rol speelden en daarom ergerde hij zich ook heimelijk het meest. ja, hij merkte zelfs zachtjes tegen Nathanaël op dat Ik Mij in het huis van Petrus heel scherp uitgelaten had over het kwaad van de ergernis, maar nu Zelf zo velen groen van ergernis liet worden, en hoe dat nu samen kon gaan met Mijn leer.
Hoofdstuk 47: Judas Iskariot (Ev.Joh. 6,71) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[6] Iets dergelijks deed ik ook toen U heel concreet over Uw vlees en bloed begon te spreken, omdat zij mij vroegen hoe ik dát dan opvatte. Toen zei ik: 'Dat is nog duidelijker dan het voorgaande, en verklaart en bevestigt mijn eerdere mening! Is de aarde, menselijk gedacht, niet in zekere zin een echt lichaam van God, en alle bevruchtende wateren Zijn bloed?! Waar komt dan al het aardse voedende brood verder nog vandaan? En is in geestelijk opzicht Gods liefde voor ons onwaardige mensen soms niet een ware aardse bodem voor ons, die ons lichamelijk en geestelijk draagt, duldt en voedt, en is de gave van de rede en het verstand en nu Zijn leer daarbij soms niet het ware levende bloed van God, dat onze naar wijsheid dorstende zielen verkwikt, versterkt en waarachtig levend maakt?!'
Hoofdstuk 48: In de herberg van de waard van Kapérnaum - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[3] IK zei: 'Ik zal vanaf nu tot aan het loofhuttenfeest in Galilea blijven en zelfs dan is het nog maar zeer de vraag of Ik naar het feest in Jeruzalem zal gaan, en er is dus tijd in overvloed voor onze waard Matthias (Mai ofMoi Diaz = mijn werker, ook wel mijn knecht of dienaar) om ons overal heen te kunnen begeleiden, bij welke gelegenheid hij nog heel veel voor oog en oor en voor hart en ziel zal ervaren. Juist voor deze plaats zal hij dan een uitstekende en ijverige verbreider van Mijn leer worden; want ook deze mensen zijn Mij gegeven om hen op te wekken tot het leven en niet tot de dood.
Hoofdstuk 49: Het geduld van de Heer met Judas Iskariot - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[5] En dus kan ook de afwezige met Mij meegaan als hij wil, net zoals Ik de Judeeërs vandaag niet weggestuurd heb; maar omdat zij uit zichzelf weggegaan zijn, heb Ik ze ook niet tegengehouden en gezegd dat ze moesten blijven. Ook heb Ik niet onbegrijpelijk voor hen gesproken met de bedoeling dat ze weg zouden gaan, maar Ik sprak op die manier omdat Ik, door de Vader genoodzaakt, zo moest spreken. Zij ergerden zich daarover en gingen weg, en dat was hun en niet Mijn schuld, -en het was daarom ook goed dat zij gegaan zijn. Zij kunnen terugkomen en blijven, als zij willen; willen ze echter niet dan zal daardoor Mijn zending en Mijn leer niet minder waar zijn, evenals ook het licht en de warmte van de zon niet minder en zwakker wordt omdat een aantal dwazen zich niet door haar wil laten beschijnen en verwarmen. -Begrijpen jullie dat?'
Hoofdstuk 49: Het geduld van de Heer met Judas Iskariot - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[3] IK zei: 'Ik heb jullie deze leer echter ook niet gegeven om aan de joden te beschrijven! Als jullie iemand anders daarmee onderricht willen geven, dan kunnen jullie dat altijd doen; maar of hij het gelooft of niet is voorlopig onbelangrijk. Als de tijd gekomen is, zullen echter Mijn ware aanhangers toch al door Mijn geest die over hen uitgestort wordt in alle waarheid en wijsheid geleid worden.
Hoofdstuk 54: De opstanding van het lichaam - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[9] Ja, ze zullen ook daar lichamen hebben, maar niet deze aardse, grofstoffelijke, maar heel nieuwe, geestelijke, die zullen voortkomen uit hun aardse goede werken volgens Mijn leer die Ik nu aan jullie heb gegeven.
Hoofdstuk 54: De opstanding van het lichaam - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[11] Wie dus Mijn leer hoort, in Mij gelooft en daarnaar handelt, die zal Ik Zelf opwekken op zijn jongste dag, die meteen na het uittreden van zijn ziel uit dit lichaam volgt, en wel zo dat niemand merken zal hoe snel die verandering gaat, want de verandering zal ogenblikkelijk plaatsvinden.
Hoofdstuk 54: De opstanding van het lichaam - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[7] Ik zeg jullie ook dit: Als jullie eens als volleerde leerlingen in Mijn naam aan de mensen Mijn leer zullen gaan prediken, let dan op het volgende: Als men jullie ergens in een plaats of in een huis goed zal ontvangen, blijf daar dan en onderricht de mensen juist en goed, en doop hen vervolgens in Mijn naam met water zoals Johannes dat heeft gedaan, en Ik zal hen dan dopen met Mijn geest van boven!
Hoofdstuk 59: Het wezen van de wereldse mens - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[8] Als men jullie echter niet zal opnemen, of alleen maar op de wijze waarop je oude vriend nu jouw woorden heeft opgenomen, schud dan zelfs het stof van je voeten dat op zo'n plaats of in zo'n huis daaraan bleef kleven, opdat niets werelds van de mensen met je mee gaat! Want jullie weten dat Mijn Rijk niet van deze wereld is, maar dat het geschapen moet worden door het leren kennen en nakomen van Mijn woord in het innerlijk van de mens. Maar het scheppen van deze innerlijke levens en tevens hemelwereld blijft altijd een moeilijke zaak zolang aan de mens nog enige wereldse zin kleeft.
Hoofdstuk 59: Het wezen van de wereldse mens - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[17] Kijk, dat zijn nu de echte wereldse wroetende zwijnen, die je Mijn parels niet voor moet werpen; want zij maken zich om niets anders druk dan om de vraag of en hoeveel er met een zaak materieel te winnen is. Daarom heeft de rijke man je dan ook voorgehouden dat je je winstgevende werk hebt verlaten en Mij voor niemendal gevolgd bent.
Hoofdstuk 59: Het wezen van de wereldse mens - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[6] Omdat de aarde dus een dergelijke school is, wordt zij ook door Mij met zoveel geduld, consideratie en lankmoedigheid behandeld. Wie van jullie dat begrijpen kan, begrijpe het; maar laat hij het voor zich houden, omdat het niet iedereen gegeven moet worden alle geheimen van het Godsrijk te begrijpen. Mochten jullie echter toch iemand ontmoeten die daar mogelijkerwijs zeer geschikt voor is, dan kunnen jullie hem stukje bij beetje de verschillende geheimen openbaren, maar ook alleen maar voor hem zelf; want Ik wil dat een waar mens zich dat alles door eigen inspanning volgens Mijn leer moet verwerven.
Hoofdstuk 61: Over reïncarnatie. De aarde als school voor de kinderen Gods - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[3] Als het volkomen vrij en zelfstandig maken van een schepsel echter een zaak zou zijn die gemakkelijker tot stand te brengen was, dan zou het voor Mij, als Schepper van alle dingen en al het bestaande, echt niet nodig geweest zijn nu Zelf als mens op deze wereld te komen om de volmaaktst mogelijke, vrije vorming van de mens, door leer en daad te bewerkstelligen.
Hoofdstuk 63: De reden van de menswording van God - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[13] En omdat juist nu het moment, dat God reeds van eeuwigheid precies en duidelijk berekend heeft, gekomen is waarop alle schepselen bovengenoemde zelfstandige rijpheid bereikt hebben, wat vooral te zien is aan het feit dat de meesten van God bijna niets meer weten en volledig van God geïsoleerd zijn, daarom ben Ik als God dan ook hier om de mensen niet meer door Mijn almacht te leiden maar alleen door de leer, die Ik hun nu op zo'n wijze geef alsof Ik Zelf niets meer en niets anders ben dan zij zelf.
Hoofdstuk 63: De reden van de menswording van God - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[1] (DE HEER:) 'Maar Ik ontdek nu nog een heel speciale vraag bij Mijn nieuwe leerlingen, en die is:'Ja, als nu juist het vrijwel geheel ontbreken van geloof aan een ware God de eigenlijke basis moet zijn voor de rijpheid van de mensen ten opzichte van God, dan begrijpen wij niet waarom God ten tijde van Noach, toen het geloof in een waarachtige God bij de mensen ook totaal verdwenen was, niet naar hen is toegekomen zoals nu naar ons en hun op eigen grond en bodem een leer heeft gegeven waarmee ze in vrijheid het eeuwige leven konden verkrijgen! Waarom liet God toen liever de erge zondvloed komen om de mensheid die God vergeten had te verdelgen?'
Hoofdstuk 64: Het ongeloof als bewijs van rijpheid voor een nieuwe openbaring, Vergelijking van de mensen ten tijde van Noach en van Jezus. De geestelijke toestand van de mensen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[10] Heeft een ziel echter door haar eigen werkzaamheid volgens Mijn leer de genoemde levensrijpheid bereikt, dan is ieder verder bewijs daarvoor helemaal overbodig. Of heb je er soms een bewijs voor nodig datje nu op een natuurlijke wijze in je lichaam leeft? Beslist niet, en je zou iedereen uitlachen, die van plan zou zijn je te bewijzen datje nu in je lichaam leeft, je beweegt en naar alle kanten bezig kunt zijn. Zou echter het meest overtuigende bewijs dat je nog leeft je iets helpen als je in diepe slaap verzonken was en niet in staat zou zijn om iets waar te nemen?!
Hoofdstuk 67: De onsterfelijkheid van de menselijke ziel - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
...  15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37 - 38 - 39 - 40  ...