Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

9883 resultaten - Pagina 27 van 659

...  15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37 - 38 - 39 - 40  ...
[10] En verscheidene van hen zeggen: kijk daar in de richting van de morgen, niet al te ver hiervandaan liggen bergen; wie van ons weet niet dat bergen altijd goede bronnen hebben? Laten we daar dus recht op af gaan, dan zullen we zeker zuiverder levend water aantreffen dan deze oude, door het waterrad heen en weer gezwiepte levende soep. En kijk hoe daar een hele menigte zich vanaf het grote bassin heimelijk uit de voeten maakt en in de richting van de bergen trekt. Dit is al een gunstig teken. Desondanks willen wij toch nog bij ons waterbassin blijven en kijken wat zich daar nog allemaal afspeelt.
Hoofdstuk 15: Het bassin met het liggende schoepenrad. De profetische sfeer van Daniël - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[8] O jullie kleinmoedigen, waarom zijn jullie zo erbarmelijk en angstig aan het jammeren! Kijk maar eens naar de middag en jullie zullen zo dadelijk een andere scène te zien krijgen. Zien jullie hoe daar achter de wijde en machtig gloeiende slangenring reusachtige engelgeesten met machtige zwaarden gewapend staan te wachten op slechts één teken, één kleine wenk van Mij om de slang onschadelijk te maken? Kijk maar eens rond naar alle kanten en tel de richtende engelgeesten. Zijn het er geen twaalf? Ja, zo is het! Kijken jullie nu maar eens om je heen. De engelen hebben de wenk gekregen. En kijk, de slang ligt daar gedood en in stukken geslagen. Haar stukken zinken in de diepte van de gloeiende golven; de golven storten er van alle kanten donderend overheen. En kijk nu eens, waar zijn de golven, waar de zee?
Hoofdstuk 11: De sfeer van de zesde geest. De rots Petrus - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[7] Ik zou echter eerst eens aan iedereen die zoiets beweert, willen vragen: kun jij de sterren aan de hemel met je handen pakken en kun jij ze zien bij heldere zonneschijn? Kijk, je kunt noch het een noch het ander. Bestaan daarom de sterren niet, omdat jij noch het ene noch het andere kunt? Je zegt tegen Me: de sterren zie ik tenminste 's nachts en dan kan ik hun haan berekenen. Maar Ik zeg je: jouw getuigenis strekt jou, wat scherpzinnigheid betreft, niet tot grote eer, omdat je daardoor openlijk te kennen geeft dat je Mijn ordening alleen vanuit jouw nachtzijde berekent, terwijl de ordening van de dag jou vreemd blijft. En had je geen nacht dan zou je er op klaarlichte dag bijstaan als een blinde en zou je niet eens kunnen dromen over de ordening van Mijn dingen. Het is treurig als jullie je wijsheid, wat de orde van Mijn dingen betreft alleen maar aan de nacht, maar niet aan de dag te danken hebben. Kijk, dat blijkt ook heel duidelijk uit de dingen die jullie nu gezien hebben.
Hoofdstuk 12: De sfeer van de zevende geest. Raadselachtige beelden van geestelijke toestanden - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[17] Jullie zien daar naar de middag toe een buitengewoon groot vierkant gebouw dat op een bijzonder grote kubus lijkt en bijna twaalfduizend klafter lang is; breedte en hoogte zijn dus gelijk aan de lengte. Boven op de vier hoeken zien jullie vier reusachtige mensengestalten met aan hun voeten vier verschillende dieren. We zullen er meteen naartoe gaan en zien wat dit allemaal betekent. Jullie willen het, en daarom zijn we ook al, zoals jullie zien, op het glanzende oppervlak van deze grote kubus. Kijk eens, daar in het midden van dit glanzende vlak staat nog een kleinere, heel sterk stralende kubus, waarop een geheel ontzegeld boek ligt.
Hoofdstuk 16: De sfeer van de achtste geest. De wereldklok en de 'laatste tijd'. - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[9] Wie dit slechts als een beeld van lege fantasie zou willen beschouwen, moet maar eens een vluchtige blik op het doen en laten van de huidige wereld werpen en hij zal dit vastbinden en knopen leggen over en weer tussen landen, volkeren en kerkgenootschappen heel duidelijk herkennen. Ik wil jullie slechts opmerkzaam maken op allerlei onderhandelingen tussen staten onderling, die resulteren in verschillende overeenkomsten. Wie dit ook maar met een half oog bekijkt, zal de betekenis van het bovengenoemde kunst- en vliegwerk met touwen en banden heel duidelijk zien. Nu zal de een of ander Mij tegenwerpen en zeggen: als de zaken zo liggen, waarom zijn de weer ziende protesteerders het dan eens met dit aanbinden en verstevigen van de touwen? Jullie hebben het antwoord duidelijk voor ogen: omdat de schommel nu nog tamelijk hard gaat en zij zich ook in deze fatale schommel bevinden, zijn ze bijna even bang als de belanghebbende zelf, dat het touw voortijdig zal breken. Ze laten zich het vastknopen daarom welgevallen om niet door het voortijdig breken van het touw hard mee neer te vallen, dat wil zeggen samen met de degenen die belang hebben bij de schommel. Dat dus dit vastbinden en vastknopen een duidelijk teken is van de zwakheid van het hoofdtouw, is voor jullie nu wel erg voor de hand liggend. Zou een land of volk zich tegenover de anderen sterk genoeg achten, dan zou het uit hoofde van zijn welbewuste macht wel voorschriften gaan geven en zou het zeker geen gebruik maken van lapmiddelen. Daar het echter zijn innerlijke zwakheid wel kent, neemt het zijn toevlucht tot het achteraf verstevigen, maar ondanks dit alles zal het zwakke versleten touw het geen seconde langer houden, omdat het tengevolge van de sterke slijtage nog verborgen zwakheden in zich heeft.
Hoofdstuk 13: De schommel in haar overeenstemmende beeld. Ceremoniële godsdienstcultus en het wereldse leven - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[16] Wel, wat zien jullie daar? Maar jullie kunnen ook niet eens blijven kijken! Waarom zijn jullie dan zo plotseling van het raam weggesprongen? Ja kijk, dat brengt de vleselijke lust ook met zich mee. Op aarde hebben jullie een gezegde dat luidt: zij zijn zo gek op elkaar dat ze elkaar wel kunnen opeten! Daarom hoeven jullie ook niet zo ontdaan te zijn, als jullie gezien hebben hoe de bewoners van dit huis elkaars weggerotte lappen vlees, die vol maden en wormen zaten, opaten. Zo moet het vlees verteren, wil het vonkje van hun betere geest ooit nog vrij komen.
Hoofdstuk 17: De sfeer van de negende geest (ev. Marcus). Rondleiding in de eigenlijke geestenwereld. Hoe het kwaad van de vleselijke liefde zichtbaar wordt in het hiernamaals - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[19] Jullie vragen: hebben deze arme wezens dan helemaal geen begrip van de Heer en ook helemaal geen verlangen naar Hem? Ga dan maar eens een stukje verder. Kijk, daar staat iets op een heuvel dat lijkt op de smerige ruïne van een bedehuis. We zullen erheen gaan; wie weet wat voor merkwaardigs we daarbinnen zullen ontdekken! Kijk, hier achter tegen de berg is een reeds enigszins vervallen poort. We hoeven maar naar binnen te kijken en we zullen op jullie vraag onmiddellijk het passende antwoord krijgen. Wel, jullie slaan hier bijna achterover van schrik! Wat voor wonderlijks hebben jullie dan ontdekt?
Hoofdstuk 17: De sfeer van de negende geest (ev. Marcus). Rondleiding in de eigenlijke geestenwereld. Hoe het kwaad van de vleselijke liefde zichtbaar wordt in het hiernamaals - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[25] Kijk daar eens, diep in dat vuile dal, daar zien jullie zelfs meerdere huizen in brand staan. Jullie vragen: wat betekent dat? Dat betekent dat daar deze vleselijke lust ontaardt in kwaadaardigheid die lijkt op jaloezie bij jullie op aarde. In zo'n huis mogen jullie niet naar binnen kijken, want een dergelijke aanblik zou jullie, als je er niet op bent voorbereid, het leven kosten! Zodoende hebben we in dit ravijn dan ook niets meer te zoeken en daarom zullen we de volgende keer naar een ander dorp gaan. We zullen zien hoe het daar toegaat. Ik zeg jullie: verwacht er maar niet te veel van, want daar zullen we nog heel andere dingen te zien krijgen. En dus laten we het nu hierbij!
Hoofdstuk 17: De sfeer van de negende geest (ev. Marcus). Rondleiding in de eigenlijke geestenwereld. Hoe het kwaad van de vleselijke liefde zichtbaar wordt in het hiernamaals - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[1] Voor we ons naar het andere dal begeven wil ik jullie nog in liet kort antwoord geven op een vraag die jullie me gesteld hebben. Jullie zouden graag willen weten of hetgeen jullie voorheen gezien hebben, soms de hel is. Ik kan jullie daarop noch met ja noch met nee antwoorden, maar jullie alleen maar zeggen dat wat jullie gezien hebben, wel hels van aard is maar niet de eigenlijke hel is. Want wat daar te zien is, is niets anders dan een op zichzelf staande voorstelling van het kwaad, voornamelijk met betrekking tot de begeerten van de mens daar. Waar jullie de meest uitgeteerde wezens hebben gezien, daar is het kwaad ook reeds in een soortgelijke toestand. Waar jullie echter wezens die nog meer met vlees omhuld waren, bezig zagen, daar is door die begeerte de drang tot kwaaddoen naar verhouding ook het meest actief. Op jullie aarde komt dat toch ook helder en duidelijk tot uiting, want jullie hebben toch zeker wel eens mensen ontmoet die door het veelvuldig zondigen hun zinnelijke natuur zo totaal hebben verwoest dat zij zelfs met behulp van allerlei kunstmatige stimulerende middelen niet meer in staat zijn om een volledig lichamelijk lustgevoel op te wekken. Kijk, zulke mensen verschijnen hier op de voorgrond, omdat zij zo nu en dan toch een gedachte in zich laten opkomen die hun de nietigheid en vergankelijkheid van dergelijke genoegens laat inzien. Maar op de achtergrond hebben jullie diegenen gezien bij wie de macht van de begeerte ook nog meer overeenstemt met de daadkracht tot het kwaad. Kijk maar naar zulke mensen op aarde; hoe zij er als het ware op los leven en op een schandalige manier met hun lichaam omgaan, zolang zij deze kwalijke krachten nog in zich hebben.
Hoofdstuk 18: Hoe de woeker gestalte krijgt in het hiernamaals - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[9] Ik zeg jullie: jullie hebben heel goed gekeken en alles goed in je opgenomen, maar jullie zeggen nu: beste vriend en broeder, het kwaad dat met dit afschuwelijke beeld getoond wordt, kan op aarde toch niet bestaan! Dan zeg ik jullie: er bestaan, met betrekking tot dit kwaad, op aarde nog onbegrijpelijk ergere dingen dan die welke door dit beeld worden getoond! Raad maar eens welk kwaad er achter dit beeld schuilgaat. Kijk, dit beeld stemt overeen met de wereldse tirannieke politiek van de heerszucht. Alles wat op heerszucht begint te lijken, komt innerlijk ook helemaal met het karakter van dit beeld overeen. Jullie moeten daaronder echter niet de wijze staatsmanskunst van rechtvaardige, door God gezalfde koningen en regenten verstaan, die vanzelfsprekend hun volkeren moeten bewaken, opdat zij elkaar door hun wederzijdse kwaadaardigheid niet al te zeer schade toebrengen of zelfs geheel te gronde richten. Onder dit beeld wordt alleen die helse sluwheid verstaan waarmee mensen van welke rang of stand ook, zich door middel van de meest schandelijke kruiperij een of andere heerserspositie proberen te verschaffen. Hebben zij er een bemachtigd, dan verschuilen ze zich weldra voor de buitenwereld achter een bedrieglijke deemoed, soberheid en bescheidenheid. Maar hun woning is vol loerende slangen, die op kruiperige, geslepen, geheime spionnen lijken, die met gespannen aandacht naar buiten kijken of er ook iets gevaarlijks op die zogenaamde bescheidenheid afkomt. Komt er iets in de buurt, dan wordt het meteen gegrepen en heimelijk en onopvallend naar de zogenaamde bescheiden eigenaar van dit huis gesleept. Dat het de buit in zo'n bescheiden woning niet al te best vergaat, hebben jullie aan de hand van dit beeld gezien. De slangen op zijn hoofd in plaats van haren betekenen het rusteloze streven naar steeds grotere macht. Het gloeiende zwaard in zijn hand, die door een slang is omwonden, betekent een listig verkregen machtspositie, d.w.z. een of ander ambt of vak dat zo'n heerszuchtig iemand het recht geeft om de hem toevertrouwde macht uit te oefenen. Dat het zwaard gloeiend is geeft de onverbiddelijke strengheid of het wezen van de tirannie aan. Dat zijn hand met een slang is omwonden, wil zeggen dat zo'n zwaard met grote sluwheid wordt gehanteerd. De rol in zijn linkerhand, die eveneens' door een slang omwonden is, typeert de sluwheid van zo'n heerszuchtig iemand, in wiens plannen niemand inzage mag hebben behalve zijn eigen grote sluwheid.
Hoofdstuk 19: Hoe de heerszucht gestalte krijgt in het hiernamaals - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[14] En dat is voldoende. Ik moet. jullie eerlijk bekennen; alleen de allermachtigste engelgeesten, die door de Heer met alle mogelijke kracht speciaal daartoe zijn toegerust, kunnen onbeschadigd door dit dal gaan. Maar met jullie zou ik niet eens tot bij de derde aardhoop willen gaan. Zolang een dergelijke heerszucht enkel wereldse zaken op het oog heeft, zoals jullie in deze eerste aardhoop hebben gezien, zolang is het met inachtneming van de nodige voorzichtigheid voor het geestelijke ook niet schadelijk. Wanneer echter, wat bij de tweede aardhoop al tamelijk sterk het geval is, deze heerszucht haar slangenarmen ook uitstrekt naar het geestelijke, dan moet elke geest zich ook al heel goed in acht nemen, wanneer hij zo'n aardhoop zou naderen! - Daarom willen we ons tevredenstellen met hetgeen we in dit dal hebben gezien. De volgende keer zal ik jullie op een veilige en gunstig gelegen heuvel brengen van waaraf we een algemeen overzicht van de veelvoudige situaties van speciaal deze noordelijke streek zullen krijgen. En dus genoeg voor vandaag.
Hoofdstuk 19: Hoe de heerszucht gestalte krijgt in het hiernamaals - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[21] Jullie vragen: wat is dit? Maar ik zeg jullie: nadat we dit voorgebied hebben bekeken, keren we ons enigszins om en kijken naar dat gebied aan de tegenoverliggend zijde. Drie vluchtige blikken zullen jullie meer zeggen dan jullie zouden willen weten.
Hoofdstuk 20: Gang naar de hel - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[12] Hij zegt: we weten de weg niet, maar dit eiland werd ons toegewezen ooi ii er te wonen en om in ons onderhoud te voorzien. Er kwam niemand die ons verder bracht en het ontbrak ons steeds aan moed om uit eigen beweging een ons zo'n eindeloos lang lijkende reis te kunnen ondernemen. De meer wijzen onder ons zeggen dat de morgen, waarvan we het licht van hieraf goed zien, eindeloos ver weg ligt. Daarom denken we dat dit met onze krachten nooit te bereiken is en er blijft ons dus niets anders over dan ons grote verlangen daarheen zoveel mogelijk te temperen. Maar bovendien vinden we nog dat hetgeen we hier bezitten, al veel te veel voor ons is en dat dit alles pure genade en ontferming is van de Heer. Daarom zijn we er ook heel dankbaar voor en tevreden mee. Slechts één ding zouden we eens willen meemaken, dan zouden we voor eeuwig oneindig gelukkig zijn, en dat ene is dat we slechts eenmaal de Heer te zien zouden krijgen!
Hoofdstuk 21: Bezoek aan de avondlijke streek - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[1] Jullie vragen: beste vriend en broeder, hoe zullen we dan over dit enorme zeeoppervlak komen, terwijl er nergens een boot of een schip te bekennen is waarvan we gebruik kunnen maken of dat ons kan meenemen? Ik zeg jullie: die zullen we ook niet nodig hebben. Het ligt nu aan jullie of jullie door dit water willen wandelen zoals eens het Israëlische volk door de Rode Zee of zoals Petrus eens met de Heer over het wateroppervlak heeft gewandeld. Het kan op beide manieren, en het zal gebeuren zoals jullie het willen. Jullie zeggen dat ik maar moet beslissen en aangeven wat het beste is.
Hoofdstuk 22: De voorgrens van het kinderrijk - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[5] De verstandspreses zegt: beste vrienden, jullie hebben aan de ene kant gelijk, aan de andere kant weer ongelijk. Als de mens zichzelf zou hebben geschapen, dan kon hij zichzelf ook zoveel geven als hij maar wilde, want hij zou in de oneindigheid geen gebrek hebben gevonden en dus was het ook aan hemzelf, de horizon van zijn inzichten naar believen voortdurend te vergroten. Daar de mens echter niet uit zichzelf is ontstaan, maar hem het leven gegeven is, is hem ook zijn horizon gegeven. Als jullie op aarde bijvoorbeeld een appel bekijken, dan zul je zien dat hij vanaf zijn ontstaan direct na het afvallen van de bloesem zijn horizon steeds verder uitbreidt. Is hij eenmaal tot volle rijpheid gekomen, dan kunnen jullie de appel vertellen wat je wilt, hij zal over zijn toestand niets anders kunnen zeggen dan: tot hier en niet verder, want mijn maat is vol! Maar waarom zou de appel jullie een dergelijk antwoord geven? Omdat hij eveneens een gegeven iets, maar niet een zichzelf scheppend iets is. Zouden jullie de appel nu nog verder willen laten uitdijen, dan is het toch duidelijk dat jullie hem stuk moeten maken. Kijk, bij de mens is het precies zo. Hij is een gegeven iets en niet een door zichzelf geschapen iets; daarom heeft hij ook zijn ontwikkelingsgebied gekregen. Wie dit gebied bereikt en dan voor zichzelf weet dat dit het hem toebedeelde gebied is, die is geheel zichzelf en wel zo volmaakt mogelijk. Blijft hij binnen dit gebied en benut hij dat niet geheel, dan is hij de stumperige slaaf van zichzelf en zal hij niet eens voor zichzelf bekwaam genoeg zijn. Wie zichzelf echter zodanig wil opblazen dat hij buiten zijn gebied komt, is een hoogmoedige dwaas die zichzelf te gronde richt. Het zal hem vergaan als een holle kogel die met kruit gevuld wordt aangestoken, waardoor dan het oppervlak van de kogel uit elkaar wordt gereten en de delen daarvan naar een verre horizon worden verplaatst. Maar vraag je eens af hoe het daarna met de totaliteit van de kogel staat.
Hoofdstuk 26: Vervolg van het bezoek bij de stoïcijnen - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
...  15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37 - 38 - 39 - 40  ...