Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

1253 resultaten - Pagina 27 van 84

...  15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37 - 38 - 39 - 40  ...
[7] Dus met zo'n overdreven gevoel voor pracht en schoonheid is het niets gedaan, omdat het tenslotte nog slechter is dan lui en vuil te zijn. Zoiets heet hoogmoed van de menselijke natuur, en is een zonde die de ziel nooit tot het eeuwige leven brengt. Maar het gevoel voor schoonheid en orde, dat slechts door zijn vlijt en ware ijver voor al het schone, ware en goede iets doet ontstaan, zoals deze tuin, is een deugd die voor iedereen heel aanbevelingswaardig is.
Hoofdstuk 136: Het gevoel voor schoonheid, een bloem van de waarheid - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[13] Toen zei EEN VAN DE DRIE WIJSHEIDSPRIESTERS: 'Hoe kan een sterfelijk, stoffelijk mens echter een eeuwig onsterfelijke en zuiver geestelijke god liefhebben? Zou zo'n menselijke vermetelheid een god niet in hoge mate ergeren? Wat zou een aards koning al niet zeggen als een van ons hem een liefdesaanzoek deed? Wat is echter een koning vergeleken bij een god!'
Hoofdstuk 138: De wondermaaltijd in het huis van de overste. Wezen en werking van de liefde - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[3] IK zei: O, ongetwijfeld; maar Hij weet het best wat er voor elk mens goed is, en daarom heeft Hij jullie ook precies zoveel talenten gegeven als jullie nodig hebben. Want door veel talenten wordt geen mens zalig, omdat zij geen menselijke verdienste, maar alleen Gods werk en verdienste zijn. Wie veel gekregen heeft, zal ook over veel rekenschap moeten afleggen; wie maar weinig gekregen heeft, zal ook slechts over weinig rekenschap behoeven af te leggen. Eenzelfde zonde zal bij rijk getalenteerden later op de weegschaal van de goddelijke gerechtigheid veel zwaarder wegen dan bij gering getalenteerden. Want wanneer een wetgever zelf tegen zijn wetten handelt, is dat stellig erger dan wanneer degene ertegen zondigt, aan wie de wet gegeven werd. Laat daarom niemand een mens benijden aan wie God veel grote talenten geschonken heeft; want zo iemand zal op aarde altijd ook heel veel moeten verduren. Wees daarom blij dat jullie door God maar met weinig talenten gezegend zijn!'
Hoofdstuk 139: De sjacherjoden - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[1] IK zei: 'Het wereldse gaat Mij niets aan, want dat is een zaak van het menselijke, wereldse verstand. De mensen kunnen werelds worden, waarbij zij heel fatsoenlijk kunnen zijn, dat telt bij Mij helemaal niet mee, maar bij Mij telt alleen, dat wat zij zullen doen volgens Mijn leer en zodoende volgens de wil van God.
Hoofdstuk 143: Ambt en eer. Alles is genade: alleen de goede wil is verdienste - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[20] Toen verscheen hun plotseling EEN LICHTENDE GESTALTE, die op heel ernstige toon tegen hen zei: 'jullie beschuldiging treft de verloren zoon niet terecht, want jullie eigen overmoed heeft dat jullie aangedaan. Klaag je daarom zelf aan, jullie zeer begenadigden, en laat hem met rust die ditmaal geen deel aan jullie domheid heeft!'
Hoofdstuk 146: De ontevreden leerlingen gaan alleen naar het loofhuttenfeest in Jeruzalem. De Heer gaat hen heimelijk achterna (Ev. Joh. 7,2-13) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[21] Daarop verdween de gestalte en DE LEERLINGEN zeiden: 'Heer, wees ons arme zondaars genadig en barmhartig!'
Hoofdstuk 146: De ontevreden leerlingen gaan alleen naar het loofhuttenfeest in Jeruzalem. De Heer gaat hen heimelijk achterna (Ev. Joh. 7,2-13) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[15] Tegen het eind van de genoemde tijd zal Ik steeds grotere profeten opwekken, en met hen zullen ook de gerichten zich vermeerderen en uitgebreider worden. Er zullen ook zware aardbevingen komen en verwoestende stormen, grote prijsstijgingen, oorlogen, hongersnood, epidemieën en nog veel ander kwaad, en, zoals Ik al voorheen al gezegd heb, er zal geen geloof behalve bij heel weinigen -onder de mensen zijn, die in het ijs van hun menselijke hoogmoed helemaal zullen verkillen, en het ene volk zal tegen het andere optrekken.
Hoofdstuk 150: Echte en valse profeten en openbaringen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[9] Kijk, als God niet het geweldige plan had gehad om op deze aarde de door Hem geschapen mensen tot Zijn kinderen op te leiden, zou Hij ook voor hen de aarde slechts met het strikt noodzakelijke en maar een paar soorten vruchten en enkele tamme huisdieren hebben kunnen bevolken, zoals Hij dat ook op talloos vele andere hemellichamen gedaan heeft, omdat daar de menselijke schepselen niet dezelfde hoge bestemming hebben! Met het doel om op deze aarde de mens een uitermate goede gelegenheid te geven zich in het beschouwen en denken te oefenen en daardoor zijn volledig vrije wil te leren kennen, heeft God deze aarde als levensschool zoveel afwisseling gegeven, dat de mens vanaf zijn wieg tot aan zijn graf genoeg te denken heeft en daarbij allerlei beschouwingen en vergelijkingen kan maken om het een, dat hem aantrekkelijk en goed lijkt, te kiezen en het andere, dat hem tegenstaat, te verwerpen.
Hoofdstuk 152: De grote afwisseling onder de schepselen en hun doel - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[10] Toen spanden allen zich in om nog beter te kijken en toen ontdekten zij menselijke wezens, en wel op de kant die steeds naar de aarde toegekeerd is, een soort luchtige, bijna geheel doorzichtige en daarbij toch erg kommervol uitziende kleine menselijke wezens, die hun volkomen vreemd voorkwamen; maar op de andere kant van de maan beviel het hun iets beter. Omdat zij deze echter nu tijdens de veertien dagen durende nacht van de maan zagen, vonden zij ook vanwege heel natuurlijke, op de maan heersende toestanden de mensen en de weinige dieren daar in diepe slaap.
Hoofdstuk 157: Het zien van de maan door het geestesoog - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[7] Pas deze tegengestelde prikkel verschaft de menselijke wil immers volmaakte vrijheid en geeft hem ook de volledige kracht om haar te weerstaan en de gekende wil van God daarvoor in de plaats te zetten.
Hoofdstuk 165: Invloeden van geesten en de vrije wil van de mens van de zielen van dieren - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[11] Bij menselijke schepselen op andere hemellichamen is dat echter in hoge mate het geval, omdat zij reeds alle denkbare gaven hebben als zij op de wereld komen. Zij hoeven niets meer in een of andere school te leren. Omdat de liefde zich echter slechts heel geleidelijk als een produkt van hun wijsheid ontplooit, hebben zij scholen waarin geleerd wordt hoe men van de zuivere wijsheid tot de vrije liefde en een vrije wil kan komen. Pas zodra zo'n mens dat dan na heel veel moeite geleerd heeft, is hij in staat om God en ook Zijn kinderen van deze aarde te naderen.
Hoofdstuk 190: Het verschil in levensopgave van engelen en mensen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[2] Wij allen, zo'n tweeduizend man, beseffen heel goed wat U en Uw goddelijke zending betekenen. Wij hebben heel goed gemerkt wat U bedoelde toen U zei: 'Ik ben niet alleen, maar de Vader is overal bij Mij!' Maar deze domoren merkten het niet en zullen eeuwig niet merken dat de Vader en U één en dezelfde zijn, en dat U, wanneer U zegt: 'De Vader heeft Mij gezonden!' alleen maar het menselijke, zwakke verstand te verstaan wilt geven dat U, Eeuwige, voor Uzelf een lichaam geschapen heeft om voor ons wormen van deze aarde in onze grote nood een zichtbare God, leraar en trooster te zijn. Uw heilige lichaam is Uw zoon, en U bent in U zelf Vader voor ons arme zondaars en wormen van deze aarde!
Hoofdstuk 200: Het wezen van de Heer - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[11] Maar zoals God alleen maar ter wille van de mensen op deze aarde zo'n buitengewone verscheidenheid van alles wat maar mogelijk is in alle rijken der natuur heeft doen ontstaan, zo heeft Hij ook de mensen zelf in zo'n buitengewone, onafzienbare verscheidenheid zowel naar gestalte als karakter, laten ontstaan, dat je op de duizendmaal duizend mensen er moeilijk ooit twee zult kunnen vinden die als twee druppels water op elkaar lijken. Dat deed God echter ook om de mensen zich in alles en veel van elkaar te laten onderscheiden, zodat zij juist daardoor elkaar wederzijds met meer liefde tegemoet zouden komen. En om te maken dat zij elkaar steeds meer liefde zullen schenken, zijn zij ook met heel verschillende bekwaamheden toegerust.
Hoofdstuk 152: De grote afwisseling onder de schepselen en hun doel - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[12] Toen zij allen de maan weer met hun lichamelijke ogen zagen, waren ~ij erg blij, en. EEN VAN DE OUDSTEN VAN DE JOODSE GRIEKEN zei tegen Mij: 'Heer, als er in Uw grote schepping ergens een wereld is waar de zielen als verdoemden gekweld worden, dan is de maan daar volkomen geschikt voor, vooral op deze naar ons toegekeerde kant! En die vreemde, erg lelijke, donkergrijs doorzichtige en mistig luchtige menselijke wezens zijn zeker niets anders dan zulke in het geheel niet te benijden, ongelukkige zielen. Als een mens op onze aarde door streken en landen reist, komt hij van de ene mooie streek vaak in een nog veel mooiere; maar op de wereld daar boven is het precies omgekeerd. Reeds de eerste en zeker nog de beste plaats die men ziet, ziet er al zo ontzettend wild en woest uit, dat men er van schrikt als van een monster. De andere plaatsen en streken zijn echter nog veel afschrikwekkender en ontzettender, en in die streken wonen menselijke wezens die er zo treurig en. verkommerd uitzien, dat men de bewoners van onze slechtste en stinkendste poelen bij hen vergeleken ware koningen zou kunnen noemen. Heer, Heer, wat zijn dat toch voor wezens?'
Hoofdstuk 157: Het zien van de maan door het geestesoog - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[3] Als een mens dat allemaal uit eigen vrije wil doet, is hij toch wel erger dan de satan en al zijn duivels, waarover de Schrift herhaaldelijk spreekt; wordt hij echter net als Saulus door een boze geest tot al het kwade aangedreven, zodat hij onmogelijk iets goeds kan doen terwijl hij toch het goede en ware inziet en als zodanig erkent, dan is hij op zichzelf, omdat hij door onzichtbare krachten gedwongen wordt, toch zeker duidelijk onschuldig, en de schuld ligt dan bij de kwade verleider en ten dele -eerlijk gezegd - ook bij Hem die deze verzoeking voor de arme, zwakke mens toelaat. Want tegen een zichtbare vijand kan men zich op allerlei wijzen beschermen, maar wie kan zich tegen een onzichtbare vijand beschermen en daarmee een beslissende strijd aangaan, als die als geest de mens totaal gevangen kan nemen en zelfs op de menselijke wil een geweldige druk kan uitoefenen? - Kijk, Heer, dat zijn merkwaardige zaken, die zelfs de verstandigste en beste mens niet thuis kan brengen!
Hoofdstuk 165: Invloeden van geesten en de vrije wil van de mens van de zielen van dieren - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
...  15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37 - 38 - 39 - 40  ...