Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

1548 resultaten - Pagina 27 van 104

...  15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37 - 38 - 39 - 40  ...
[2] Reeds ten tijde van Samuël zijn de mensen trager en arbeidsschuwer geworden. Zij begonnen zich voor bepaalde soorten werk te schamen en lieten dat alleen door bepaalde gehuurde knechten en meiden verrichten. De rijken legden hun handen in de schoot en lieten de anderen voor zich werken. Wie het hardst voor hen gewerkt had, kreeg ook het meeste loon, wat ook juist was; maar daardoor werden de rijken een soort kleine heersers, die beslist geen knechtenwerk aan wilden pakken, maar slechts aan knechten en dienstmeiden werk opdroegen en dit zelf met geen vinger aanraakten.
Hoofdstuk 76: De oorzaken van het verval van de mensen. Theocratie en monarchie Eindtijd en gericht. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[5] DE TOLLENAAR zei: 'Waarom zoeken jullie hier geen onderdak in een herberg? Er zijn er immers verscheidene in onze niet zo kleine stad!'
Hoofdstuk 82: De leerlingen en de strenge tollenaar - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[8] De fabels van onze goden en halfgoden verhalen weliswaar over veel kleine wonderen die zij verricht moeten hebben; maar welk mens met een beetje verstand kan zoiets geloven?! Ook in de mystieke schriften vertelt men vaak over een almachtige God, die omgeven is door ontelbare machtige geesten, die steeds heel precies Zijn bevelen in het hele universum overbrengen en uitvoeren. Voor mensen zijn ze echter niet zichtbaar, en de God evenmin, maar ze moeten wel een volmaakt verstand en een almachtige wil hebben. Vele honderdenjaren geleden moeten zij zich op dezelfde wijze aan de vrome mensen hebben laten zien als de goden en vooral de halfgoden zich aan de Grieken lieten zien.
Hoofdstuk 85: De kunst om te leven - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[2] Niemand bestuurde het vlot; want het was door een slechte bevestiging aan de oever vanzelf weggedreven, en DE TOLLENAAR zei: 'Het is erg jammer van dat mooie hout, dat door nalatigheid van zijn eigenaar onbeheerd ronddrijft! Dreef het maar dicht bij de oever zodat we erbij konden komen, dan zou het zelfs kunnen gebeuren dat binnen een paar dagen de rechtmatige bezitter het nog achterna komt, en dan zouden we hem het hout tegen een kleine vergoeding terug kunnen geven. Maar zo drijft het hele vlot voorbij en gaat het natuurlijk verloren! Wel, misschien vangen de Samosaters het op!'
Hoofdstuk 90: Het menselijke en het goddelijke in de Heer - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[5] Dat was meer dan voldoende voor de priesters en zij brachten ons vriendelijk naar het heilige bos, waar in het midden op een kleine heuvel een vrij omvangrijke, ronde tempel stond. De ene helft van de tempel was open en het dak rustte op tien zuilen; de andere helft bestond uit een dichte muur, die een solide halve cirkel vormde. Voor deze muur waren marmeren beelden van de bovengenoemde drie afgoden geplaatst. In het midden zat Zeus op een troon, met rechts van hem Minerva in haar oorlogsuitrusting, en links van hem Apollo, slechts met haar lier, want een Apollo met zonnewagen en paarden zou voor deze kleine stad te duur geworden zijn.
Hoofdstuk 93: Het bezoek aan het heilige bos. De vernietiging van de afgodenbeelden. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[4] Wat ik, als arme visser en leider van deze kleine gemeente, hier zeg, zeg ik niet voor mijzelf, maar voor de hele gemeente, en jij, die ik ken als de voornaamste van jullie vijf priesters, zult goed rekenschap af moeten leggen waarom jullie met ons gehandeld hebben alsof jullie de almachtige goden zelfwaren, en waarom jullie degenen die jullie als verstandig mens enig weerwoord gaven, harde straffen opgelegd hebben. Als jullie ons daarvoor geen voldoende uitleg geven, zal onze toekomstige vriendschap niet van lange duur zijn!'
Hoofdstuk 98: De handige verdedigingstoespraak van de heidense priester - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[6] IK zei: 'Luister, het komt bij jullie nu echt op het oude spreekwoord aan dat luidt: 'Wie het kleine niet eert, is ook het grotere niet weerd!' Omdat jullie het kleine eren, zijn jullie ook het grotere waard. En zo geschiede alles voor jullie wat Ik zojuist gezegd heb!'
Hoofdstuk 99: Joreds arme vissersdorpje wordt door de Heer wonderbaarlijk gezegend - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[1] Deze plaats was belangrijk, omdat de tempel voor heel veel heidenen die van tijd tot tijd een pelgrimstocht daarheen maakten, een tweede orakel van Delphi was, en deze priesters en priesteressen waren daar al erg rijk van geworden. Van daaruit kon dan ook over een groot deel van de Aziatische Grieken en Romeinen een beter licht uitgestort worden, en daarom bleef Ik hier ook wat langer dan in de eerder bezochte plaatsen van het kleine en eigenlijke, alsook van het grote en oneigenlijke Galilea.
Hoofdstuk 106: Een schriftgeleerde ondersteunt de opvattingen van de priestervrouwen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[20] DE WAARD zei: 'Zeker, - alleen zal ik u voor de zekerheid begeleiden, want we hebben hier een Romeinse rechtbank en een kleine Romeinse bezetting, en die gaat nu bepaald niet al te vriendelijk met vreemde reizigers om als zij deze ergens tegenkomt. Maar als ik als voornaamste tollenaar en tevens bestuurder van dit dorp met u meega, zult u overalongehinderd kunnen komen. Maar om voor mijzelf ook helemaal zeker en gedekt te zijn, zou het goed zijn als u mij persoonlijk naar waarheid zou willen vertellen wie u bent en waar u vandaan komt en wat u eigenlijk hierheen gebracht heeft.
Hoofdstuk 128: De Heer in Samosata - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[1] Daarop kwamen de leerlingen weer bij ons, behalve Judas Iskariot. Die nam zich nog de moeite persoonlijk de bewoners het gebruik van verschillende gereedschappen uit te leggen, en in ieder huis at en dronk hij, want hij wilde voor zijn onderricht toch wel iets hebben. Wij gunden hem echter zijn plezier en gingen onder het voeren van menig goed gesprek terug naar Chotinodora. Toen wij daar aankwamen, ging de zon al bijna onder en wij waren dan ook wat moe geworden en gingen Joreds huis binnen naar de reeds bekende zaal. Daar waren ook de beide leerlingen met de vier priesters die daar door hen onderwezen werden, en al gauw kwamen er een aantal mensen uit het huis en uit de stad, die graag wilden weten wat er tijdens de kleine reis naar het vissersdorpje allemaal gebeurd was.
Hoofdstuk 100: De terugkeer naar Chotinodora - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[3] Kijk maar eens naar een slang in de natuur, dan zullen jullie zien dat juist dit dier verstandiger is dan elk ander op aarde. De natuurkundigen zeggen dat de leeuw de koning der dieren is, maar Ik zeg jullie dat dat de slang is; want hoewel de leeuw dank zij zijn kracht alle andere dieren in een gevecht overwint, vlucht hij toch voor de slang, en als zij hem beloerd en omstrengeld heeft, is hij verloren en wordt hij haar beklagenswaardige buit. Kort en goed, de slang werkt met het meeste overleg en zoekt de plaats van haar jacht met de grootst mogelijke voorzichtigheid en zuivere berekening uit, en de buit waarvoor zij op de loer is gaan liggen, ontgaat haar nooit. Alleen een mens is haar meester, maar verder geen enkel schepsel op aarde, vooral wanneer zij eenmaal volwassen is en haar volle kracht bereikt heeft. Ik spreek hier over de echte slangen en niet over haar kleine bastaarden, die echter ook nog verstandiger zijn dan heel veel grote dieren,
Hoofdstuk 114: De slang als voorbeeld - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[1] De hoofdman bracht ons langs de rivier op een kleine, schaars met palmen begroeide heuvel, vanwaar men een bijzonder mooi uitzicht over de verre omtrek ~had en de kronkelende rivier bijna tot de omgeving van Serrhe kon overzien. Daar gingen we in het gras zitten en genoten een tijdlang van het werkelijk prachtige uitzicht, en de hoofdman vertelde allerlei gebeurtenissen die zich hier en daar voorgedaan hadden, en iedereen luisterde aandachtig naar hem, want hij was een goed spreker en beheerste de Griekse taal, die iedereen in het gezelschap verstond omdat deze taal vrijwel in geheel Voor-Azië het meest gebruikt werd.
Hoofdstuk 132: De klacht van de hoofdman over de oorlog in het dierenrijk - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[13] HIJ bestudeerde de woorden goed, las deze en vertaalde ze toen als volgt: 'Uit de bergen, waar de kauwtjes (kauka) in grote groepen nestelen, ontspringt een rivier die machtig, breed en ver stroomt. Aan zijn oevers zag ik grote en kleine steden, en hij draagt op zijn brede rug vele lasten. En kijk, Ik zag een last op zijn rug drijven, - er lag een diepe nacht over de gehele wijde omgeving vanaf het begin van de rivier tot daar waar hij eindigt in de grote wereldzee. Maar de last droeg een mens, wiens gezicht meer straalde dan de zon, en uit zijn mond schoten vlammende pijlen en zwaarden. Aan de oever lagen vele doden, en wie door de pijlen uit zijn mond getroffen werden, begonnen zich te bewegen, werden levend, en het werd volledig dag om hen heen. Maar de last droeg nog meer mensen, zij leefden en hadden ook een licht in zichzelf en zij straalden als de volle maan. Ook uit hun mond kwam een licht, dat leek op het licht van de morgenster, en degenen die door het licht geraakt werden, werden hoewel zij eerst dood waren, weer levend en bewogen zich vervolgens voort als op klaarlichte dag. Dat maakte echter dat al gauw de hele rivier licht werd. Toen de hele stroom licht gaf, werd het vrolijk aan de oevers, en velen haastten zich erheen en wasten hun gezicht, en zie, allen die de rivier ingingen en zich in de lichte gloed ervan reinigden, straalden licht uit!
Hoofdstuk 137: Het bezoek aan de tempel der wijsheid - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[5] IK zei: 'Daar heb jij ook gelijk in, maar juist daarom kan iemand die met weinig licht begaafd is maar beter thuis blijven, waar hij de bodem waarop hij staat ook 's nachts kent en zijn stappen met zekerheid weet te zetten. In eigen huis zal ieder het best weten hoe hij moet lopen om geen misstap te doen; maar in een groot vreemd huis, waarvan hij niet weet hoe het er van binnen uitziet, zal hij met zijn zwakke lamplicht moeilijk de weg vinden. Wie God de Heer dus minder licht gegeven heeft, heeft Hij als kinderen ook zeker lief, omdat Hij daardoor hun opgave van de aardse levensproef zo licht mogelijk heeft gemaakt, terwijl Hij de weg van de grote geesten met zeer veel doornen bezaaid heeft, zodat het bewandelen daarvan helemaal niet zo gemakkelijk is. Daarom, kleine joodse geesten, vat moed en ga weer naar je land! Daar zullen jullie werk in overvloed vinden dat past bij jullie licht; maar hier valt voor jullie niets te verdienen.'
Hoofdstuk 139: De sjacherjoden - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[6] Vandaar trokken wij naar de grote stad Antiochië, waar wij bijna een volle maand bleven. Antiochië was reeds zeer oud, had een uitgebreide handel met heel Klein-Azië en zelfs met Europa. Vandaar kwam Mijn boodschap tot in de meest westelijke provincies van Klein-Azië, en een kleine koning uit Lydia, Abgarus genaamd, trok van daaruit naar Antiochië om Mij te leren kennen. Hij nam Mijn leer volledig aan, liet zich zelfs dopen, bekeerde thuis zijn volk en schreef Mij verscheidene brieven, die Ik ook steeds beantwoordde; maar aan zijn hartelijke uitnodiging om bij hem te komen, kon Ik om wijze redenen geen gevolg geven.
Hoofdstuk 140: De terugreis naar Kapérnaum. De reus en zijn preek tegen de joden - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
...  15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37 - 38 - 39 - 40  ...