Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

2232 resultaten - Pagina 27 van 149

...  15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37 - 38 - 39 - 40  ...
[9] Een keizer kan alles wat hij wil ten uitvoer brengen! Alleen wonderen kan hij natuurlijk niet tot stand brengen en hij kan geen wereld scheppen; maar verder kan hij wel alles tot stand brengen, oude wetten verwerpen en nieuwe daarvoor in de plaats geven, -ja, hij kan zelfs de oude goden en hun vele tempels verwoesten en in plaats daarvan voor de ene ware God een nieuwe, buitengewoon prachtige tempel bouwen, en niemand zal tegen hem mogen zeggen: 'Heer, heer, heer, wat doet u?!' En daarom kan hij reeds morgen de wetten van de wijze koning in zijn hele rijk laten proclameren. Wie zal zich daar tegen willen en kunnen verzetten zonder dat de toom van de machtige keizer hem zou treffen?'
Hoofdstuk 18: De rechtsstrijd tussen Cyrenius en Roclus - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[4] Overduidelijk treedt dan al bij de dieren een innerlijke intelligentie op; hun handelingen, ook al zijn die in aantal en in variatie nog zeer beperkt, overtreffen die van de mens in vele opzichten. De daden van de mens getuigen wel van zijn uiterst omvangrijke intelligentie, maar nergens wordt een uit het innerlijk afkomstige volmaaktheid zichtbaar, iets, wat de werken van de dieren zeker nooit en nergens ontzegd kan worden. Zo hangt ook wat het dier naar buiten toe doet, inniger met zijn wezen en karakter samen dan bij de mens, deze god van de aarde, het geval is.
Hoofdstuk 22: Roclus bewijst zijn atheïsme - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[7] En zo, mijn edele vriend, heb ik u de argumenten die ik tot nu toe had voor mijn atheïsme helder en duidelijk aangegeven, en ook dat mijn argumenten zeker niet uit mijn duim zijn gezogen, maar op de solide grond van vele ervaringen staan! Ik wil me hiermee echter helemaal niet voor altijd van het theïsme afkeren! Geef me andere argumenten, en ik ben een theïst! Hoe zit het nu met dit wonderbaarlijk ontstane huis voor Marcus en zijn gezin? Geef me daarover toch ook enkele aanwijzingen; want nu kent u me immers al helemaal!"
Hoofdstuk 35: Roclus laat zien dat het hart de zetel is van de ware godheid - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[5] Maar ROCLUS zei daarop dadelijk tegen Cyrenius: 'Beste, geëerde vriend, wanneer u als wijze grijsaard van koninklijke afkomst, die zolang reeds in regeringszaken zit, mij niet te woord durft te staan met uw vele ervaring en kennis, wat moet deze jonge knaap dan met mij aan, hij is duidelijk nog geen twintig jaar oud. Of vind u mijn argumenten te zwak en inhoudsloos om mij daarop een antwoord te geven?"
Hoofdstuk 36: Roclus wordt naar Raphaël verwezen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[4] Deze God is tegelijk de hoogste orde, waarheid, gerechtigheid en alle licht en leven Zelf, en alle wezens en dingen op deze aarde - de aarde zelf met al haar geesten en elementen, de maan, de zon en al de talloos vele andere sterren, die niets anders dan ook enorm grote hemellichamen zijn, sommige onuitsprekelijk vele malen groter dan deze aarde, die even goed een bol is als de maan en de zon die jij nooit anders dan als bollen hebt gezien, waarvan de laatste, de zon namelijk, miljoen malen groter is dan deze aarde -, dat zijn allemaal werken van een en dezelfde God, die in Zijn oereigenlijke Wezen precies zo is als jouw waarlijk zeer gelouterde verstand Hem zich voorstelt!
Hoofdstuk 37: Raphaël beschrijft Gods wezen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[12] Een goed regeerder moet daarom juiste macht, kennis in alle zaken en scherpzinnige wijsheid bezitten, dan is hij pas een goed heer, gebieder en leider van vele duizendmaal duizenden blinde mensen, die helemaal niet in staat zijn om te beseffen wat voor een groot weldoener een goed heerser voor hen is! Dat een waar heerser zich om wijze redenen niet altijd door zijn onderdanen in de kaart kan laten kijken en daardoor voortijdig zijn goede plannen verraden, is zonneklaar en goed begrijpelijk en dus zal het ook zonneklaar en goed begrijpelijk zijn, waarom ik jou nu dit geheim met onthul; want je zult toch wel inzien dat een regeerder tot meer in staat moet zijn dan een ander mens, omdat hij anders beslist een erg onbeduidend regent zou zijn! Wat voor eerbied zouden zijn onderdanen dan wel voor hem hebben, als hij tegenover hen in noodgevallen niet ook een beetje almachtig zou zijn? Ga nu maar het wonderwerk van dichtbij bekijkend. en kom daarna terug; misschien kan er dan met jullie op wat verstandiger wijze gesproken worden! Maar voor dit ogenblik zijn wij klaar'
Hoofdstuk 19: De eigenlijke bedoeling van Roclus en zijn metgezellen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[1] (ROCLUS:) 'Wij hebben, met een paar zijsprongetjes, nu twee godsbegrippen, die bij elke mens met een redelijk ontwikkeld verstand alleen maar de lachlust opwekken. Bij de Egyptenaren, Grieken en Romeinen wemelt het van grote, kleine, goede en slechte goden; bij de joden zit er maar één op de troon die zeer ernstig en streng rechtvaardig is, maar daarbij toch goed en zo nu en dan barmhartig. Maar kwaad maken mogen de joden, die hij zijn volk noemt, hem ook niet; want verliest hij eenmaal zijn geduld dan valt met hem niet te schertsen. Hij dompelt dan meteen de hele mensheid gedurende een jaar onder water, en als dan het water - god weet waarheen - wegloopt, zijn er miljoenen genezen en hebben nergens meer weet van! Of hij laat over een zondig volkje meteen een halve maand lang bliksem -, zwavel en pekvuur uit de hemel regenen, en met de zonde is ook het volkje van de aarde verdwenen! Ook met pestilentie en andere kwalen is de enige god van de joden zeer vrijgevig; en als hij eenmaal begint zijn tuchtroede over een volkje te zwaaien, dan is er van een spoedig einde nog lang geen sprake! Bij de joden komt derhalve al het goede en kwade van een en dezelfde god, terwijl bij ons Grieken vele goden het een of het ander regelen. Wie er nu met zijn godendom beter aan toe is, zal hier wel moeilijk te bepalen zijn.
Hoofdstuk 23: Roclus' mening over goden en priesters - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[2] Maar wat praten we over goden in de hemel of in de Orcus en Tartarus!? Het zijn allemaal verzinsels! De luie, arbeidsschuwe priesters zijn de goden, en de ene god van de joden is de hogepriester in Jeruzalem! Deze lieden hebben een schat aan ervaringen en kennis, waarvan zij wijselijk niets doorgeven aan het blindgemaakte en verder met alle mogelijke geweld blind gehouden volk. Slechts in hun boosaardige kaste worden de vaak zeer uitgebreide ervaringen van vele eeuwen en de meest uiteenlopende kunsten en wetenschappen bewaard in de vorm van altijd onaantastbare, heilige geheimen. Daarmee bedrijven zij hun listige spel met de mensen, die hun daarvoor uitermate veel moeten offeren, om dan door hen des te gemakkelijker zo grof mogelijk bedrogen en op alle levensgebieden mishandeld te kunnen worden. Mijn hele vermogen en zelfs de laatste vonk van mijn leven geef ik degene die mij het feitelijke tegendeel kan bewijzen!
Hoofdstuk 23: Roclus' mening over goden en priesters - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[3] Maar de mens, of liever het met het woord begaafde, rechtop gaande, dus volmaaktste dier, heeft dan ook een denkvermogen en een zich daaruit vrij ontwikkelend verstand. Daardoor kan en moet hij de heerschappij voeren over alle wezens die onder hem staan. Maar deze voorkeur die de natuur aan de mens heeft gegeven is hem niet genoeg; in zijn verwaandheid aan god gelijk te zijn wil hij ook zijn soortgenoten met voeten treden! En daar ligt dan het kritieke punt waar de mens zijn grenzen overschrijdt en zich tot god maakt. Maar omdat toch ieder mens, als hij niet doofstom of zelfs totaal waanzinnig is, zichzelf niet zomaar zoals hij is, als een mens met net zo'n lichaam als alle anderen, rechtstreeks zelf tot god kan uitroepen wat hij beslist zou doen als hij niet bang zou zijn door het hele volk daarvoor uitgelachen en zelfs bestraft te worden -, daarom stelt hij zich tevreden slechts plaatsvervangend voor god op deze aarde op te treden; want als men daarmee maar slim genoeg begint en een goede ondergrond heeft waarop men bouwt, dan houdt dat vele eeuwen stand.
Hoofdstuk 24: Roclus' probeert zijn atheïsme als juiste wereldbeschouwing te bewijzen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[1] RAPHAËL zegt: 'Je bent toch wel een merkwaardig iemand! Jouw vele ervaringen hebben je dermate in verwarring gebracht, dat je nu helemaal met meer in staat bent om het valse van het eigenlijk ware te onderscheiden! Als je aan de magiër, die in Thebe was, alleen maar gevraagd zou hebben of hij voor jou zonder dat kamertje met dat raam een landschap met een meer tevoorschijn wilde toveren, dan zou hij dat voor een wereld vol goud nog niet voor je gedaan hebben, omdat zoiets hem totaalonmogelijk zou zijn geweest; maar in dat bewuste kamertje had hij door dat bepaalde raam nog een aantal landschappen voor je tevoorschijn kunnen toveren!
Hoofdstuk 45: Raphaël verklaart de toverwerken van de Indisch~ magiër - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[2] Zolang de mensen hun vlees en hun vrije wil wordt gelaten, zo lang zullen ze over het algemeen ook dat blijven, wat ze zijn, en zullen ze allerlei voorzieningen treffen al naar gelang de klimatologische omstandigheden in een land. Hoe verder hier vandaan, des te erger, zoals ik dat tijdens mijn vele reizen maar al te vaak duidelijk heb ervaren! Hoe verder ik mij van dit, nu mijn enige geestelijke lichtpunt, verwijderde, des te blinder en dommer vond ik ook de mensen, ook vroeger al toen ik nog atheïst was, en het zou me zeker overal nog meer opgevallen zijn als ik alles had geweten wat ik nu weet.
Hoofdstuk 68: Het priesterdom als grootste hindernis om de leer van de Heer te verbreiden - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[11] Want wie niet in zijn geest werkt voor het ware, hem door God gestelde doel, zoals hij naar recht en billijkheid volgens Gods orde behoort te doen, die werkt zeker ook niet voor het tijdelijke en eeuwige welzijn van zijn naaste, en vindt het niet de moeite waard om God te zoeken en Hem nader te leren kennen. Wie zich echter niet inspant om God te vinden en Hem waarachtig te leren kennen, spant zich nog minder in voor het welzijn van zijn naaste, en als hij al iets voor hem doet, dan doet hij dat omwille van zichzelf, opdat zijn naaste op de een of andere manier in staat zal zijn hem vele malen meer van dienst te zijn dan hij het voor hem is geweest.
Hoofdstuk 73: Hoe men God boven alles liefheeft en hoe God graag ziet, dat de mens werkt - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[12] Dat jullie instituut, zoals het nu nog is, zeker niet Mijn goedkeuring weg kan dragen, zul je nu wel geheel en al inzien! Maar al zou het op nog honderd slechtere principes gebaseerd zijn dan nu het geval is, dan zou het even onverstandig zijn om het plotseling verdacht te maken en te vernietigen, als wanneer men nu Jeruzalem of het nog vele malen ergere heidense Rome in een oogwenk van de aarde zou verwijderen.
Hoofdstuk 78: De ontwikkeling van de vrije wil. De nadelen van overdreven ijver - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[7] Deze hoogvlakte, in het midden waarvan zich de nu beschreven berg D.iet de heilige stad bevindt, is ook niet zo gemakkelijk te bereiken als men zich dat misschien voorstelt; want vooraf moet men in lange dagreizen vele bergen, dalen, kloven en ravijnen overwinnen. Aan het eind volgt nog een bergengte, zoals er geen tweede ergens ter wereld meer te vinden kan zijn! Om tenslotte op de hoogvlakte te komen moet men ladders beklimmen, want zonder deze is het onmogelijk om op de hoogvlakte te komen. Je kunt er ondanks alle inspanningen onmogelijk verder komen, want deze natuur vestingen zijn door geen aardse krijgsmacht in te nemen, noch door belegering, noch door wat voor andere gewelddadige middelen dan ook. Men kan weliswaar de volken gedurende enige tijd van hun Lama-opperpriester afsnijden, - maar hen van hem afvallig maken nooit! Want daarvoor zorgen wel zijn machtige vorsten, waarvan elk in staat is uw krijgsmacht te verdubbelen. Ik raad het u daarom niet aan u aan het grote Indië te vergrijpen; want het zou u daarbij heel slecht vergaan!' -Daarop zweeg hij weer en ik had tijd er het mijne van te denken. Dat ook de god der Indiërs weer een mens is en zich uitstekend heeft weten te beveiligen, dat ben ik te weten gekomen en ik wist nu juist datgene wat ik had willen weten.
Hoofdstuk 29: Roclus vertelt over de residentie van de opperpriester van - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[1] (ROCLUS:) 'Ik ben veel met joden omgegaan en al hun wetten ken ik wellicht beter dan velen van hen, want er was mij veel aan gelegen deze precies te leren kennen. Een oud spreekwoord zegt weliswaar: 'Wie zoekt, die vindt!', -maar tot op heden is deze spreuk bij mij nog niet bewaarheid geworden; want ik vond steeds alleen dat wat ik niet gezocht heb. Ik heb de echte, ware godheid gezocht en dat deed ik heel ijverig en met veel geldelijke offers, moeite en alle mogelijke inspanning, en dat ook steeds nuchter van geest en verstand, -ik vond echter niets, helemaal niets anders dan menselijk bedrog in vele vormen en gedaanten, waarin geen enkele godheid, ook niet ter grootte van een zonnestofje te vinden was. Overal vond ik in het gunstigste geval het geloof in de patriarchale autoriteit, maar steeds ingekapseld in een compleet oerwoud van mystiek, of in ergere gevallen het lichtzinnig bijgeloof, of in het allerergste geval een waanzinnig geloof onder de dwang van politieke onderdrukking, onder welks vleugels tenslotte zelfs een van nature zeer begaafde geest zich in de modder van de ergste domheden niet meer staande kan houden. In eigen ogen zal hij zich voelen als een huichelaar en een monster; want ten opzichte van de hoge waarde van de menselijke geest bestaat er voor mij niets monsterlijkers en ellendigers dan op gezag van een door een machtige tiran bekrachtigde wet aan te moeten nemen dat overdag alleen de maan schijnt en zorgt dat het dag wordt, en 's nachts alleen de zon; en wie dat niet gelooft, worden als aanvangsstraf voor het ongeloof de ogen uitgestoken, neus en oren afgesneden en de tong uit de mond gerukt.
Hoofdstuk 31: Roclus prijst de goddeloosheid en het niet-bestaan - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
...  15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37 - 38 - 39 - 40  ...