Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

5699 resultaten - Pagina 27 van 380

...  15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37 - 38 - 39 - 40  ...
[5] leder bestaan, het goddelijke niet uitgezonderd, heeft in zichzelf alleen maar tegenstellingen, zoals ontkennende en bevestigende, die steeds zó tegenover elkaar staan als koude en warmte, donker en licht, hard en zacht, bitter en zoet, zwaar en licht, nauw en ruim, breed en smal, hoog en laag, haat en liefde, slecht en goed, vals en echt, en leugen en waarheid.
Hoofdstuk 228: Kracht is afhankelijk van weerstand. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[6] leder wezen kreeg geheel in zichzelf de beschikking over rust en beweging, luiheid en ijver, duister en licht, liefde en toorn, opvliegendheid en zachtmoedigheid en nog duizenden andere mogelijkheden; alleen de mate waarin was verschillend.
Hoofdstuk 229: De aard van satan. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[11] leder zal een waarschuwende stem in zijn hart krijgen, die hem aan zal geven wat goed en alleen juist is. Wie deze stem zal horen en daarnaar zal handelen, zal het grotere licht bereiken en dat zal alle wegen van de goddelijke orde voor hem verlichten."
Hoofdstuk 230: Gods lessen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[8] Maar het is zeker, dat nu uit de verloren zoon van het licht de afgezonderde geesten door de macht van God weer gewekt worden, en in het vlees, als kinderen van de wereld worden geplaatst. Zij krijgen de gelegenheid, net als de kinderen van boven, om zich te verheffen tot de hoogste voleinding van de kinderen van God.
Hoofdstuk 231: De ontrouw van Lucifer. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[11] Kijk, jouw woorden zijn goed en waarachtig, dus daarom moet je er ook naar handelen, omdat anders de waarheid nog lang niet levend in je zou wonen! Want de zuivere waarheid helpt de mens weinig of niets voor het eeuwige leven, zolang hij haar niet door de daad heeft levend gemaakt. Als hij dat gedaan heeft, stroomt het licht van het eeuwige leven binnen en verlicht de hele warboel van de mensenziel, zoals de zon midden op de dag in alle dalen en kloven, ook al zijn ze nog zo diep, haar licht geeft, ze verwarmt en daardoor met haar leven vervult. - Doe daarom nu, wat je wilt!"
Hoofdstuk 234: Marcus mening over de naaste. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[9] Kijk eens naar de bekende jongemannen in de vurige oven! Zij zongen heel levenslustig en prezen God. En ook al werden hun lichamen mettertijd door het kwade geweld van buiten vernietigd, toch voelden zij daarbij geen pijn, want zij waren reeds lang daarvoor vrij van alle banden met de wereld en waren één met hun goddelijke geest. Dan voelt zo'n geheel met haar geest vereende ziel bij het verlaten van het lichaam, waarmee zij reeds lang niet meer met materiële banden, maar alleen met een zeer tere geestelijke band in verbinding stond, zeker geen pijn. Zij voelt alleen een haar gehele wezen doortrillend zalig welbehagen en het is niet mogelijk dat zij bij de scheiding het bewustzijn of het licht van het geestelijk schouwen van de ziel kwijtraakt, en net zo min het gehoor, de reuk, de smaak en de edelste en allerteerste tastzin, zoals onze engel Raphaël die nu heeft.
Hoofdstuk 226: Wereldse zorgen en hun kwade gevolgen voor de ziel. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[3] Hoe moeten we het ons dan voorstellen dat de primitieve geestelijke wezens, meteen nadat zij als oergedachten en oerideeën van God zich tot een bestaan hadden samengevoegd, ook al dat inzicht zouden kunnen hebben, waarmee zij zich volgens de orde van de Schepper daarna zouden hebben kunnen ontwikkelen? Het in zekere zin persoonlijke oerwezen van satan kon onmogelijk zo'n inzicht hebben als bijvoorbeeld Michaël, anders zou hij zich net als Michaël ontwikkeld hebben. Kortom, Heer , daar slinger ik nog erg tussen licht en donker heen en weer en ik weet niet hoe ik nu het licht zo precies moet grijpen! Als ik het te dicht nader, denk ik, dat het mij als een vlam zou branden, en verwijder ik mij ervan, dan ben ik weer op de plaats waar ik begon.
Hoofdstuk 230: Gods lessen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[5] Aan de ene kant is zij toch, zoals van oudsher, een voor alle Joden geheiligd bid, offer en zuiveringshuis, en wordt tot op heden door meerdere duizendmaal duizenden in dat opzicht vroom en gelovig geheiligd. Aan de andere kant echter worden nu zoals iedereen maar al te goed weet alle gruwelen der gruwelen daar op een zeer gewetenloze manier begaan, zoals het ergens anders op aarde niet zo licht nog voorkomt. Alleen al uit dat oogpunt zou ik meteen iedere gelofte geheel willen verbreken en vernietigen.
Hoofdstuk 238: Een verwijzing naar de naastenliefde. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[16] Als Raphaël de zware steen tot verbazing van de Farizeeër zo speels en lichtjes in zijn handen houdt alsof hij zo licht was als een veertje, en hem ook met zo'n verbazingwekkend gemak van de ene hand in de andere werpt alsof het een donsballetje was, zegt de jonge FARIZEEËR: "Luister eens liefelijke geest of iets dergelijks, het zou niet goed zijn om met jou een gevecht aan te gaan, dan zou men zeker ontzettend aan het kortste eind trekken! -Maar waar krijg je die ontzaglijke kracht vandaan?"
Hoofdstuk 242: Het wonder met de steen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[5] Natuurlijk gaven wij hen onderricht en voor er een jaar voorbij was, wisten zij al heel goed dat ook wij slechts mensen waren. Zij leerden veel van ons, gingen zich tenslotte zelf kleden en het gaf hen veel vreugde toen zij hadden geleerd om zelf kledingstoffen te maken en daaruit allerlei mannen en vrouwenkleding te vervaardigen. Na een paar jaar keerden zij toegerust met alle mogelijke kennis naar hun vaderland terug en hebben daar zeker scholen opgericht en zó een beetje licht in hun natuurlijke wildernis gebracht.
Hoofdstuk 2: Over verschijningen van hogere hemelse wezens. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[17] Na het verschijnen van zulke grote profeten gaan de mensen door eigen activiteiten ook weer in de goede richting, zoal niet in algemene zin dan toch wel op het persoonlijke vlak. Maar als de geestenwereld dan weer een grote voorsprong neemt, is het steeds wat afgeschermde licht van een voormalige, grote profeet niet meer zo werkzaam; een nieuwe profeet wordt opgewekt en uitgezonden en de mensheid gaat dan weer, al is het aanvankelijk individueel, achter de grote voorsprong van de geestenwereld aan.
Hoofdstuk 3: Over de bestemming en ontwikkeling van de mens. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[9] Meteen daarop opent de jonge FARIZEEËR ietwat moediger zijn mond en zegt: "U bracht ons tot wanhoop omdat u zo hardnekkig een antwoord op uw vraag eiste. Maar wij vroegen u voordien heel vriendelijk, hoewel wat opgewonden, naar de verheven man daar, wie hij was, of hij soms zelfs niet de heiland uit Nazareth was. En wij zeiden dat als hij het was, wij daardoor in grote moeilijkheden zouden komen. Dat viel u op; u vatte gelijk achterdocht tegen ons op en u wilde meteen met het dreigendste gezicht van de wereld van ons weten wat de reden daarvan was. Dat wij toen bang werden is licht te begrijpen, omdat wij uw strengheid al ondervonden hebben.
Hoofdstuk 5: Julius dreigt de Farizeeën. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[17] Maar de eigenlijke tempeldienaars zijn ons een gruwel, omdat wij heel zeker weten dat zij totaal niets geloven en daarom het volk in plaats van de waarheid, de meest zinloze zaken als goddelijk aanprijzen. Zij leggen zelfs de ondragelijkste straffen op aan die mensen die door hun natuurlijke intelligentie ondanks alle morele dwang toch met kunnen geloven dat schoonheid afzichtelijk is, de zon zwart in plaats van wit licht geeft en dat in de beek Kidron bloed stroomt! Dat vind ik buitengewoon schandelijk en slecht, maar het een of andere persoonlijke menselijke bijgeloof absoluut niet!
Hoofdstuk 6: Gesprek tussen Julius en de Farizeeën over Jezus. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[9] De jonge FARIZEEËR zegt: "Dat verheugt ons, en u, hoge gebieder , danken wij zeer voor het licht dat u in ons hart hebt laten schijnen, want nu weet ik heel zeker wat wij allen zullen doen en in zekere zin moeten doen! Nu pas zullen wij ons allen oprecht tot hem wenden en wat hij zal zeggen, zullen wij ook doen!"
Hoofdstuk 7: De geloofsdwang van de tempel. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[10] Ik zeg jullie: Het juk, dat Ik op jullie schouders leg, is zacht en de last, die ik jullie wil laten dragen, is licht als een veertje vergeleken bij datgene, wat je nu dag aan dag draagt.
Hoofdstuk 10: Behoeften en het kwaad daarvan. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
...  15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37 - 38 - 39 - 40  ...