Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

13521 resultaten - Pagina 27 van 902

...  15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37 - 38 - 39 - 40  ...
[12] Hierop zei Agricola: 'Heer, er moet hier met nog iets rekening worden gehouden! Ik geloof dat er in dit opzicht van Rome uit voor alle landen een speciale wet bestaat met betrekking tot de mensenhandel. Volgens deze mag zonder toestemming van een Romeinse opperstadhouder geen enkele slaaf uit een vreemd, niet Romeins land ingevoerd worden in landen die onder Romeinse heerschappij staan; zo'n toestemming kost echter ontzettend veel. Wel, het gebeurt dan ook heel vaak dat zulke slavenhandelaars hun slaven langs geheime wegen en ook vaak door middel van valse vergunningen onze landen binnensmokkelen. Als dat bij deze slavenhandelaars het geval mocht zijn, dan is het gemakkelijk om hun de koopwaar af te nemen; maar wanneer zij in het bezit zijn van zo'n eerdergenoemde dure bevoegdheid, dan zit er langs de normale weg niet veel anders op dan de handelaars het gevraagde geld te geven en hen dan ongehinderd verder te laten gaan, omdat ze in dat geval onder bescherming van de wet staan.'
Hoofdstuk 2: De toestromende handelslieden - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[17] Na deze bepaald niet vriendelijke woorden van de Romein overviel de overste en zijn knechten een grote angst en de overste maakte aanstalten om weg te gaan, en ook de knechten zeiden: 'Wat moeten wij daarbij? Wij hebben geen wil, maar wij moeten zelfde wil van de tempel volgen. De overste moet deze zaak met u, hoge gebieder, zelfmaar uitzoeken en afhandelen! Als er een misdadiger bestraft moet worden, zijn wij de fysieke voltrekkers van het oordeel; waarom iemand eigenlijk veroordeeld is, daarvan weten wij zelf niets anders en niets meer, dan wat ons door de rechters altijd slechts in 't kort is meegedeeld. Hoe zouden wij dan nu tegen of voor deze misdadiger kunnen getuigen? Hoge gebieder, laat ons daarom gaan!'
Hoofdstuk 7: Agricola verhoort een tempeloverste - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[11] Helias zei: 'O Heer, waarom moet ik nog verder gaan met mijn domme kritiek? Want ik zie nu immers al bij voorbaat maar al te duidelijk in, dat U mij opnieuw haarfijn zult laten zien hoe totaalonjuist en dom ik heb geoordeeld.'
Hoofdstuk 30: De kritiek van Helias op het vierde gebod - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[3] Ik zei: 'Goed, Helias, je bent Me nu al veel liever. Deze nu door jou geuite kritiek op het Mozaïsche, zuiver goddelijke en dus ook onberispelijk hoogst wijze gebod voor het ware welzijn van de mensen is Mij nu ongelooflijk veel meer waard dan al je eerdere kritiek. Maar dat moet ons er niet van weerhouden de nog resterende drie geboden aan heel scherpe kritiek te onderwerpen, dus gaan we dan ook meteen over naar het achtste gebod! Hoe luidt dit dan wel? Spreek nu maar heel vrijmoedig zoals het je voor de mond komt, dan doe je Mij daar een groot genoegen mee!'
Hoofdstuk 33: Het zevende gebod - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[4] In een goede en wijze ordening van de gedachten ligt immers de hele levenswaarde van een mens. Als Mozes nu ter regeling van de gedachten, wensen en begeerten ook een gebod gaf, kan dan een rabbi die heel wijs wil of moet zijn, hem verdacht gaan maken alsof hij zo'n gebod waarmee men het meest rekening moet houden, niet van de ware geest ontvangen zou hebben? Kijk nu toch eens, m'n lieve dochter, hoe je rabbi zich vergaloppeerd heeft!'
Hoofdstuk 36: Hoe belangrijk het is om de gedachten te bewaken - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[6] Nu weetje, Helias, watje moet doen als je nog meer licht wilt hebben, want Ik moet nu iets anders doen, daar de zon nog maar ruim een half uur aan de hemel zal blijven. Dan komen na zonsondergang de vele uitheemse gasten, die buiten onder de tent hun avondmaal tot zich zullen nemen en dan is er voor Mij geen tijd om buiten tussen de wereldse mensen rond te lopen, maar Ik wil dan* (* 'Ik wil dan' is toegevoegd ) weer hier in jullie midden zijn. Maar als de vreemdelingen na het avondmaal weer naar hun hutten gaan, zullen wij ons gezamenlijk naar buiten begeven, en zullen jullie allen daar wonderbaarlijke dingen beleven. Blijf nu dus hier en sterk elkaars geest tot Ik weer bij jullie terugkom!'
Hoofdstuk 38: Over menselijke kritiek. De raad van de Heer om zich van alle twijfel te ontdoen. Het innerlijke omgaan met de Heer. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[2] Toen vroeg Lazarus: 'Heer, het wordt al donker omdat de zon is ondergegaan. Hoe moet het met de verlichting? In huis hebben we voldoende verlichting, maar in de tenten hebben we tot nog toe geen lampen en daarom zou ik U, o Heer, willen vragen om me daarbij te hel.pen. Want als de tenten donker zijn, gaan de vreemdelingen naar het huls, als zij daar licht zien.'
Hoofdstuk 40: Lazarus en Raphaël bedienen de vreemdelingen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[11] Ik zei: 'Zie, nu heb je weer volledig waar gesproken! Blijf daarbij en oefen je in het juiste geduld, dan zul je het vlugst het licht van het innerlijke leven bereiken! Jullie Romeinen hebben toch ook van oudsher een goed spreekwoord, volgens welk men zich langzaam haasten* (* Latijn: festina lente) moet en dat betekent zoveel als 'zich in het geduld oefenen'. Maar nu gaan wij allemaal naar buiten, waar jullie veel te zien zullen krijgen!'
Hoofdstuk 43: De vraag van Agricola over het wezen van Raphaël. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[9] En omdat jullie dit nu van mij, als bode van God, gehoord hebben, kunnen jullie nu ook in naam van de ene, alleen ware God in vrede naar je land trekken, en mocht jullie op zee een storm overvallen, roep dan de enig ware God om hulp aan, dan zal de storm weldra gaan liggen en zullen jullie op de hele verdere reis geen ongemakken meer te verduren hebben! En dat moet ook voor jullie een teken zijn dat de alleen :vare, enige God met de macht en de kracht van Zijn geest overal aanwezig is als Heer over de hele natuur en over alle elementen en dat alle natuurkrachten onder de macht van Zijn almachtige wil staan.'
Hoofdstuk 60: De Grieken op weg naar de enig ware God - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[2] En als slechts één mens wel ervaringen opdoet en duizenden om hem heen niet, dan heeft de mensheid daar ook weinig aan, omdat zij zodoende slechts één ervaren mens moet geloven, zonder in zichzelf ooit een zichtbare bevestiging te vinden van wat zij gedwongen wordt om te geloven. Het zou natuurlijk iets heel anders zijn als alle mensen visioenen en ervaringen zouden hebben; dan zou het immers met de zuiver geestelijke ontwikkeling van de mensen vooruit moeten gaan!'
Hoofdstuk 62: Verwijzing naar het zesde en zevende boek van Mozes - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[9] De mens wordt weliswaar alleen maar door God en in God zalig, maar slechts voor zover hij door zijn eigen wil de wil van God tot de zijne heeft gemaakt en in zijn zelfbewustzijn in zekere zin één is geworden met God. Als God echter de mens zijn vrije wil zou afnemen en daarvoor in de plaats door Zijn almacht Zijn eigen wil in het hart van de mens zou brengen, dan zou de mens, zoals reeds gezegd, zo goed als volkomen dood zijn, omdat alleen de opgedrongen almachtige wil van God die mens levend zou maken zoals Mijn wil deze schaallevend gemaakt heeft. Maar God heeft de mens geschapen en tot leven gewekt en hem zo gemaakt, dat hij zich stap voor stap zelf kan en moet ontplooien, en dat is zo wijs, dat de mens zich met al zijn kennis en al zijn verstand niets voor kan stellen wat nog wijzer is. - En Ik ben nu van mening dat Ikje dit alles voldoende heb uitgelegd. Als je het nu begrijpt, dan staan wij van tafel op en gaan weer naar buiten om te zien wat daar allemaal gebeurt!'
Hoofdstuk 62: Verwijzing naar het zesde en zevende boek van Mozes - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[8] Ja, het woord 'geest' is snel en gemakkelijk uitgesproken, maar wat moet je er onder verstaan? Daarom heeft het voor ons geen zin om er kort of lang over na te denken, het is ook volkomen vruchteloos, en jij, beste hemelse vriend, kunt ons beter maar weer meteen duidelijker uit gaan leggen wat het eigenlijke wezen van de zuivere geest is, tenminste, als ons onbegrip niet te lastig voor je wordt.'
Hoofdstuk 71: Het wezen van de geest - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[18] Ik zei: 'Vriend, je weet toch welke macht Ik bezit! Als Ik hen daar beneden met geweld zou willen richten, dan zouden zij daar toch niets aan hebben omdat Mijn almacht - zoals Ik jullie reeds heb laten zien - de vrije wil van geen enkel mens kan verbeteren. Bij een mens moet dat door de leer bewerkstelligd worden, waaraan hij zich moet houden en aan de hand waarvan hij moet bepalen hoe hij moet handelen. Als een mens het goede en ware van een leer echter niet wil inzien en nog minder daarnaar wil handelen, dan is hij al op het slechte pad en dan zal Hij in zichzelf eens datgene vinden wat hem zal richten. Laten we er maar niet meer over praten en in huis gaan!'
Hoofdstuk 84: De versplintering in de Hoge Raad - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[12] Maar nu komt er een derde die zegt: 'Ook ik ben het met jullie meningen onder bepaalde omstandigheden gedeeltelijk eens, maar voor mijzelf heb ik toch nog een andere opvatting en mening. Die zuil kan ook van de Romeinen afkomstig zijn, die hem hier wellicht 's nachts als een onderscheiding voor Nikodemus hebben neergezet, omdat hij in 't geheim een heel speciale vriend van hen moet zijn. Voor de Romeinen zal zoiets echt niet onmogelijk zijn. Wagens en andere middelen hebben zij in grote hoeveelheden, en ook heel sterke mensen. Als alles voorbereid is, kan zo'n zuil ook wel in één nacht geplaatst worden. Dat deze zuil volgens al onze verschillende meningen niets goeds voor de tempel heeft te betekenen, dat staat wel zo goed al vast. Maar laten we er over ophouden en naar Emmaüs gaan! Daar zullen we wel iets naders over de oorsprong en het doel van deze zuil vernemen.'
Hoofdstuk 87: De heren van de tempel gaan op bezoek bij Nicodémus - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[20] Toen liet hij, zich speciaal tot de Romeinen wendend, de volkomen verse bos bloemen zien en zei: 'Kijk, door de macht van mijn staf moet zich tenslotte alles wat oud en verwelkt is, verjongen en een fris, nieuw leven in gaan ademen! Als de hooggeëerde gasten dat zouden wensen, zou ik nog wel een klein voorbeeld van de macht van mijn staf kunnen laten zien, maar nog maar één, omdat ik de grote wonderwerken alleen maar voor duizenden mensen tot stand kan brengen!'
Hoofdstuk 95: De drie magiërs uit Indië en hun wonderen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
...  15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37 - 38 - 39 - 40  ...