Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

737 resultaten - Pagina 27 van 50

...  15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37 - 38 - 39 - 40  ...
[5] Zie, zo werkt de Heer voortdurend! Het grote stelt Hij niet op prijs en Hij verheft het kleine en onaanzienlijke tot Zijn liefde. De grote olifant heeft een bijna eeuwigdurend leven. Hij loopt traag in het rond, alsof hijzelf een kleine, dood lijkende aardmassa is. Maar kijk daarentegen naar een mierenhoop; hoe bont wervelt daar het leven door elkaar!
Hoofdstuk 101: Henoch spreekt met J ared over Asmahaël - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[1] En de vijf meisjes vlijden en drukten zich zo hevig tegen hun Geliefde aan, dat Hij op een natuurlijke wijze niet in staat was verder te gaan, tenzij Hij met kracht enigszins ruimte zou maken of hen met Zich mee zou hebben gesleept.
Hoofdstuk 181: De bezorgdheid van de deemoedige Zuriël - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[16] Ik wil jou voor alle tijden zegenen! Zie, heerlijke Ghemela, hoe Ik, jouw Schepper, jouw eeuwige, heilige Vader, je nu aan Mijn hart draag, dat het eeuwige fundament is van al het leven en al het zijn van de gehele oneindigheid, zo zal eens een volledig op jou lijkende dochter uit jouw bloed - luister - Mijzelf, Mij, de eeuwige, oneindige God, het eeuwige leven, de almachtige Schepper van alle wezens van het atoom tot de meest verheven engelen geest, Mij, de enige Heer van alle macht en kracht, onder haar hart dragen!
Hoofdstuk 185: Het wezen van het leven. De beloften van de Heer aan Ghemela - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[488] Het is ook waar dat in de tempel het voorhangsel scheur­de als een uiterlijk teken dat er nu geen belemmeringen meer bestonden om de allerheiligste ruimte van het hart van de Vader binnen te treden, ja, dat ieder mens er bin­nen mag gaan om aldaar het eeuwige leven te ontvangen. Maar ook dit verschijnsel, ofschoon wonderlijk, baarde verder geen opzien. De dienstdoende priesters hingen het voorhangsel weer op, en daarmee was de zaak afgedaan.
Hoofdstuk 4: Kruisiging: Over het dragen van het kruis; Over de juiste geest bij het dragen van het kruis. Het berouw van Judas: Het lot van de zelfmoordenaar; De zeven kruiswoorden; De stervensuren; De zon wordt verduisterd - de aarde beeft; Het voorhangsel scheurt - de graven gaan open - Jakob Lorber - Kruis en Kroon
[763] Nadat ook de stoffelijke substantie van Jezus' lichaam bij het aanbreken van de derde dag helemaal was vergeeste­lijkt en zich met de ziel geheel met de Vader, het oerlicht ­ "haar God en onze God" - verbonden had, en zo de op­standing voleindigd was, kon de Heer van nu af in een ge­heel nieuw, onvergankelijk geestelijk lichaam aan de disci­pelen verschijnen, die in vrees en hoop in een afgesloten ruimte bijeen waren.
Hoofdstuk 6: Opstanding: Tegenspraak in wat de evangeliën verkondigen; Maria Magdalena - de eerste bij het graf; De haast van de discipelen; 'Raak mij niet aan!'; Het omklemmen van de voeten; 'Vrede zij met u!'; Thomas; Mijn Heer en mijn God! - Jakob Lorber - Kruis en Kroon
[4] Eudokia, Tullia en ook de acht kinderen bleven evenmin in huis zitten, maar ook zij volgden het gezelschap de heuvel op, waar ruimte in overvloed was.
Hoofdstuk 184: Verkwikkend samenzijn onder het schaduwrijke loof op de heu­vel. Wijze uitleg van Jozef over Cyrenius' zeevaart. De Heer leidt de Zijnen! - Jakob Lorber - De jeugd van Jezus
[19] ' Jacob, pak jij eens even een koordje en hang deze bol dan ergens op waar vrije ruimte is, dan kunnen de leergierigen er ook morgen nog mee aan de gang.
Hoofdstuk 177: Jonatha 's verbazing over de ronde vorm van de aarde. Jezus als professor in de natuurkunde. Voorbereidingen voor het avondmaal - Jakob Lorber - De jeugd van Jezus
[7] Deze broeders en zusters zijn namelijk waardevoller dan een oneindige ruimte vol werel­den en zonnen.
Hoofdstuk 152: Toespraak van het Jezuskind bij de overname van de armen. Cyrenius als voorloper van Paulus. De val van Jeruzalem onder het zwaard van Rome voorspeld - Jakob Lorber - De jeugd van Jezus
[4] Gij, mijn almachtige Heer, voor Wiens geringste wenk alle machten van de hele oneindige ruimte beven,
Hoofdstuk 246: Cyrenius vraagt om de zegen van het Kindje en krijgt een goddelijk antwoord. Nobel afscheidsgebed van Cyrenius. Het Kindje zegent hen die afscheid nemen en stelt hen gerust met de woorden: Waar uw hart is, daar is ook uw schat! - Jakob Lorber - De jeugd van Jezus
[8] Zouden na de ontvangst van zo'n uitspraak niet veel mensen ongeveer gereageerd hebben met: 'Fijne heiland is dat! Iedereen had mij zo'n vertroosting in de ruimte wel kunnen schrijven! En, door dát te geloven zou ik me dan ook nog "zalig" moeten voelen? Wat heb ik aan zo'n wonderheiland?!'
Hoofdstuk 15: Gelovig commentaar - Jakob Lorber - Brieven van Jezus en Abgarus
[38] De talloze gedachten en ideeën moeten in zekere zin in allerlei soorten zeer kleine geestelijke deeltjes geleidelijk aan steeds vrijer worden gemaakt, maar daarbij toch lange tijd door een hoofdidee van God -dat als een vast hemellichaam in de eindeloze ruimte van gedachten en ideeën zweeft -wor­den aangetrokken en vastgehouden, totdat ze zich langzamer­hand op grond van hun gelijksoortigheid aaneensluiten en zo overgaan in een steeds groter wezen, tot aan de mens.
Hoofdstuk 13: Over het weerzien in het grote hiernamaals - Jakob Lorber - Over de drempel van de dood
[35] Het eigenlijke ware weerzien komt pas in het rijk Gods, dat is de hemel, die de gehele oneindige ruimte vult en derhalve overal aanwezig is, maar die ieder mens alleen via zijn hart kan bereiken. Maar omdat er tegenwoordig zoveel mensen op aarde zo materieel zijn ingesteld dat zij van de geestelijke toe­dracht van de dingen geen enkel idee hebben, en die hier over 'natuurgeesten' lezen en niet begrijpen wat dat zijn en waar ze uit bestaan, dient hierover nog een korte nadere toelichting te volgen.
Hoofdstuk 13: Over het weerzien in het grote hiernamaals - Jakob Lorber - Over de drempel van de dood
[18] Vrees is de eerste activering van de eindeloos vele geestelij­ke potenties, die in iedere individuele ziel aanwezig zijn. Wanneer alle potenties steeds sterker gaan vibreren, wordt de hun gegeven ruimte al gauw te krap. En omdat de uiterlijke vorm, waarbinnen de talloze potenties tot één leven verenigd zijn, al gauw te krap wordt -omdat deze vorm niet zo gemak­kelijk vergroot kan en mag worden -is het noodzakelijke gevolg daarvan een steeds heviger dringen en duwen naar alle kanten, waardoor in het concrete samengestelde leven het gevoel van angst opkomt.
Hoofdstuk 13: Over het weerzien in het grote hiernamaals - Jakob Lorber - Over de drempel van de dood
[3] Ga maar eens met Mij mee naar een armelijk kamertje, dat meer op een berenhol lijkt dan op een voor mensen bewoon­baar vertrek. Vanbinnen is de ruimte nauwelijks twee kubieke klafter'.* (* oude maat; een kubieke klafter is ong. 7 kubieke meter.) Een kapotte deur geeft toegang tot dit krot, dat boven de deur een opening heeft van twee spannen breed en één span hoog. Door die opening valt wat licht naar binnen, dat evenwel gebroken en verzwakt wordt door de vieze stalmuur van een rijke buurman; de inwendige ruimte van het krot wordt hierdoor zo minimaal verlicht, dat de zeven bewoners elkaar ternauwernood kunnen zien. Dit prachtstuk van een kamer heeft geen kachel of fornuis; hiertoe dient in een hoek van de kamer een vettig, onbewerkt, nauwelijks een voet hoog stuk kalksteen, waarop de arme bewoners van dit echte 'beren­hol' hun karige maal bereiden, als ze het geluk hebben zich door werk en bedelen het daarvoor benodigde materiaal te verschaffen.
Hoofdstuk 11: De verlossing van een arme man - Jakob Lorber - Over de drempel van de dood
[9] Maar ik merk dat er voortdurend aan mijn pontificale toga geplukt wordt. Wat zou dat toch zijn? Is er dan misschien toch een onzichtbare geest in mijn buurt, of doet de een of andere wind dat soms? Het is werkelijk heel eigenaardig in deze oneindige woestijn, want je kunt lopen waar je wilt, je blijft toch eeuwig helemaal alleen. Je kunt roepen, schreeuwen, schelden, opspelen en vloeken -of bidden tot wie je maar wilt, er gebeurt helemaal niets en je blijft voor en na helemaal alleen! Het zal al wel enkele jaren geleden zijn dat ik op aarde gestorven ben, en wel op een heel pijnlijke, uiterst onaange­name manier en nu ben ik even onaangenaam alleen, met niets anders dan die kale woestijn onder mijn voeten! Ruimte heb ik hier wel, dat is weer een waarheid, maar waar ik ben, wat er in de toekomst van mij zal worden -zal ik eeuwig ver­der leven of toch eenmaal volledig vergaan -, dat is een onop­losbaar raadsel.
Hoofdstuk 8: Een paus verlaat deze aarde - Jakob Lorber - Over de drempel van de dood
...  15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37 - 38 - 39 - 40  ...