Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

3666 resultaten - Pagina 27 van 245

...  15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37 - 38 - 39 - 40  ...
[17] SIMON zegt wat nadenkend: "Ja, je kon ook daarmee wel eens helemaal gelijk hebben, want jij onderkent van ons het diepst en het scherpst de wil van de Heer! Jouw woord zal voor mij in het vervolg zeer zwaar wegen!"
Hoofdstuk 188: De beperktheid van het menselijk begrip. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[6] Maar omdat het al flink tegen de avond begon te lopen, zei IK tegen de oude Marcus: "Zorg jij nu weer voor een welvoorzien avondmaal; laat er geen gebrek zijn aan vissen, brood en wijn!"
Hoofdstuk 193: De veroordeling van de misdadigers. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[9] De zeven politieke opruiers kun je wat lichter straffen, omdat hun misdaad geen belangrijke zaak betrof; aan hen deel je als oordeel mee dat ze een harde tuchtiging met roeden zullen krijgen, en laat hen daarna wat brood en water geven! Morgenochtend blijkt wel of hun straf achterwege kan blijven of niet!"
Hoofdstuk 193: De veroordeling van de misdadigers. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[12] Daarop ging Marcus de keuken weer uit en gaf de zonen opdracht vast wijn en brood op de tafels voor het huis te zetten en er ook voor te zorgen dat er genoeg licht was. Op de tafels moesten een aantal goedgevulde lampen branden, en de andere ruimte van de hof moest met vissersfakkels gedurende de gehele nacht helemaal verlicht worden! -Dat werd allemaal snel gedaan en toen het wat donker was geworden, brandden al op alle tafels een aantallampen, en de bewuste vissersfakkels verlichtten de tamelijk uitgestrekte hof. Snel daarna werden heerlijk bereide spijzen op de tafels gezet, zoals goed klaargemaakte vissen, brood, wijn en allerlei fruit.
Hoofdstuk 194: De wijze toespraak van Jarah. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[8] Dan zeggen de op dit schip aanwezige drie LEERLINGEN tegen elkaar: "Vaak is er toch iets vreemds met onze Heer en Meester! Zo nu en dan spreekt Hij helemaal als de al ene, Heer van hemel en aarde, en dan gedraagt Hij Zich ook zo, maar bij andere gelegenheden is Hij helemaal mens en laat van Zijn goddelijkheid niets merken! Alles wat Hij spreekt en doet is weliswaar onbegrijpelijk wijs, maar dat Hij Zich ondanks al Zijn goddelijke macht en wijsheid binnenkort door de Farizeeën te Jeruzalem ten dode toe moet laten mishandelen, dat zou men toch zeker niet wijs kunnen noemen! Want wat voor baat heeft de mensheid uiteindelijk bij zo'n mishandeling? Die raakt daarmee op een dwaalspoor en zal zeggen: 'Kijk nu eens naar het lot van de machtige: hij valt tenslotte toch nog ten offer aan de nog sterkere! Hij, die doden opwekt en bergen verplaatst, zou toch ook in staat moeten zijn om met één woord de tempelknechten te vernietigen!?'
Hoofdstuk 187: Pleziervaart op zee. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[13] Vóór het eten droeg Jarah een psalm van David voor en vroeg Mij daarna om de spijzen en dranken te zegenen; en Ik deed dat, en wij gingen allen daarna aan de tafels zitten, aten heel opgewekt de voorgezette spijzen en werden vrolijk onder het matig genot van de wijn. Ik zat tussen Cyrenius en de lieflijke Jarah; Cyrenius zat links van Mij en Jarah rechts; naast Jarah zat haar Raphaël en daar tegenover de oude Marcus. Die viel het op hoe Raphaël de spijzen at; want als Raphaël een vis of een stuk brood, een stuk fruit of een beker wijn naar zijn mond bracht, verdween alles vóór zijn mond, en Marcus zag de jongeman noch kauwen, noch het eten doorslikken.
Hoofdstuk 194: De wijze toespraak van Jarah. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[7] Bij leerlingen die in allerlei wetenschappen goed thuis zijn, is deze mallier van lesgeven wel de beste ter wereld, omdat daardoor de toch nog beperkte leerling bijzonder actief geleid wordt om zelf te denken te voelen en te vinden. Maar als men zo'n manier van lesgeven bij een leerling toepast, die nog niets weet van alle elementaire wetenschappelijke beginselen, dan zou ik toch wel eens willen zien, wanneer en hoe de leerling zich bij zo'n mannier van lesgeven, het alfabet en uiteindelijk het lezen van het geschreven woord, zonder een wonder, op een natuurlijke manier eigen kan maken!
Hoofdstuk 196: Verschillende gaven, en zelfkennis. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[2] Maar CYRENIUS zegt: "Heer, dat is toch een vraag waarop zich alle wijzen en filosofen de tanden tot op de wortel zouden hebben stukgebeten! Sta mij toe, goddelijke Vriend, -volgens Uw voor mij altijd heilige woorden is dan ook alles, wat wij met onze zinnen waarnemen geen volle waarheid, maar voor de helft een leugen!? Wie kan dan een gegeven woord helemaal vertrouwen? Uw vraag heeft mij zelf echt wat bedroefd gemaakt. U zult dit keer wel zo goed moeten zijn Uw vraag Zelf te beantwoorden, want op de gehele aarde lost geen wijze uit zichzelf dit raadsel op!"
Hoofdstuk 199: De volle waarheid. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[6] IK zeg tegen Cyrenius: "Wel, wat zeg je van deze beantwoording van Mijn aan Josoë gestelde vraag? Maar geloof niet, dat Ik haar het antwoord op wondere wijze in haar hart heb gegeven; zij heeft het zelf in haar eigen binnenste gevonden. En Ik zeg jou en ook allen hier bij Mij aan deze tafel: Het was geen woord teveel of te weinig, en het is voor eeuwig waar.
Hoofdstuk 199: De volle waarheid. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[4] JARAH zegt: "Maar kijk nu eens, edele Josoë, dat gaat toch echt niet! Een meisje mag toch niet het woord voeren!? Je kunt me wel vragen stellen, en dan zal ik antwoord geven; en als ik jou wat vraag, dan kun je mij ook antwoord geven!"
Hoofdstuk 200: Het gesprek tussen Jarah en Josoë. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[6] JARAH zegt: "Nou, in de naam van mijn Heer dan, omdat jij het kennelijk niet anders wilt, zal ik je meteen maar een vraag stellen. Zeg mij dan maar waarom God de Heer, die de hoogste liefde en wijsheid is, het vooral in deze tijd toelaat, dat met name de zogenaamde dienaars van God en de bevoorrechte brengers van het woord van God, juist de meest gewetenloze, slechtste, arrogantste en heerszuchtigste mensen zijn, die zonder enig geweten, meestal heimelijk, de schandelijkste daden ongestraft uitvoeren. Waarom hebben ze geen vrees voor God, Wiens macht en heerlijkheid zij toch voor alle mensen tijdens de prachtigste ceremoniële praal met overluide stem verkondigen? -Kijk, dat is een heel belangrijke vraag voor onze tegenwoordige tijd!"
Hoofdstuk 200: Het gesprek tussen Jarah en Josoë. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[3] Oh, ik weet het absoluut juiste antwoord, en het geldt niet alleen maar voor nu, maar het zal voor alle tijden gelden zolang Gods woord ergens aanwezig is en er op deze lieve moeder aarde priesterkastes zijn, die zich daar het meest mee bezighouden! Het antwoord op de door mij aan de lieve Josoë gegeven vraag is als volgt:
Hoofdstuk 201: Jarah's tuin. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[2] JOSOË zegt: "Wonderlijk wijze Jarah! Het is mij, alsof ik iets waarneem als door een voor het gezicht gehouden doek, maar van enige duidelijkheid is nog lang geen sprake. Belicht de zaak dus maar verder, want ik ben aan je lippen gekluisterd! Het onderwerp is te belangrijk om ook maar één woord te missen, en daar schijnen ook allen aan de tafel en alle omstanders diep van overtuigd te zijn, want zij wachten met zichtbare gretigheid angstvallig op het vervolg. Maak het antwoord dus maar tot het einde toe af!"
Hoofdstuk 202: Toepassing van de gelijkenis van Jarah. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[4] De mensen van deze aarde zijn, geestelijk gezien, net als de bodem van mijn tuintje. En het woord van God, dat eerst door de aartsvaders, te beginnen bij Adam, en later door de patriarchen en door de door God Zelf geroepen profeten, vanuit de hemelen onder de mensen kwam, is als de edele en goede zaadkorrels, die ik in de grond van mijn tuintje stopte. Zoals echter geen zaadkorrel meteen als hij in de grond gelegd wordt al een nieuwe verveelvoudigde rijpe vrucht wordt, zo is het ook met het woord van God.
Hoofdstuk 202: Toepassing van de gelijkenis van Jarah. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[8] God de Heer ziet dat echter van te voren en laat daarom toe dat de afgestompte mensheid een tijdlang met varkensvoer gevoerd wordt, en dat hun bodem door het onkruid een hoge voedingswaarde krijgt. Dan pas smaakt de in de nacht naar licht smachtende mensheid de reine en edele vrucht van het zuivere woord van God. En in die gelukzalige situatie leven wij nu."
Hoofdstuk 202: Toepassing van de gelijkenis van Jarah. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
...  15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37 - 38 - 39 - 40  ...