Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

1220 resultaten - Pagina 27 van 82

...  15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37 - 38 - 39 - 40  ...
[7] Voorzien van deze kracht zullen jullie, bij een wijs gebruikt ervan, vele in het duister verkerende mensen tot het geloof in de enig ware God brengen, daardoor tot het licht des levens en de volle waarheid, en hun zielen bijgevolg ook tot het eeuwige leven.
Hoofdstuk 153: De Heer onderwijst de Romeinen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[6] Maar wij zullen alles op alles zetten om zoveel mogelijk zaad van het levende woord in de aarde van de mensenharten te strooien, zodat zich daaruit zo spoedig mogelijk de grootste gevechten tussen licht en duisternis onder de mensen kunnen ontwikkelen. Alle graven moeten opengaan en zelfs aan de doden moet Uw evangelie verkondigd worden, en de zee moet de doden die ze verslonden heeft, aan het grote licht uitleveren! Ik bedoel hiermee niet het gebeente en het allang vergane vlees ervan, maar de zielen; ook daaraan moet Uw woord in de geest verkondigd worden!'
Hoofdstuk 163: Over de wederkomst van de Heer - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[3] Maar nu heb jij mij dat duidelijk gemaakt en zie ik het goede ervan in, en ik geef jou de volledige verzekering dat ik er van nu af aan nooit meer met mijn geklaag tegen in opstand zal komen -en op het vasteland wel het allerminst! Alleen op zee zou ik willen dat de Heer mij van dergelijke winden vrijwaart, zolang ik in een lichaam moet leven; want daar is het heel verschrikkelijk om zich midden in de razende strijd van de zee met de wind op een gebrekkig schip te bevinden! Ik heb dat nu al verscheidene keren meegemaakt en ben daarom een vijand van krachtige winden geworden; en omdat ik toen nog een echte heiden was ben ik vaak tekeer gegaan tegen een dergelijke handelwijze van de goden. Maar aangezien een hevige wind op zee beslist ook een even weldadige bedoeling zal hebben als voor de aarde en haar schepselen, zoals op het vasteland, zal ik hem ook boven de zee prijzen en met rust laten. -Goede vriend, is dat juist?'
Hoofdstuk 140: Over het doel van de schepping - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[5] Toen Ik daar zo sliep, keken allen die aan tafel zaten en nog wakker waren naar Mij, en de hoofdman zei: 'Van de Heer kan men wel zeggen: si totus illabatur orbis, impavidum ferient ruinae!* (Latijn voor: ' Als de hele wereld zou instorten, zouden de brokstukken ervan op de onbevreesden vallen',) ja, ja, wanneer men de Heer en Schepper en Instandhouder van alle schepselen is, kan men voor dergelijke verschijnselen wel geen angst hebben; maar zwakke en machteloze mensen als wij, kunnen bij zo'n onweer toch niet alle angst van zich afzetten, hoewel we er vast van overtuigd zijn dat zo heel dicht bij de Heer beslist niemand iets kan gebeuren. Maar het is en blijft merkwaardig dat er juist vannacht, na een heel mooie zonsondergang, zo'n onweer losbarstte! Ik beklaag al degenen die nu ergens onderweg zijn, en in het bijzonder degenen die zich nu op een schip op de grote zee bevinden. O, daar zal het er nu verschrikkelijk uitzien!'
Hoofdstuk 141: Een onweersbui - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[9] We hebben nu van de verschillende verschijnselen op aarde, die jullie gezien en beleefd hebben, nog eens gezien waardoor ze worden voortgebracht en tot stand gebracht, wat de oorzaak ervan is en wat ze op zichzelf naar waarheid eigenlijk zijn. Maar om jullie verstand nog meer op te helderen willen we deze kwestie nog verder vervolgen en uitzoeken, want het voornaamste grondbeginsel in de leer van de Heer aan alle mensen van deze aarde en ook voor alle geesten en hemelen luidt, voor eeuwig geldend: alleen de zuiverste waarheid in alle dingen kan en zal jullie vrij en levend maken! Maar dergelijke verschijnselen manifesteren zich op deze aarde noodzakelijkerwijs in allerlei vormen en gedaanten en dus ook met allerlei effecten en uitwerkingen en brengen de blinde mensen tot allerlei verkeerde gissingen ten aanzien van de oorzaak en dus ook tot allerlei bijgeloof Daarom is het dan ook zeker een goede zaak dat de mens behalve het kennen en aannemen van de goddelijke wil ook de verschijnselen, die hij op aarde vaak tegenkomt, vanuit het standpunt van de waarheid en niet vanuit duistere menselijke bedenksels kan beoordelen en herkennen.'
Hoofdstuk 144: Weersverschijnselen en hun oorzaak - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[15] Marcus zei: 'Heer en Meester, ik geloof dat ik de geest van Uw woorden van de goede kant goed in me heb opgenomen en begrepen heb! Maar wanneer ik aan ons Rome denk, en in het bijzonder aan de verwekelijkte en wereldse genotzuchtige bewoners ervan, dan word ik echt bang; want deze wereldse mensen kennen nu alleen maar hun verhemelte, hun buik, de grootste luxe en hebben een onverzadigbare drang naar genoegens van allerlei soort. Bovendien is bij de meesten de ergste hoogmoed in een zodanige graad ingeworteld, dat zij de mensen van de armere klasse helemaal niet meer tot de mensen rekenen en met hen doen wat hun belieft en wat hun ook maar enig genoegen verschaft, hoe onterend en diep beledigend dat ook is voor de menselijke waardigheid.
Hoofdstuk 152: Over de goddelijke orde op de geestelijke levensweg - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[8] Een of andere wonderbaarlijke mens en genezer moet het jullie zelf gezegd hebben, anders zouden jullie niet hier naartoe gekomen zijn om je ervan te overtuigen of de wonderdoener tegenover jullie de waarheid gesproken heeft -en dus weten jullie beter wie ons genezen heeft dan wij het kunnen weten. Maar bezorg ons nu ook onze kleren, zodat wij naar buiten kunnen gaan en die wonderbaarlijke genezer onze dank betuigen!'
Hoofdstuk 165: Een genezing in het ziekenhuis van de tollenaar Jezus laat de kinderen tot Zich komen (Luc. 18: 15-17) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[4] Een man zei: 'Heer en meester, er zijn hier weliswaar twee herbergen; maar de waarden ervan zijn zeer op winst beluste Grieken, die de gasten steeds behoorlijk weten te plukken en reeds bij het binnenkomen in hun niet al te aanbevelenswaardige kamers nadrukkelijk bij hen beginnen te informeren, hoeveel geld en wat voor andere schatten zij met zich mee voeren. En als de reizigers zeggen dat ze niet veel geld en nog minder andere schatten hebben, dan worden ze helemaal niet opgenomen. Maar wij hebben gezien wie U bent, en wat voor macht U door God gegeven is, en het zou ons daarom spijten als ook U zoiets in deze stad van ons zou overkomen. Maar wij zullen er wel ons best voor doen dat U en Uw leerlingen en vrienden bij ons een zo goed mogelijk onderkomen en verzorging vinden!'
Hoofdstuk 169: De Heer in de herberg ter Jericho - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[9] Ik zei: 'Goed, zo mag Ik het horen! Kijk, jij hebt grote schatten en rijkdommen, die jij niet hebt verworven op een manier die in Mijn ogen de enig juiste is! De wetten van de wereldse rechters kunnen je weliswaar niet veroordelen, omdat jij je heel goed kunt rechtvaardigen volgens de letterlijke strekking ervan, die door jullie rechtsgeleerden echter ook heel verschillend geïnterpreteerd kan worden; maar voor Mijn rechterstoel zou jij met al je rechtvaardigingen niet staande blijven!
Hoofdstuk 171: De waard vraagt naar zijn spoorloos verdwenen zoon - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[14] Kado zei: 'O beste, goede heiland, dat zou te brutaal van mij zijn; want wat U alleen aangaat hoeven wij niet van U te horen, en omdat de brief alleen aan U gericht is, hoeven wij de inhoud ervan ook niet te weten. Maar dat die koning, die U zo buitengewoon liefheeft en de grootste achting voor U heeft, in de brief dezelfde gevoelens heeft geuit als hij tegenover mij hardop heeft uitgesproken, dat kan iedereen zich wel voorstellen, en dus geef ik deze zeer waardevolle brief met alle respect weer aan U terug.'
Hoofdstuk 173: De wensen van koning Abgarus van Edessa - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[7] Op deze hoogte bevindt zich een oude en nog buitengewoon stevig gebouwde toren, die ook ons eigendom is; die hebben wij voor een deel veranderd in een heel aangename woning, en de onderaardse, zeer ruime kelders ervan tot een wijnkelder verbouwd.
Hoofdstuk 177: Het merkwaardige verschijnsel op het eiland Patmos (7.6.1861) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[12] Toen ik nog zo in gesprek was, maar intussen mijn blik toch over de wijde rustige vlakte van de zee liet dwalen, om te zien of er niet hier of daar iets te ontdekken viel waar men meer aandacht aan zou kunnen wijden, zag ik vanuit het oosten een sneeuwwit wolkje snel op ons eiland afkomen. En hoe dichterbij het kwam, des te helderder en groter werd het. Heel dicht bij het eiland werd het zo helder, dat de zee door het licht ervan in de wijde omtrek zo sterk verlicht was, dat men alles veel nauwkeuriger kon onderscheiden dan bij het licht van de volle maan.
Hoofdstuk 177: Het merkwaardige verschijnsel op het eiland Patmos (7.6.1861) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[16] De priester kwam voor het ochtendmaal, zoals hij had beloofd, en deelde ons ook de, resultaten van zijn nachtelijke overdenkingen mee. En hij liet het met bij zijn voornemen, maar diezelfde dag begon hij al te werken aan de uitvoering ervan, waarbij het wonderbaarlijke verschijnsel hem heel goede diensten bewees. En tegenwoordig zien jullie in mijn dorp geen Zeus en Apollo meer, en de priester heeft nu net als Plato reeds veel leerlingen, die hij de God van de joden leert kennen.
Hoofdstuk 180: Het lichtwolkje verschijnt voor de derde keer - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[12] Maar het is toch een opmerkelijke en wonderlijke omstandigheid, dat die vreselijke uitwaseming zich nooit uitbreidt tot buiten het gebied van die woeste plaats, en dus kan men hier in het nieuwe Jericho heel gezond leven, terwijl iemand, die zich ook maar enkele uren op die woeste plek zou ophouden, dat met zijn leven zou moeten bekopen. Voorzover ik weet heeft men deze plek vroeger ook wel gebruikt om misdadigers, die volgens de wetten de dood verdiend hadden, tijdens zo'n vreselijke uitwaseming naar die plaats te brengen, waar ze dan meer dan een uur lang moesten blijven. Men zegt dat de meesten om het leven gekomen zijn. Van degenen die echter levend terugkwamen zei men, dat de goden hun genadig waren; maar toch bleven ze daarna ziekelijk en leefden niet lang. En dat is een gemakkelijk te begrijpen reden, waarom tot op heden nog geen mens een woning op die woeste plaats gebouwd heeft en dat waarschijnlijk ook nooit zal doen - zoals het ook voor geen enkel mens goed is in de buurt van de Dode Zee, aan de zeer woeste oevers ervan lang te blijven, vooral wanneer een wind vanaf de watervlakte je tegemoet waait. Maar toch is het goede van deze woeste plaats dat de wind haar vreselijke uitwaseming nooit buiten haar stenen grenzen kan verspreiden.
Hoofdstuk 189: Over de plaats van de oude stad Jericho - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[16] Kijk, op de aarde zijn er bepaalde plekken en dikwijls meer uitgestrekte vlakten, waar het voor mensen en ook voor dieren niet goed is om te wonen, omdat daar vanuit het inwendige van de aarde -om voor jullie Grieken begrijpelijk te spreken -zich op bepaalde tijden kwalijke dampen omhoog werken naar de oppervlakte; deze dampen zijn afkomstig van de onderaardse zwavel -, steenkool en giftig metaal bevattende lagen. En deze oude plaats, die ongeveer een halfuur hier vandaan ligt, is ook zo'n plek, en tegenwoordig erger dan ten tijde van Abraham en Lot, toen tegelijk met Sodom en Gomorra Jericho en ook nog andere steden gebouwd werden -maar natuurlijk door de voorouders van Lot, die destijds over deze streek heersten, tot aan de zee toe!
Hoofdstuk 189: Over de plaats van de oude stad Jericho - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
...  15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37 - 38 - 39 - 40  ...