Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

6040 resultaten - Pagina 27 van 403

...  15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37 - 38 - 39 - 40  ...
[13] Ook is de hemel te vergelijken met een vruchtboom, die een goede zoete oogst draagt. Als onder zijn rijk gezegende takken mensen komen, die die vruchten willen eten, zijn er een aantal matig; zij eten onder dankzegging slechts zoveel als zij nodig hebben. Anderen echter, die de vrucht goed smaakt, willen niets aan de boom laten zitten, maar eten alles op uit naijver, opdat de matigen niet nogmaals iets zouden vinden, en zij eten zo lang door, tot de laatste appel op is. Daarop worden zij echter ziek en moeten sterven, terwijl de matigen door het matige gebruik van de vruchten van de boom zich heel goed en verzadigd voelen! En toch hebben beide partijen van dezelfde boom gegeten!
Hoofdstuk 9: De Heer geeft voorbeelden van hemel en hel. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[7] IK zeg: "Ook dit is al gebeurd, en je zult ook thuis en daarbuiten in je grote rechtsgebied alles in uitstekende en beste orde aantreffen; want tot nu toe heeft Mijn Archiël alle zaken voor je in 't reine gebracht. Maar ga jij naar Kapérnaum en als overste Jaïrus je onder ogen komt - wat beslist gebeuren zal - en je zijn nood zal klagen, zeg hem dan dat Ik Mij nu een tijdlang in Nazareth zal ophouden! Als hij iets wil, laat hij dan naar Mij toekomen, - maar wel helemaal alleen!"
Hoofdstuk 11: Het berouw van Jaïrus. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[11] FAUSTUS ontving hem met alle achting en zei tegen hem: "Een eerlijke Farizeeër werd gered, en de panden, die ten onrechte en in 't geheim van de arme Joden afgeperst werden, zijn hen tot op de laatste stater terug gegeven, en elf Farizeeën genieten nu voor hun veelzijdige ongehoorde bedriegerijen en roverijen de welverdiende straf in Jeruzalem in de tempel. Het zou te veel tijd kosten om je te vertellen wat die elf allemaal op hun kerfstok hebben; als je echter eens gelegenheid hebt, kom en lees dan zelf de vele stukken maar eens door en je haren zullen te berge rijzen! - Maar nu over iets anders! Hoe is het nu met je lieve dochter? Leeft ze nog, of is zij gestorven?"
Hoofdstuk 11: Het berouw van Jaïrus. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[6] Toen boog IK Mij in de grafkelder, waarin de jonge Sarah in linnen gewikkeld lag, en zei tegen Jaïrus: "Kijk, het is nacht geworden en het lampje in het graf geeft nog maar heel weinig licht! Ga naar de bewaker van dit school en bedehuis en laat je een sterker licht geven; want als zij het leven terug zal krijgen, moet zij natuurlijk iets kunnen zien om uit het graf te klimmen."
Hoofdstuk 12: Sarah's tweede opwekking uit de dood. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[17] JAÏRUS zegt: "Nu, Heer, als het een arme zondaar ook toegestaan is om U iets te vragen, zou U dan nu Uw genade niet aan mij, onwaardige, maar aan de U zeker boven alles liefhebbende Sarah willen betonen!"
Hoofdstuk 12: Sarah's tweede opwekking uit de dood. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[12] JAÏRUS zegt: "Laten we nu stil zijn, want de maaltijd is ten einde, en misschien zal Hij iets zeggen!"
Hoofdstuk 13: Het gesprek tussen Jaïrus en zijn vrouw over Sarah. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[7] Je kunt de steen wel fijnstampen, hem in een heet vuur zelfs helemaal laten verdampen, zoals de geheime apothekerskunst dat leert; maar dat alles kan alleen maar met de steen en met iedere andere materie plaatsvinden, omdat Ik dat tot nut en ten bate van de mensen toelaat. Als Ik het niet toeliet, dan zou je ook de kleinste steen net zo min van zijn plaats kunnen tillen als een berg. Je kunt een steen ook omhoog werpen, en hij zal afhankelijk van je kracht en werpkunst behoorlijk ver omhoog vliegen; maar als hij een zekere, door de werpkracht bepaalde hoogte heeft bereikt, zal hij dadelijk weer naar de aarde terugvallen. Zie, Mijn wil en de mate waarin Ik iets toelaat bepalen steeds het 'Tot hiertoe en niet verder!'
Hoofdstuk 14: Goddelijke macht.( 12.8.1852) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[7] IK zeg: "Mijn allerliefste Sarah! Wees jij nu maar rustig! Zolang Ik het wil, zullen wij hier blijven; want Ik ben een Heer! Hoewel de machtigen der aarde zich 'Heren' noemen, hebben ze vaak zeer weinig macht; maar Ik heb alle macht over hemel, hel en de ganse aarde! Daarom ben Ik ook zonder twijfel een Heer en laat Mij nooit iets gebieden! Wat Ik doe, doe Ik in alle vrijheid; want Ik ben geheel en al een gebieder!"
Hoofdstuk 19: Onbeschaamdheid en verwarring bij de Farizeeën. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[4] CYRENIUS stapt naar voren, gebiedt stilte en zegt dan: "Luister naar mij, booswichten! Dat ik jullie niet met z'n allen de woestijn in laat jagen, en daar op door afgronden omgeven rotsen laat zetten, en de ogen uit laat steken, hebben jullie alleen maar te danken aan Deze hier, Die jullie ter wille van de heilige waarheid, die Hij tegen jullie sprak, wilden stenigen! Maar degene, die het waagt ook maar met één woord iets aan te duiden van wat er is voorgevallen, hetzij mondeling, schriftelijk, door gebaren, gelaatsuitdrukkingen of handbewegingen, zal onverbiddelijk de strengste straf ondergaan!
Hoofdstuk 21: Cyrenius en de tempeldienaars. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[6] Op dit ogenblik stroomde een vuur door de ledematen van deze ZIEKE, en hij voelde zich sterk, stond op en liep, en zijn ledematen waren totaal vernieuwd met vlees en spieren, en vrolijk stapte hij rond met een hart vol dankbaarheid. Na enige ogenblikken van grote verbazing zei hij: "Dat kan alleen maar aan God mogelijk zijn! Zonder medicijnen, zonder handoplegging, alleen door het woord zo'n genezing in een oogwenk volbrengen, is iets ongehoords! Heer Jezus, ik erken en geloof nu volledig, dat U Gods Zoon of zelfs God Zelf bent, die de menselijke vorm aangenomen heeft! Ik geloof, dat ik U zou moeten aanbidden!"
Hoofdstuk 22: De ergernis van de inwoners van Nazareth. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[10] ANDEREN zeggen: "Waar zou hij zich dan iets eigen gemaakt moeten hebben? Hij was toch, behalve de laatste paar maanden, steeds thuis en bouwde bij ons en ook elders huizen, samen met zijn vader en zijn broers; wij merkten bij hem nooit een spoor van iets aparts! Daarbij sprak hij ook nog erg weinig, en als men hem wat vroeg, gaf hij hetzij helemaal geen of een heel kort antwoord, zodat men hem wat onbehouwen vond, - en nu staat hij er opeens als een man bij, waarop de hele wereld de ogen moet richten! Dat is zo ergerlijk, dat het meer is dan een normaal mens kan verdragen!
Hoofdstuk 22: De ergernis van de inwoners van Nazareth. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[9] Maar hier met Jezus, de Heer, is het heel wat anders! Bij alle profeten moest aanhoudend bidden en vasten vooraf gaan aan een wonder, tot God hen waardig genoeg vond om door hen een wonder te laten verrichten. De magiërs moeten een toverstaf hebben en een aantal andere tekens en formules. Daarbij hebben ze nog een aantal zalven, oliën, watertjes, metalen, stenen, kruiden en wortels bij zich, waarvan ze de verborgen krachten kennen en die ze bij hun werkzaamheden aanwenden; -maar waar heeft iemand ooit bij Jezus, de Heer, zoiets gezien!? Geen spoor van bidden en vasten, tenminste niet gedurende de korte tijd dat ik de genade heb Hem te kennen. Van een toverstaf en al die andere magische middelen is nog minder iets te vinden!
Hoofdstuk 15: Philopolds getuigenis over de godheid van Jezus.(17.8.1852) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[11] Wat is er dan met deze mens gebeurd? Uit zijn eerste kindertijd weten wij wel, dat hij toen als knaapje dat nog bijna niet praten kon, enige op toveren lijkende dingen moet hebben gedaan! Vader en moeder geloofden, dat uit deze knaap eenmaal iets groots zou worden; maar al de veelbelovende gaven moeten in de loop der jaren zo geheel verdwenen zijn, dat er bij welke gelegenheid dan ook niet het minste spoor meer van te ontdekken viel! Reeds als knaap heeft hij nooit een school willen bezoeken en zodoende was hij zonder enige wetenschappelijke opleiding een zeer eenvoudig timmerman. Ik vroeg vaak aan de oude Jozef hoe het met Jezus ging, of hij thuis ook zo kort van stof was. En het antwoord was: 'Nog minder spraakzaam dan buitenshuis!' En zijn broers zeiden dat ook! -Maar als dat zo is, waar komt dan nu die kunde vandaan?"
Hoofdstuk 22: De ergernis van de inwoners van Nazareth. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[7] CYRENIUS zegt: "Het spijt mij bijzonder dat ik door mijn vele regeringszaken hier niet langer dan hoogstens een dag kan blijven; maar als ik, o Heer, op de een of andere manier iets voor U kan doen bij dit erg ongelovige volk, dan zegt of eist U het maar en ik zal het meteen doen! Als U dat wilt, laat ik direkt de hele stad geselen!"
Hoofdstuk 25: Het oordeel over de burgers van Nazareth. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[5] Gods geboden, die door Mozes aan het volk zijn gegeven, zijn beslist net zo alomvattend, als iets volmaakts maar kan zijn, maar mensen hebben, zoals deze tijden aantonen, Gods geboden zo handig in hun eigen slechte wetten weten om te vormen, dat de hedendaagse mensen zich er nu helemaal geen gewetenszaak meer van maken om de geboden van God te overtreden, als ze zich maar houden aan hun wereldse wetten!
Hoofdstuk 26: De mens en de wet. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
...  15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37 - 38 - 39 - 40  ...