Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

16678 resultaten - Pagina 27 van 1112

...  15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37 - 38 - 39 - 40  ...
[14] Laten we dan verder kijken naar de wolken en nevels en ook naar de winden die deze wolken en nevels bewegen. Dat alles is een uitwerking van de aardemilt, want haar centrale hoofdvuur dringt door talloze organen van de aarde heen en verwarmt die overal voldoende. Als men slechts enkele kilometers in de aarde zou doordringen, zou men zich kunnen overtuigen hoe machtig reeds hier dit innerlijk verwarmingsorgaan van de aarde werkt. Als er nu water in deze diepten doordringt, wordt dat weldra in dampen omgezet. Deze blazen de aardehuid omhoog en dringen dan langzamerhand als gas door de poriën, kloven en andere spleten van de aardkorst, vullen op die manier de lucht en verstoren haar evenwicht, waardoor dan de winden ontstaan. Als deze in het binnenste van de aarde gevormde waterdamp en gassen - vaak ten gevolge van de te grote druk - met geweld een uitweg zoeken, dan wordt daardoor een grote of kleine aardbeving veroorzaakt en in de nabijheid van de uitbarsting treden vernielende orkanen, wervelwinden en soms ook vuurhozen op. Hier hebben we dan weer een derde aanschouwelijk verschijnsel aan de aardoppervlakte, dat door dit orgaan wordt veroorzaakt.
Hoofdstuk 9: De milt van de aarde - Jakob Lorber - Aarde en Maan
[6] Een derde soort vaten gaat ook weer van de maag uit en verbindt speciaal diens slijmhuid met de galblaas en de lever. Door deze vaten wordt de slijmerige kool - of galstof van de spijzen in de maag afgezonderd en voor het grootste deel in de galblaas bewaard. De reden daarvoor is dat, als de mens of het dier iets te weinig van deze stof - die voor de vertering nodig is - uit de spijsbrij in de maag haalt, de lever van haar voorraad weer wat aan de maag moet teruggeven. Want alle vertering is een soort gistingsproces waartoe, zoals bekend, sommige voedingsstoffen zich beter lenen dan andere. Ook hebben enkele stoffen die zeer waterachtig zijn maar weinig giststof in zich, wat iedereen in de natuur al dadelijk merken kan. Neem bijvoorbeeld een schaal met zuiver water en voeg een beetje zemelen erbij, dan zal dit mengsel lang moeten staan voordat het gaat gisten. Neem nu een andere schaal met wijnmost en doe er ten overvloede nog wat gerste - of rijstemeel bij, dan zal dit in een paar uur zo'n gisting teweegbrengen, dat men zich nauwelijks raad weet. Als echter daaruit al blijkt dat enkele stoffen, die de mens evenals het dier als voedsel tot zich neemt, meer of minder kool - of giststof bevatten, dan moet het ook duidelijk zijn dat er in de lever voor een teveel van deze stof een reservoir aanwezig moet zijn om daarmee een tekort aan deze stof te hulp te komen, als deze in de opgenomen voedingsmiddelen in onvoldoende mate aanwezig is. - Door deze vaten hebben we nu de derde soort leren kennen.
Hoofdstuk 11: De lever van de aarde - Jakob Lorber - Aarde en Maan
[9] De lever bevindt zich bij de mensen - evenals bij alle dieren rondom de maag, omdat zij daar het meest nodig is. Daar is dit orgaan, maar dan in de grootste afmeting, ook in de aarde geplaatst. Zijn functie is geheel dezelfde als die van de lever bij de dieren. Hoewel ze maar een secundaire werking uitoefent ten opzichte van de werking van de milt, is ze toch een niet minder machtig orgaan tot verwekking van leven in elk dierlijk organisch lichaam. Want uit de lever van de aarde komt aanvankelijk alles als het ware voort wat de aardkorst in zich en op zijn oppervlakte draagt. Zo is ook al het zeewater uit de lever afkomstig en is in de grond van de zaak niets anders dan de uitgestoten urine van het aardelichaam, welke urine echter desondanks weer verdampt en in wolken opgaat, die op hun beurt in de lucht door de inwerking van het licht in zoet, voedzaam water wordt omgezet.
Hoofdstuk 11: De lever van de aarde - Jakob Lorber - Aarde en Maan
[8] Als dit orgaan nu zo'n prijzenswaardige bestemming heeft, dan zal het ook nodig zijn haar bouw enigszins te begrijpen. De opbouw van dit orgaan heeft weer een duidelijke gelijkenis met die van de milt en de lever, alleen met dit onderscheid, dat het door de bekende kussenachtige indeling zich essentieel van de andere onderscheidt. Aan beide kanten heeft ze een soort kwabzakken, die van elkaar zijn gescheiden door een aanzienlijke indeuking en een witachtig celweefsel. Ze vormen slechts in het midden, dat ook uit een witachtig celweefsel bestaat, een samenhangend geheel. Hier doorheen lopen de voornaamste waterkanalen, die de edele zaadstof aan de kwab leveren; ze hebben die - zoals al gezegd - uit het van de lever afkomstige water geabsorbeerd. In de kwabben wordt dit sap door de in haar opgewekte elektriciteit rijper, subtieler en meer vloeibaar gemaakt. Het wordt dan zo in de tere bloedvaten van dit orgaan opgenomen en eerst samen met het bloed naar het hart gevoerd, van waaruit het dan weer door geheel eigen vaten in de voor hem bestemde voorraadkamer wordt geleid, waar het dan voortdurend door de zogenaamde teelballen zijn voedsel verkrijgt en zo bruikbaar wordt gemaakt voor zijn bestemming. Nu hebben we, voorzover het voor ons doel nodig is, de bouw van dit orgaan bekeken en we kunnen nu hetzelfde orgaan in onze aarde gaan opzoeken.
Hoofdstuk 12: De nier van de aarde - Jakob Lorber - Aarde en Maan
[1] Het water van de zee en ook dat van de meren van het vasteland vormt een soort verdichte lucht, waarin dieren kunnen leven. Maar deze lucht behoort eigenlijk nog tot het aardelichaam zelf en wel tot haar buitenste schors. Daarom kan het water niet zonder meer in de atmosferische lucht worden opgenomen, maar slechts dat deel, dat zich in de nevels en wolken bevindt, evenals het vrije waterstofgas in de lucht zelf, al kunnen we dat ook niet als nevel of wolken beschouwen.
Hoofdstuk 20: Wezen en bestanddelen van de lucht - Jakob Lorber - Aarde en Maan
[1] Deze verschijnselen treden schijnbaar zo op, dat men zou kunnen geloven dat ze als het ware verzamelingen van bepaalde wervelwinden waren, die zich dan in de lucht tot een kluwen verenigen en dan weer naar beneden vallen als de opstijgende kracht van de wind is afgenomen. Maar voor iemand die wat dieper nadenkt zal deze uitleg zeker niet voldoen. Want om kikkers, padden en slangen op te tillen, zou toch een ongewoon sterke wervelstorm of zelfs een zeer hevige windhoos nodig zijn. Als deze niet zo stevig gebouwde dieren echter zo aan de woede van de winden werden prijsgegeven, zouden ze ten eerste al eerder, voordat ze op de aarde neervielen, in kleine stukjes gereten zijn; en met het in leven blijven van zulke dieren zou het niet zo best gesteld zijn. Ten tweede zou zo'n windhoos om die dieren op te vissen uit een meer of moeras - dat vaak in de lengte en breedte meerdere uren gaans lang is - zelf een ontzaglijke doorsnede moeten hebben en ook een zó krachtige werking, dat geen berg haar zou kunnen weerstaan en dat kan een wetenschappelijk onderzoeker toch niet gemakkelijk aannemen. En ten derde zou zo'n wind of zo' n geweldige windhoos ook het water van het meer tot op het laatste druppeltje, ofwel het hele moeras meenemen, zodat er niet het kleinste zaadkorreltje achterbleef. Als deze dieren dan zou. den neerregenen, dan moesten er ook water, modder en een menigte andere bestanddelen en planten naar beneden komen, wat echter gewoonlijk bij deze zogenaamde amfibieënregen nooit het geval is. Deze verschijnselen ontstaan echter op de volgende manier.
Hoofdstuk 15: Het trapsgewijze opklimmen van de levende wezens - Jakob Lorber - Aarde en Maan
[5] Eerst rust op de vaste aarde een kilometers dikke gevoelige aardehuid, waar overheen pas de eigenlijke gevoelloze aardkorst ligt, waarin zich de werking van het innerlijke organische leven van de aarde verduizendvoudigt. Daar wordt pas alles wat erin of er buiten ligt gevormd, d.w.z. het zaad, zoals het geaard is, wordt of nieuw gevormd of in zichzelf vastgelegd, zoals de uit de kiem ontstane uiterlijke vorm zich eens zal ontplooien. Ofwel, wordt hier voor de zaden de kracht gemaakt en al naar hun aard gedifferentieerd, opdat deze geschikt zal zijn voor het tot leven wekken van het reeds aanwezige zaad, zowel voor plant als dier. Ze wordt dan langzamerhand door het plantenrijk, het water en door talloze kleine diertjes opgenomen en heel intelligent gebruikt.
Hoofdstuk 18: De aardkorst - Jakob Lorber - Aarde en Maan
[1] De derde luchtregio rust ongeveer net zo op de tweede als de heel zuivere etherische olie op helder water zou rusten. Deze olie vermengt zich dan niet met het water, maar drijft boven en doet geen afbreuk aan diens zuiverheid, maar verleent integendeel aan de oppervlakte nog mooiere glans. Deze derde luchtregio werkt ook net zoals etherische olie; ze is als het ware het vet waardoor de beide onderste luchtlagen gesmeerd worden en is tegelijkertijd het etherische zout, dat de onderste luchtlagen zout en ze voor het gebruik door planten en dieren een goede smaak verleent.
Hoofdstuk 24: Het oog van de aarde - Jakob Lorber - Aarde en Maan
[1] Wat de voelende huid van de aarde betreft, die wordt door talrijke kris kras dooreen lopende kanalen doorsneden en tussen deze kanalen zijn weer een menigte grote en kleine verzamelplaatsen of reservoirs voor allerlei uit het binnenste der aarde opstijgende vloeistoffen. Ook zijn er weer van die reservoirs, die terugstromende sappen opnemen en deze dan weer door de al eerder genoemde terugvoerkanalen naar het binnenste van de aarde leiden. Deze reservoirs hebben, evenals de meren aan de oppervlakte der aarde, verschillende vormen; de meeste echter zijn eivormig. Ze dienen er hoofdzakelijk voor om de sappen, die ze hebben ontvangen, in een soort gistingsproces te laten komen, waardoor ze weer scheikundig worden gesplitst en dan voor bepaalde doeleinden verder worden geleid. Deze reservoirs moet men niet verwarren met die grote onderaardse waterbassins, waaruit het drinkbare water aan de oppervlakte van de aarde tevoorschijn komt en die op verschillende plaatsen wel met een artesische bergboor kunnen worden bereikt. Deze grote waterbassins bevinden zich alle reeds in de ongevoelige aardkorst, terwijl de zoëven genoemde reservoirs voor aardsappen nog allemaal in het gevoelige deel van de aarde thuishoren. Welk doel die reservoirs nog meer hebben, zullen we eveneens in het geestelijk deel grondig beschouwen.
Hoofdstuk 19: De voelende huid van de aarde - Jakob Lorber - Aarde en Maan
[8] Richt een schepsel zich naar de ordening, dan zal het sterk worden als een boom en zal zich als een volkomen vrij wezen in de grote scheppingsruimte bewegen om eeuwig voort te bestaan, omdat dan zijn hele wezen is geschapen uit Mij, die eeuwig is en eeuwig zal zijn; en daarom is de mens een schepsel, omdat heel zijn wezen uit Mij is genomen en zijn lot kan niets anders zijn dan dat van Mijzelf, omdat het zijne uit Mij is genomen, evenals wanneer iemand uit een bron water schept, het water in het vat van gelijke soort is en dezelfde bestemming heeft als het water van de bron, waaruit het geschept werd.
Hoofdstuk 27: Ontstaan en doel van de materie - Jakob Lorber - Aarde en Maan
[10] Als iemand een plant in de aarde zou zetten, maar hij zou haar geen water, geen zonlicht en geen warmte geven - wat zou er dan van de plant terechtkomen? Nemen we even aan, dat de plant een vrij bewustzijn zou hebben en dat zij water, licht en warmte tot zich kon nemen, maar dat niet wilde, wat zou er van haar terechtkomen? Zij zou verdorren en vergaan.
Hoofdstuk 27: Ontstaan en doel van de materie - Jakob Lorber - Aarde en Maan
[2] Een bijzonder verschijnsel bij het ontsteken of nog beter bij het lichten van de door de derde luchtregio vallende meteoren is vooral, dat de kop van zo' n meteoor het meest lichtend is. Dit licht geven van de kop tijdens het doorschieten van de derde luchtregio is van dezelfde aard als het lichten van zijn staart. Het is een geconcentreerde stralenreflex, omdat het vaste, gewoonlijk ook nog ronde lichaam, de hem omgevende lichte, etherische lucht uiteen drijft en om zich heen, vooral aan de voorkant van de kop, een luchtomhulsel vormt, dat op zijn beurt om het lichaam een glanzend vlak vormt als van een holle spiegel, die het licht van de lichtgevende hemellichamen opneemt en het dan verder naar de aarde omlaag stuurt. Als iemand een ronde steen heel hard in helder water zou gooien, zou hij zich van dit verschijnsel in het klein een voorstelling kunnen maken, want al zou die steen ook zwart zijn, toch zal men hem onder water met een geheel witte kop naar beneden zien schieten. Dit witte aan de kop is niets anders dan een door de snelle beweging van de steen gevormde holle spiegel van water, die de in het water vallende stralen geconcentreerder opneemt en weer terugkaatst. Om deze reden lijkt ook het schuim van het water wit, omdat de luchtbellen als het ware louter holle spiegels zijn, die heel veel stralen in zich opnemen en ze dan geconcentreerd weer terugzenden. Wat hier het water laat zien, dat laat daar het lichten van een meteoor zien, namelijk niets anders dan een geconcentreerde reflex van het licht.
Hoofdstuk 26: Verschijnselen in de derde luchtregio - Jakob Lorber - Aarde en Maan
[10] Precies dezelfde oorsprong had de aardappelziekte van het vorige jaar (1847); Als koren en graanvelden plotseling branderig worden, dan is dat weer het gevolg van het in bezit nemen door zulke boze geesten, die dan materieel tevoorschijn komen. Niet zelden werpen zulke demonen zich ook op allerlei dieren; dan komen er al gauw besmettelijke ziekten onder de dieren, zelfs de vissen in het water blijven daar niet van verschoond. Zo is ook meestal de echte pest, evenals andere epidemische ziekten bij de mensen, een gevolg van het feit dat zulke boze geesten de lichamen in bezit nemen van mensen en deze op de ene of andere manier vernielen. Daardoor zou dan gemakkelijk de natuurlijke dood kunnen intreden, als er niet gauw zulke speciale middelen in Mijn naam werden aangewend, waarvoor deze demonen moeten wijken.
Hoofdstuk 31: De bezigheden van de geesten in de tweede luchtregio - Jakob Lorber - Aarde en Maan
[4] Om jullie de zaak nog duidelijker te maken zullen we een duidelijk voorbeeld geven. Stel je eens een menselijke vorm voor, die zou zijn samengesteld uit een dun vlies dat met waterstofgas gevuld kon worden en als het gevuld was een menselijke vorm zou hebben en zeker dadelijk in de hogere regionen zou opstijgen. Als echter in deze ballonmens het waterstofgas zich plotseling zou verdichten dan zou zo'n eventueel verdicht waterstofgas, vloeibaar geworden, natuurlijk zwaarder worden en door zijn gewicht naar beneden vallen; daar hij zich echter niet buiten, maar binnen in onze ballonmens bevindt, die door de verdichting van het waterstofgas de nodige expansie heeft verloren, wordt dan ook de ballonmens naar de aarde getrokken. De vorm van de ballonmens is niet veranderd, hij is alleen maar wat ingeschrompeld, als het ware magerder geworden, en kon vanwege het nieuw gevormde zwaartepunt niet meer in hoge luchtregio blijven. Als echter beneden op de materiële grond van de aarde het tot water verdichte gas (* Dit is chemisch gezien natuurlijk niet juist, maar het is hier alleen bedoeld om aanschouwelijk te maken hoe een substantiële ziel, die haar lichaam al heeft afgelegd door materiële wensen en gedachten weer in de materie teruggetrokken wordt en zich met deze verbindt. - Noot van de uitgever) door nieuw toegevoegde warmte weer in gas wordt veranderd, dan zal de ballonmens weer opstijgen.
Hoofdstuk 32: Geesten nemen bezit van de materie - Jakob Lorber - Aarde en Maan
[4] Zulk een verzoek wordt hun toegestaan, maar gewoonlijk houden ze hun woord niet, want deze geesten worden door afschuw en haat tegen de materie boosaardig of wraakzuchtig, of ze scholen met miljoenen samen en willen naar buiten in de wijde oneindigheid ontvluchten. De boosaardigen en wraakzuchtigen worden weer gevangen genomen en onder bovengenoemde meteorische verschijnselen naar de aarde afgevoerd, waar hun de plantengebieden worden aangewezen om in te werken. Maar hebben ze daar geen zin in, dan worden ze in de verschijningsvormen van water in beken, rivieren, meren en zeeën gedreven, waar ze dan ook, wat jullie al bekend is, vaak lelijk te keer gaan. Maar zijn ze erg boosaardig geworden en hebben ze zich daar met de harde, ongenaakbare geest van de zee verenigd, dan kan het wel gebeuren en gebeurt het ook vaak, dat zulke kwaadaardige lieden weer worden terugdreven naar het binnenste van de aarde, wat een erg beklagenswaardig lot is. Maar als deze geesten vlijtig bezig zijn met de plantengroei, dan kunnen ze óf de weg van het vlees inslaan, of ze kunnen na een afgelegde dienstperiode, die op zijn hoogst twee honderd jaar of iets langer duurt, weer in hun vorige vrije toestand terugkomen, zodat ze dan in vrijheid de lucht, de bergen, het aardrijk, de bossen, vaak ook meren en rivieren kunnen bewonen.
Hoofdstuk 34: Lucht -, berg - en zwerf geesten - Jakob Lorber - Aarde en Maan
...  15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37 - 38 - 39 - 40  ...