Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

15547 resultaten - Pagina 28 van 1037

...  16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37 - 38 - 39 - 40 - 41  ...
[16] Ik zeg: 'Denkt u er zo over?! U matigt zich aan dat u alleen de zonden vergevende kracht zoudt bezitten, en u zegt daarbij dat hij alleen maar door de dood te genezen is. Ik zeg u echter: Opdat u zien en weten kunt dat de Zoon des mensen op aarde óók de macht heeft om de zonden te vergeven, zeg Ik nu in uw bijzijn tegen deze zieke: 'Sta op, neem je bed en ga volledig gezond en getroost naar huis! (Matth. 9:6)
Hoofdstuk 116: Bethabara. Genezing van de jichtlijder. (22.11.1851 ) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[17] Na deze woorden strekte de zieke. opeens geheel gezond. zijn voorheen allerellendigst verdraaide en ten dele reeds verdroogde ledematen uit en in datzelfde ogenblik kwam ook al het vlees weer terug. Hij bedankte Mij snikkend van overgrote vreugde. stond van zijn bed op en was meteen weer zo sterk en krachtig. dat hij dadelijk de touwen van het bed losmaakte. vervolgens het bed onder zijn linker arm nam, zich met het tamelijk zware en omvangrijke bed met gemak door het grote gedrang een weg baande en het zelf tot Kapérnaum naar huis droeg! (Matth.9:7)
Hoofdstuk 116: Bethabara. Genezing van de jichtlijder. (22.11.1851 ) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[5] Toen God daarna in de dode vorm een levende ziel en daarin een denkende geest inademde, was dat geen stoffelijk, maar een zuiver geestelijk werk van God in en aan de vorm van de eerste mens van de aarde. En toen deze wonderdokter Jezus uit Nazareth, hier waar wij allemaal bij waren, datzelfde deed bij het dochtertje van de overste, was dat naar ik aan mag nemen toch ook wel een zuiver geestelijk werk en een geestelijke verzorging?!'
Hoofdstuk 117: Toespraak van de jonge Romein. (24.11.1851 ) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[10] Dan zegt de bijdehante spreker van daarnet: 'Heb maar even geduld, u zult het zo dadelijk zien! Kijk, het is vandaag sabbat; op deze dag komt meestal, zoals u het in de synagogen en scholen leert, het heil van boven! Dit keer is het heil van de mensen reeds beneden, en daarom komt er nu iemand, die nog geen heil heeft, van boven naar u daar beneden om daar zijn heil te zoeken. Er gebeurt hier dus niets dat strijdig is met de sabbat; want het is toch wel hetzelfde of op de sabbat het heil van boven naar beneden komt, of dat iemand het heil beneden zoekt, omdat het al vóór hem uit de hemel naar beneden kwam bij de blinde mensen, die het niet kunnen zien ook al stoten ze hun neuzen ertegen!'
Hoofdstuk 116: Bethabara. Genezing van de jichtlijder. (22.11.1851 ) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[12] Zijn zoon Johannes predikte te Bethabara de waarheid en riep jullie gewetenloze misdadigers in het heiligdom van God op tot boetedoening en tot terugkeer naar Mozes en diens zuivere leer; en wat deed je met hem?! Waar kwam hij terecht?! Hij verdween; -zover ik weet is hij 's nachts door boosaardige beulsknechten opgepakt!
Hoofdstuk 117: Toespraak van de jonge Romein. (24.11.1851 ) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[7] Ik zeg: 'U kent wel de dode letters; maar daarin is God niet, en daarom kunt u God ook niet uit de schrift kennen! De schrift toont u alleen de weg naar God, en dat alleen maar als u die weg gaat zonder daar van af te wijken.
Hoofdstuk 119: Het voorbeeld van de reis naar Rome. Aan de zee van Galilea. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[8] Wat heeft u eraan als u de weg naar Rome kent, maar er nooit gebruik van maakt om naar Rome te gaan en daar de grote stad van de koning te zien?! Welke kenner van de weg naar Rome kan zeggen, dat hij Rome kent omdat hij de weg daarheen kent, terwijl hij nog nooit één stap op die weg heeft gezet?! En wat voor nut heeft u dan van de kennis van de schrift, de weg naar God, als u nog nooit één stap daarop hebt gezet!
Hoofdstuk 119: Het voorbeeld van de reis naar Rome. Aan de zee van Galilea. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[9] Ik ken net als u de hele schrift, maar Ik heb altijd naar de daarin gegeven wetten van God gehandeld; daarom ken Ik God volkomen en kan Ik u dan ook uit de oorspronkelijke bron meedelen, dat er nog nooit iemand van u en van uw soort God heeft gekend en op uw slechte wegen ook nooit zult leren kennen, want u bent allemaal godloochenaars!
Hoofdstuk 119: Het voorbeeld van de reis naar Rome. Aan de zee van Galilea. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[11] Nadat Ik dat aan de, Farizeeën en schriftgeleerde verkondigd heb, klinkt uit het volk een machtig bijvalsgeroep, en men wil de Farizeeën en schriftgeleerden molesteren. Dat verhinder Ik echter en Ik ga met de leerlingen en al de Farizeeën en schriftgeleerden door het kleine zeepoortje naar buiten aan de zee. En omdat hier al verscheidene schepen klaar liggen, scheept men zich meteen in, en we varen met een matige, goede wind snel van de oever weg, opdat de grote volksmenigte ons niet bereiken kan.
Hoofdstuk 119: Het voorbeeld van de reis naar Rome. Aan de zee van Galilea. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[1] Toen we een punt bereikt hadden waar het volk ons niet meer kon zien, liet Ik weer naar de kust varen; want het was al bijna middag en we hadden in het schip niets te eten. We kwamen ongeveer twee uur gaans van het vorige huis weer aan land, en moesten toen nog een behoorlijk stuk terug lopen naar een klein dorp, waar we middagpauze wilden houden.
Hoofdstuk 120: Aan de zee. Matthéus de tollenaar. (27.11.1851 ) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[8] In het dorp gekomen bracht Matthéus ons naar zijn huis, waarin alle tollenaren die bij deze belangrijke tol werkten en een aantal opzieners en andere 'zondaars' -volgens het oordeel van de Joden, Farizeeën en schriftgeleerden - aan het middagmaal zaten. Het huis van Matthéus was groot en het was tevens een herberg, waarin de Joden moesten betalen om iets te eten en te drinken te krijgen, terwijl de tollenaars, opzieners en 'zondaren' niet behoefden te betalen, omdat ze in dienst waren van het huis, dat de tol van de Romeinen in pacht had.
Hoofdstuk 120: Aan de zee. Matthéus de tollenaar. (27.11.1851 ) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[3] 'In tegendeel', zei een schriftgeleerde, een goede bekende van Jozef, Jozef heeft mij meer dan eens zijn nood geklaagd over zijn zoon Jezus, en daarbij gezegd: 'Ik weet niet wat ik met deze jongen aan moet! Zijn geboorte moet zeer uitzonderlijk geweest zijn. Uit de verschijnselen, die daarmee schijnbaar zeer nauw verband hielden, had men kunnen opmaken dat het goddelijke wezen Zelf Zich door dit kind op aarde moest manifesteren. Ook verscheidene, beslist buitengewone verschijnselen alsmede zijn vaak heel wijze gezegdes uit zijn vroegste kindsheid spraken daar maar al te duidelijk voor. Dit alles heeft mij met de grootste verwachtingen vervuld en dat des te meer, omdat ik in rechte lijn van David afstam. Maar juist nu het tijd wordt dat de jongen wat moet gaan leren, is er met hem niets te beginnen. Als ik hem naar een onderwijzer laat gaan, dan kan deze niets van hem gedaan krijgen; de jongen weet en begrijpt alles beter, en als de onderwijzer hem streng wil aanpakken, dan is het helemaal uit!
Hoofdstuk 121: Gesprek over Jozef, Maria en Jezus. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[6] Johannes, de evangelist, zegt: 'Vrienden, ik weet precies hoe het zit, en ben er geheel mee op de hoogte, maar het ogenblik is nog lang niet gekomen om jullie dat te vertellen. Er komt beslist een moment, waarop u het van Hem Zelf zult horen! Tot zo lang moeten Zijn daden en Zijn wijsheid voldoende voor u zijn'. De Farizeeën en schriftgeleerden drongen er wel bij Johannes op aan, dat hij hen toch. tenminste een paar aanwijzingen zou geven, maar Johannes liet zich niet overhalen. Toen gingen er verscheidene tolbeambten en de opzieners naar hun werk, omdat ze klaar waren met het middagmaal en er kwam ruimte aan de grote tafel.
Hoofdstuk 121: Gesprek over Jozef, Maria en Jezus. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[2] Tijdens dit prettige samenzijn, waarbij de Farizeeën en schriftgeleerden ook met de tollenaars en zogenaamde zondaars steeds beter overweg konden kwam een keukenmeisje naar de huisheer toe en zei: 'Wat moeten we doen? De vissers zijn nu pas gekomen, ze hebben vis gebracht en willen iets te eten en te drinken hebben, maar omdat we vandaag toevallig zoveel vreemde gasten hebben, die zo goed als onze hele voorraad opgegeten hebben, weten we in de keuken niet wat we moeten doen. Matthéus, de tollenaar, vraagt: 'Hoeveel zijn het er?' Het meisje antwoordt: 'Het zijn er wel twintig,' Dan zegt Matthéus, de tollenaar: 'Laat ze maar binnenkomen, hier is nog genoeg voorraad!'
Hoofdstuk 122: De twijfel van Johannes de doper. (28.11.1851) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[4] Als de vissers echter Petrus en een aantal van hun vroegere collega's herkennen begroeten ze elkaar, waarbij de vissers meteen een beetje mokkend, omdat het er op hun tafel wat magerder uit ziet dan op de onze, tegen Petrus zeggen: 'Voor ons is het voldoende, want we zijn nog echte getrouwe leerlingen van Johannes en het is ons geboden te vasten. jullie kunnen echter, als nieuwe leerlingen van Jezus, naar hartelust eten zoals we zien; want van vasten schijnt bij jullie geen sprake meer te zijn!' (Matth. 9:14)
Hoofdstuk 122: De twijfel van Johannes de doper. (28.11.1851) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
...  16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37 - 38 - 39 - 40 - 41  ...