Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

9883 resultaten - Pagina 28 van 659

...  16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37 - 38 - 39 - 40 - 41  ...
[7] De verstandspreses zegt: beste vrienden, wat de gever betreft, deze staat boven de horizon van onze kennis en we hebben alles gedaan als we onszelf herkend hebben als een gegeven iets. Willen we echter de gever bestuderen, dan doen we niets anders dan wanneer we met een passer in de hand de omtrek van de oneindigheid zouden willen opmeten. Dat is zeker waar, omdat zich boven een bepaalde cirkel tot in het oneindige grotere cirkels laten denken, waarmee de kleinste cirkel gelijkenis vertoont. Maar wanneer deze kleinste cirkel volkomen gelijk zou willen worden aan een grotere boven hemzelf, dan zou hij eerst uit elkaar getrokken moeten worden, zijn veel kortere omlijning naar de ronding van de grotere cirkel moeten uitstrekken om dan daarmee gelijk te gaan lopen. Dat is wel te doen, maar de ervaring zal Ieren dat de op deze manier uitgestrekte lijn van de kleinste cirkel misschien nauwelijks met het duizendste deel van een aanzienlijk grotere cirkellijn in aanraking zal komen. En zo zal ook slechts dit deel gelijk met haar opgaan; alle andere duizendste delen zullen echter voor deze veel kortere lijn toch eeuwig onbereikbaar blijven. Kijk, in dit voorbeeld hebben slechts twee begrensde cirkels met elkaar te maken. Neem nu eens deze kleinste cirkel en meet met zijn uitgestrekte cirkellijn de oneindige, onbegrensde cirkel en vraag je daarna af, hoe zo'n werk of onderneming, verstandelijk gezien, beoordeeld zou moeten worden. Ik denk dat er in de menselijke hersenen geen grotere dwaasheid kan worden uitgedacht; zo is het ook als wij van de oneindige Gever zouden willen doorgronden wie Hij is. Daarom is het, zoals ik al eerder heb gezegd, voor ieder mens voldoende als hij zichzelf als een bepaald gegeven erkent, en dus ook het afgegrensde gebied van zijn inzichten. Wat de Gever betreft, deze gaat de gegevene in het minst niet aan, daar Hij kennelijk oneindig verheven moet zijn boven al het gegevene. Wat kan een appel nog worden wanneer hij volledig gerijpt is? Wat een cirkel, wanneer de van een bepaald punt uitgaande lijn zichzelf weer heeft bereikt? Laat hem blijven wat hij is, dan zal hij volmaakt zijn zoals hij gegeven werd. 8 De aanvoerder zegt: je hebt ons nu over alles een goed antwoord gegeven. Maar desondanks hebben we nog één vraag en deze luidt als volgt: in de streek waar wij vandaan komen, wordt door een zo te zeggen betere groep voortdurend de liefde tot God gepredikt, maar wij weten niet hoe we dat, uitgaande van jouw wijze inzichten, moeten opvatten. Want wij verstaan onder liefde een vastgrijpen en een tot zich trekken. Maar hoe kan een begrensd wezen of een begrensde kracht een onbegrensde kracht vastgrijpen en naar zich toetrekken?
Hoofdstuk 26: Vervolg van het bezoek bij de stoïcijnen - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[1] De verstandspreses zegt: beste vrienden, alvorens op deze vraag een deugdelijk antwoord te kunnen geven, is het noodzakelijk om verschillende zaken goed van elkaar te onderscheiden. Vooreerst moet het begrip `liefde' volkomen verstandelijk uiteengezet worden; pas dan zal men daaruit kunnen opmaken hoe ze zich verhoudt tot zichzelf en tot alles wat haar omgeeft. Het begrip `liefde' is niets anders en kan onmogelijk iets anders zijn dan een behoefte die zich uit en waarvan de oorzaak kennelijk niets anders kan zijn dan een gebrek aan datgene waarnaar de behoefte uitgaat. De behoefte lijkt op honger. Wanneer een mens een stevige honger heeft, dan heeft hij zo'n enorme eetlust dat hij er als het ware van overtuigd is dat hij op zijn minst een wereld moet opeten voordat zijn honger gestild zal zijn. Maar wat zegt de werkelijke ervaring over deze fantastische voorstelling? Niets anders dan: jij hongerige mens, eet maar een enkel pond brood en je zult voldoende verzadigd zijn! Kijk, precies hetzelfde is het geval met de meer geestelijke behoefte van het begrip `liefde'. De naar liefde hongerende mens is van mening dat hij de maag van zijn hart met de hele oneindigheid moet vullen voordat hij behoorlijk verzadigd wordt. Wat is echter de oorzaak van dit onzinnige verlangen? Deze is nergens anders te vinden dan in het niet verzadigd zijn van de horizon van eigen inzichten, waardoor dan noodgedwongen de ene leegte op de andere volgt; het ene gemis volgt op het andere en bijgevolg de ene behoefte op de andere. Liefde begeert verzadiging. Daar dit vermogen tot begeren echter een puur mechanische eigenschap van de geest is, woont in haar ook niet het vermogen om te beoordelen wat ze voor haar verzadiging moet verlangen. Omdat juist door dit vermogen tot begeren een leegte in het inzicht tot uiting komt, kan dit gebrek aan inzicht, wat hetzelfde is als helemaal geen inzicht, de voor zijn verzadiging noodzakelijke voeding dan ook niet beoordelen. Bij zo'n gelegenheid keren zulke leeghoofden zich dan met hun blinde vermogen om te begeren inderdaad naar het gebied van het oneindige en zijn dan van mening dat hen uit deze eeuwige hoorn van overvloed het ontbrekende als zogenaamde gebraden vogels in de mond zal vliegen. - Hoe ijdel zo'n echt waanidee eigenlijk is, ligt toch voor de hand, omdat zulke `oneindigheidliefhebbers' in plaats van een of andere volledige verzadiging slechts een steeds grotere honger krijgen. Dat is ook heel vanzelfsprekend en aan de hand van een natuurgetrouw voorbeeld ook goed te begrijpen. Stel je eens een gewoon hongerig mens voor met naast zich een korf met brood, terwijl hij zijn mond naar de oneindige ruimte toe steeds verder openspert, alsof hij de gehele aarde, de zon en de maan en de hele sterrenhemel zou willen verslinden, maar naar het brood naast zich niet omkijkt. Dan is het toch duidelijk dat hij met zijn honger naar de oneindigheid van uur tot uur hongeriger wordt en als hij niet spoedig naar de korf grijpt, tenslotte aan de hongerdood zal zijn overgeleverd. Hieruit kunnen jullie, geachte vrienden, toch zonder verdere uitleg gemakkelijk opmaken hoe het staat met de zogenaamde `liefde voor God'. De ware liefde voor God kan bijgevolg immers niets anders zijn en uit niets anders bestaan dan dat ieder willekeurig mens zijn inzichten tot aan de hem gegeven horizon moet naleven. - Deze verwezenlijking kan echter pas op gang komen wanneer de mens zich zelf en dus het hem gegeven domein heeft onderkend. Maar om dat te kun nen moet de mens heel zorgvuldig alle hindernissen uit de weg ruimen, zich van alle uiterlijke onbelangrijke behoeften bevrijden, en zich dan in zijcc eigen middelpunt begeven van waaruit het hem pas mogelijk wordt zijti hele horizon te overzien en zijn domein dan op te vullen met datgene wat hem is gegeven. Heeft hij dat met volharding en grote zelfverloochening tot stand gebracht, dan heeft hij ook zijn liefde of zijn begeren volkomen verzadigd. Wat hij van dit alles zal verteren, zal hij gemakkelijk meteen uit zijn eigen hem gegeven overvloed aanvullen. Dat is dan, vanuit het standpunt van het zuivere verstand bezien, een volledige en verzadigde liefde, die niet meer als honger maar steeds als een verblijdende verzadiging tot uitdrukking komt. Kijk, dat is nu voor mijn horizon de meest duidelijke opvatting. Kunnen jullie hier echter iets tegenin brengen dan kunnen jullie dat, zoals gezegd, even onbevangen doen als het mij vrij staat om te reageren op iedere tegenwerping.
Hoofdstuk 27: De overwinning en verlossing van een wijze stoïcijn - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[7] Zij zegt: och mijn lieve hemel, als hij bestaat, zoals u zegt! Dat is toch verschrikkelijk! Ja, ja, u moet het toch beter weten dan ik. Op aarde heb ik namelijk ook soms gedacht, zoals mij eens een echt geleerde en voorname heer heeft gezegd, dat er niets meer is na de dood. Nu zie ik pas in dat die heer de waarheid heeft gesproken; daarom zal het mij mettertijd ook vergaan zoals het u nu vergaat. Op aarde heb ik, als het echt slecht met me ging, toch altijd nog kunnen zeggen: mijn God en mijn Heer, verlaat mij niet! Maar wat kan ik nu doen, als er geen God bestaat? Zou u mij, geachte vriend, dan ook nog willen zeggen hoe het er vervolgens met Christus en Zijn moeder, de maagd Maria, die allerzaligst zou zijn, voorstaat? Waarom hebben we dan op aarde zoveel rozenkransen tot hen beiden moeten bidden, en waarom hebt u zo aandachtig zovele missen gelezen, als het allemaal is zoals u me nu hebt gezegd?
Hoofdstuk 30: Een geestelijk filosoof en een kwezel - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[9] Een ander voorbeeld zien jullie bij je kinderen, die in hun zwakheid vaak sterker zijn dan de allergrootste held, voor wie duizenden en nog eens duizenden sidderen. Laten we aannemen dat de held een vader is die een klein kind heeft dat nog nauwelijks in staat is iets verstaanbaars te brabbelen. Er mogen duizenden naar deze held toekomen om hem van een idee af te houden, toch zullen ze zeker niets bereiken. Maar dit kind hoeft hem maar aan te kijken, hem toe te lachen en dan tegen hem te zeggen: papa, blijf bij me, ga ditmaal niet weg, want ik ben zo bang dat je ongelukkig wordt; en de held wordt teergevoelig en luistert naar zijn kind.
Hoofdstuk 34: Wederzijdse beïnvloeding van echtgenoten in het hiernamaals - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[4] Lieve vrienden, jullie hebben gelijk. Juist voor deze redevoering heb ik jullie hierheen geleid. Jullie zeggen echter: aangezien dit hele rijk van de nacht slechts een eindeloos vlakke zandbodem lijkt te zijn en we hier nergens een verhoging hebben gevonden, zouden wij wel eens willen weten hoe het deze spreker mogelijk is om zich een flink stuk boven zijn toehoorders te plaatsen. Het is goed dat jullie dit vragen, want hier heeft het meest onbeduidende een grote betekenis. Deze spreker heeft van zand een heuveltje opgeworpen en aangestampt, maar zoals de samenstelling van zijn sprekerspodium is, zo zal ook zijn toespraak zijn. Zolang de spreker op zijn zandpodium rustig blijft, zal deze hem wel dragen. Als hij echter daarop wat meer houvast zoekt, zal de zandheuvel ineenzakken en zal hij vanaf zijn hoogte omlaag komen tot op dezelfde bodem waarop zijn toehoorders zich bevinden. Nu heeft hij een teken gegeven dat hij zal spreken; dus zullen we in het verborgene ook heel goed naar hem luisteren.
Hoofdstuk 31: Oord van duisternis. Daar is geween en tandengeknars - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[17] We zijn nu eenmaal hier, dat staat buiten kijf; maar hoe lang moeten we in dit sobere rijk blijven wonen? Zal het met ons bestaan ooit nog eens goed aflopen? Of zullen we het allerzaligste genoegen hebben misschien voor eeuwig rond te moeten dolen in deze met zegeningen overspoelde landouwen? Kijk, dat is een buitengewoon belangrijke vraag; maar juist deze belangrijke vraag roept om iemand die haar zou willen beantwoorden. Geëerde toehoorders, wat dat betreft kunnen jullie ervan verzekerd zijn dat jullie eerder van een steen een antwoord krijgen dan van mij. Ik wil niemand bij voorbaat uitsluiten, want zoveel hoofden zoveel zinnen. Ik denk echter dat bij deze buitengewone verlichting van ons grote toneel, iemand hierover amper iets zinnigs aan het `daglicht' kan brengen, want om iets in een helder licht te stellen moet er ook licht voorhanden zijn en voor daglicht is zon nodig.
Hoofdstuk 31: Oord van duisternis. Daar is geween en tandengeknars - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[19] Zeer geëerde toehoorders, als trouwens alle op aarde levende mensen een lot wacht zoals wij nu hebben, wat ik bepaald niet wil betwijfelen, dan ben ik van mening dat de eerlijke Mozes en de doodeerlijke Christus in dit opzicht met hun wetgeving een zeer wankele en zinloze weg zijn ingeslagen. Zouden zij, en heel in het bijzonder Mozes met zijn wonderstaf, in plaats daarvan op de aarde hebben geslagen en daarbij hebben gezegd: zon verduister, we hebben voor onze domheid genoeg aan sterrenlicht, en jij aarde moge tot een zandwoestijn worden waarop niets anders dan hier en daar echt IJslands mos zal groeien, dan had de hele strenge wetgeving van donder en bliksem mooi achterwege kunnen blijven. Want onder die omstandigheden moet het zondigen toch vanzelf een grotere zeldzaamheid worden dan echte diamanten in Groenland, Spitsbergen of Nova Zembla. Ik zou wel eens willen zien wie hier zou kunnen roven of stelen en wie hier met deze vette kost en ons bekoorlijk skeletachtige uiterlijk nog wellustig kan zijn. Ook een leugenaar zou ik hier, als ik het had, met goud willen betalen; en wat zou iemand hier tot moord kunnen aanzetten? Om daar achter te komen, zou voor ons met al onze schatten en rijkdommen, zeker nog veel moeilijker zijn dan voor astronomen met hun optische instrumenten, het ontdekken van planeten van andere zonnen. Om kort te gaan, we kunnen doen en praten wat we willen, toch ben ik ervan overtuigd dat we ons lot geen zier zullen verbeteren! Ik heb hier reeds reizen ondernomen, verder dan die van Christoffel Columbus, en deze zee van zand en duisternis in alle richtingen doorkruist, maar mij is het geluk niet ten deel gevallen om: land, land! te kunnen uitroepen maar alleen: nacht, mos en zand! Daarom besluit ik mijn redevoering met de volgende mening:
Hoofdstuk 31: Oord van duisternis. Daar is geween en tandengeknars - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[12] Maar nu komt er een belangrijke kwestie waarover we het nooit eens konden worden en waardoor er dan ook regelmatig enige ergernis tussen ons beiden was. Ik zal u de reden van deze ergernis zo goed als het voor een vrouw maar mogelijk is uitleggen en u, mijn zeer geëerde vriend, zult dan zeker zo goed willen zijn om mijn man daarover een paar woordjes toe te fluisteren die hem beslist volkomen zullen genezen.
Hoofdstuk 36: Het echtpaar en een leugengeest - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[7] Maar voor we ons naar de omgeving van de middag begeven zullen we eerst nog eens kijken wat onze geredde man doet, en in welke omstandigheden hij nu verkeert. Kijk, onze rotswand staat alweer open, daarom zullen we terstond van deze gelegenheid gebruikmaken en ons door de spleet naar de uiterste grens van het kinderrijk begeven. Kijk, we zijn er al. De wand heeft zich weer achter ons gesloten en we zullen ons nu in het zeer nauwe dal dat langs de wand naar de middag loopt, begeven. Kom dus vlug met me mee!
Hoofdstuk 40: Waar bevinden de heidenen zich aan gene zijde? - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[19] Daarom willen we voor eeuwig en altijd klein zijn, opdat ons daardoor misschien ook eens de grote genade ten deel zal vallen, dat de Heer onze streek zal bezoeken, zodat wij naar Hem toe kunnen gaan; en mochten Zijn verheven vrienden ons dat willen beletten, dat Hij dan ook allergenadigst tegen ons moge zeggen: `Laat de kleinen tot Mij komen en hinder hen daaraan niet, want aan hen behoort het hemelrijk.'
Hoofdstuk 41: Bezoek aan de middag. De werking van waarachtig geloof en daadwerkelijke liefde - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[3] Je vraagt mij wat ik daarmee wil zeggen? Mijn allerliefste man, niets anders dan dat ik, noch deze verstandige man, jou omwille van eigen voordeel willen overreden om van jouw oude bijbelgeloof af te zien. Want als wij ieder voor onszelf verdergaan, hebben we daar toch beiden profijt van omdat ieder afzonderlijk zich er op deze karige bodem altijd gemakkelijker doorheen kan slaan dan twee of meer bij elkaar. Als we je dus hadden willen beliegen of bedriegen dan hadden we jou toch zeker bij je principes gelaten en je zou als consument ten gevolge van je principes van ons weg zijn gegaan. Wij wilden jou beslist niet beliegen of bedriegen, maar we hebben je alleen de zuivere waarheid getoond, waarvan op aarde geen sterveling zou kunnen dromen, en allerminst zo'n verstokte bijbel- en Christusfanaat als jij. Waar wil) e dan nog over nadenken? Kom toch eens tot bezinning en volg mij, je eeuwig liefhebbende vrouw. Zo je dan op aarde niet naar mij hebt willen luisteren, doe dat dan tenminste hier in het rijk van de naakte waarheid, waar ik nu al zes jaar meer ervaring heb dan jij. Kijk, op aarde is er niets dan bedrog, omdat iedereen daardoor iets wint of tenminste denkt iets te winnen, maar hier is aan al het winnen een einde gekomen; daarom vallen leugen en bedrog vanzelf weg. Geloof me, mij bindt niets anders aan jou dan mijn liefde; dat is nog de enige winst die ik door jou heb. Maar als jij steeds dwaas aan oude, onbeduidende principes vasthoudt, valt voor mij ook dit gewin weg. Wij kunnen daarom alleen maar gelukkig zijn als onze inzichten en ons gevoel volledig met elkaar in overeenstemming zijn. Kunnen we deze harmonie niet tot stand brengen, dan zal ik je eerlijk moeten bekennen dat ik zonder jou, gelukkiger zal zijn dan met jou, leeghoofd, aan mijn zijde. Ik ben nu niet meer in staat nog meer ten gunste van jou aan te voeren, behalve het volgende: omdat ik je oprecht liefheb en altijd heb liefgehad, heb ik hier dan ook al het mogelijke gedaan om je mijn eeuwige, plechtig beloofde liefde en trouw te bewijzen. Maar jij, die mij nooit hebt liefgehad, bent bereid om mij voor altijd uit liefde voor je dwaasheid te verlaten. Oordeel nu, wat je wilt doen.
Hoofdstuk 37: De zwakheid van de man. De gang van de vrouw naar de hel - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[11] De vreemdeling zegt: en zoiets durf jij als man hier te bekennen? Werkelijk, je lijkt me ook niet veel bijzonders te zijn, want mannen die de leiding van hun vrouw nodig hebben, staan bij ons in hetzelfde aanzien als de apen. Hierop wendt de vreemdeling zich tot de vrouw en zegt tegen haar: is dat werkelijk uw werk geweest, mijn allerbeminnelijkste, liefste dame? Zij zegt: o achtenswaardige vriend, ik moet helaas tot mijn schande bekennen dat deze, mijn overigens echt lieve man, zeker liever honderd en nog eens honderd jaar uit louter domme en onbenullige liefde voor de u welbekende Joodse filosoof in de dichtste duisternis mos en dor gras zou willen eten, dan dat hij de weg van het licht zou willen bewandelen, hetgeen hem niet alleen door mij, maar ook door de bijzonder wijze u welbekende geleerde die zich Melanchthon noemt, is aangeraden.
Hoofdstuk 38: In de eerste graad van de hel - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[9] Ja lieve vrienden, wanneer jullie op aarde een voorwerp met je stoffelijke ogen bekijken, zal dit voorwerp steeds constant blijven en niet veranderen, en jullie zullen het als zodanig altijd aan zijn uiterlijke vorm herkennen. Stel nu eens dat iemand er niet meer genoeg aan heeft om steeds weer dezelfde uiterlijke vorm te bekijken, maar graag het wezen van het gehele voorwerp zou willen leren kennen en wel vooreerst door het mechanisch te ontleden. Heeft hij het voorwerp in een voldoende aantal onderdelen opgedeeld en deze afzonderlijk bekeken, dan zal hij vervolgens nog zijn toevlucht nemen tot de scheikunde en het ontlede voorwerp in allerlei oersubstanties doen uiteenvallen, waarna hij in plaats van het oorspronkelijke voorwerp enkel en alleen grondstoffen krijgt waaruit het voorwerp als vorm heeft bestaan.
Hoofdstuk 43: Merkwaardige omgeving en woning van zalige geesten - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[7] Jullie vragen alweer hoe we hier over die zee zullen komen? Daartoe zullen we weer op onze gebruikelijke snelle manier reizen en zeggen: hier en daar, en we zullen zijn waar we willen zijn! Kijk eens om, we zijn reeds waar we willen zijn! Het gehele zeeoppervlak ligt al achter ons en kijk eens omhoog, we bevinden ons al onder de witte wolken. Jullie zeggen nu: beste vriend, de wolken stralen hier werkelijk heel mooi, maar de zon is niet meer te bekennen; waar is die dan gebleven?
Hoofdstuk 47: De 'rooms-katholieke' hemel. In de uiterste middag - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[13] Wij willen echter, daar we nu eenmaal hier zijn, de beiden voor hun tuinpoort toch een kort bezoek brengen, zodat jullie enigszins kunnen zien welke geestelijke gezindheid zij hebben. Laten we er daarom maar eens naartoe gaan. Kijk, ze hebben ons al gezien en haasten zich naar ons toe; maar zoals jullie zien blijven ze nu plotseling staan. Wat mag daarvan de oorzaak wel zijn? Ze vermoeden nog iets zinnelijks in jullie; daarom willen ze liever afwachten tot wij naar hen toekomen. Kijk nu, we zijn bij hen en de bijzonder mooie man ontvangt ons met de volgende woorden: wees gegroet met de zuiverheid van het woord van de Heer! Mag ik, de geringste dienaar van dit huis, jullie vragen welke zuivere en goede bedoeling jullie hierheen heeft geleid?
Hoofdstuk 44: Schoonheid en pracht van de middag. Onderricht over het wezen van liefde en wijsheid - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
...  16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37 - 38 - 39 - 40 - 41  ...