Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

1253 resultaten - Pagina 28 van 84

...  16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37 - 38 - 39 - 40 - 41  ...
[6] DE ENGEL zei met heldere stem: 'Wij zijn veel meer werkelijkheid dan jullie mensen; want jullie lichamen zijn beslist geen werkelijkheid, omdat zij niet zijn wat zij schijnen te zijn. Ze hebben wel een menselijke vorm, die zich met haar ledematen volgens de wil van de ziel laat bewegen, maar als deze vorm vergaat, gaat zij meteen weer in talloze andere vormen over. Alleen de zuivere waarheid* (*In het manuscript werd 'waarheid' in een ander handschrift toegevoegd omdat Lorber het betreffende woord had weggelaten) is een echte werkelijkheid, al het andere aan jullie mensen die nog aards zijn, is schijn en noodzakelijk zinsbedrog. Want zolang een mens terwille van zijn lichaam werkt om zich schatten van deze wereld te verzamelen, zolang bevindt zich ook zijn ziel door de begoocheling van haar lichaam zelf in de grootste begoocheling; want degene die het lichamelijke leven, leven noemt en ook denkt dat het dat is, diens ziel is als dood te beschouwen zolang zij zelfniet beseft dat het leven van het materiële lichaam de eigenlijke dood is.
Hoofdstuk 189: De Romeinen zien de engelenwereld - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[5] IK zei: 'Laten we daar nu over ophouden; want Ik heb immers zojuist de Romeinen uitgelegd hoe de hele mensheid door Mij voor het leven opgevoed wordt, en die priesters zijn toch ook mensen. Maar hoe erg hun vrijwillige koppigheid ook is om in alle zonden te volharden, dat geeft jullie toch tevens een duidelijk bewijs hoe zeer de menselijke vrije wil als de enige kiem tot verkrijging van het zelfstandige, vrije, eeuwige leven der ziel door God geëerbiedigd en beschermd wordt. En omdat deze zo geëerbiedigd en beschermd wordt, bewijst dit ook uitdrukkelijk dat God de mensen niet alleen voor deze aarde en voor hun korte levenstijd geschapen heeft, maar voor een eeuwig, geestelijk leven, dat echter alleen juist door de totale wilsvrijheid van de ziel tijdens dit korte lichamelijke leven volkomen bereikt kan worden, -dat echter ook verloren kan gaan als een mens tot aan het eind vrijwillig in zijn verstoktheid volhardt. Dat wil zeggen: de ziel zal nooit volledig ophouden ziel te zijn; maar wat voor een, is een heel andere vraag. Want in het hiernamaals kan niet die volmaaktheid bereikt worden als in dit leven. De reden daarvan heb Ik jullie al vaak aangegeven. Wanneer wij ons nu gesterkt zullen hebben, zullen wij er verder over nadenken en over de grote barmhartigheid van God spreken.'
Hoofdstuk 205: De wilsvrijheid en de geestelijke opdracht van de mens op aarde - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[12] Daarop verdween de gestalte en wij werden allen door een onheilspellende huivering bevangen. Wij renden bepakt en bezakt naar buiten en wekten door ons lawaai de mensen in huis, die ook naar buiten renden en nog veel andere mensen wakker riepen, die ook zo snel mogelijk uit hun huizen vluchtten; want deze mensen waren zeer lichtgelovig en geloofden in ons visioen, vluchtten en redden zich daardoor het leven.
Hoofdstuk 215: Het orakel van Delphi. Over het verder leven na de dood - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[6] Want Ik zal nu ook wanneer de tijd zal komen dit menselijke door veel lijden en zeer grote vernederingen nog op deze wereld helemaal in Mijn oergoddelijke veranderen en daarna opvaren naar Mijn God die in Mij is en naar jullie God die nu bij jullie is en jullie dat leert met Zijn mond.'
Hoofdstuk 231: De oneindigheid en alomtegenwoordigheid van God in Jezus - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[1] (DE HEER:) 'Mozes was zelf een groot meester in alle mogelijke vakken van de menselijke kennis. Er bestond in Egypte geen mysterie zo groot waarin hij niet ingewijd was, en de oude Egyptenaren bezaten ook zulke oogwapens, ook al waren die niet zo volmaakt als die van de genoemde latere geleerden, en zij konden daardoor heel goed de planeten ontdekken en hun loop ook redelijk goed berekenen, waarvan nog heden ten dage hun dierenriem te Diathira het duidelijkste bewijs levert. De zuivere wetenschap en hoofdwetenschap was natuurlijk slechts in handen van de priesterkaste; het gewone volk moest zich tevredenstellen met wat de priesters wilden zeggen.
Hoofdstuk 233: Het belang van kennis - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[2] DE ROMEIN zei: 'Alleen dwazen en mensen die nooit nadenken of hun verstand gebruiken, kunnen zo 'n vraag stellen waarvan het numeriek precieze antwoord hun zelf eeuwig vreemd en volkomen onbekend zal blijven en ook moet blijven, ten eerste, omdat het tellen daarvan om heel begrijpelijke redenen voor iedere sterveling volmaakt onmogelijk is; en ten tweede -gesteld dat bijvoorbeeld het tellen van het gras op aarde mogelijk zou zijn - omdat er thans toch geen enkel aan ons bekend getal is dat het totaal van het gras op de hele aarde zou kunnen weergeven; en tenslotte ten derde -gesteld dat ik jullie door een vrijwel eindeloze reeks van ons bekende grootste getallen en cijfers het totaal van het zand in de zee en het gras op aarde zou meedelen - blijft er nog de vraag: Wie zal kunnen zeggen of ik dat oneindig grote getal te hoog of te laag heb aangegeven? En als iemand dat zegt, dan ben ik als hoge en door de keizer met veel staatsmacht voorziene Romein volkomen gemachtigd van mijn tegenstander op leven en dood het volledig rekenkundig bewezen tegenbewijs te eisen, dat mij geen mens, maar slechts God alleen zou kunnen geven; want die man zou onder toezicht van veel getuigen eerst het zand en het gras moeten tellen, wat toch helemaal onmogelijk zou zijn zowel volgens de elementaire verhoudingen als vanwege de menselijke leeftijd, en dus kunnen jullie mij in duizend en nogmaals duizend jaar absoluut geen geldig tegenbewijs leveren.
Hoofdstuk 217: Over het Hooglied van Salomo - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[10] Als er maar één keer eens iemand kwam - natuurlijk wel op een manier dat men hem zou moeten herkennen als degene die hij op aarde lichamelijk was, dan zou dat het geloof bevestigen, en de mensen zouden dan ook beslist volgens zijn leer leven. Maar voor zover wij weten is dat nog nooit voorgekomen, en daarom is het ook heel natuurlijk dat de mensen wantrouwig en ongelovig worden. Dat thans en al heel lang de tempel vrijwel helemaal antimozaïsch is geworden, vindt zijn oorzaak voornamelijk in dat wat ik gezegd heb, en komt ook omdat de van ons afgescheiden Sadduceeërs heel openlijk aan geen onsterfelijkheid van de ziel meer geloven. En wie kan hun strikt genomen redelijkerwijs ongelijk geven? En daarom zijn de tempeldienaren dan eigenlijk niet helemaal alleen schuldig aan de slechtheid die nu in de tempel heerst, maar het steeds maar niet kunnen bewijzen van het leven na de lichamelijke dood. Ontbreken daarvoor sterke en overtuigende bewijzen, dan verdwijnt ook vanzelf het geloof in een god; en ook al gelooft men nog aan het bestaan van God, dan heeft men toch geen juiste achting en liefde voor Hem en beschouwt men de geboden die Hij aan de mensen gegeven heeft, als een menselijk bedenksel dat in een bepaalde tijd en voor de in die tijd geldende menselijke levensverhoudingen heel goed kon zijn, maar voor de tegenwoordige tijd nauwelijks meer te gebruiken is. Dat zeg ik niet om ons en de tempel eventueel goed te willen praten; maar het is toch geen onwaarheid dat het zo was en nu ook nog zo is.
Hoofdstuk 224: Het weerwoord van de Farizeeër - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[13] Toen kwamen zichtbare engelen, die eerst Abraham bezochten, en Jehova was onder hen en vertelde Abraham precies hoe het Sodom en de andere steden zou vergaan. En de beide engelen in de gestalte van twee sterke jongemannen werden er naartoe gezonden om Lot nog te redden. Het volk luisterde helemaal niet naar de jongemannen, maar wilde met hen nog de meest onnatuurlijke ontucht plegen. Lot ontkwam door de waarschuwing van de beide jongemannen. Alleen zijn vrouw werd slachtoffer omdat zij talmde uit nieuwsgierigheid; zij werd lichamelijk een zoutpilaar, zoals de jongemannen voorspeld hadden. Want zij zeiden: 'Wij moeten nu meteen vluchten en ons niet eens de tijd gunnen om om te kijken; want het onderaardse vuur grijpt snel om zich heen, en de overal vrijkomende dampen verstikken direct al het natuurlijke leven en veranderen alles in een steenachtig zout! ' Maar Lots vrouw bleef toch een paar ogenblikken staan en werd door de dampen achterhaald en daardoor een slachtoffer .
Hoofdstuk 225: Invloeden van geesten en contact met het hiernamaals - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[9] De druivenpers trad Ik alleen, en uit het volk niemand met Mij! Daarom vertrad Ik die (de hel) in Mijn toorn (gerechtigheid) en plette ze in Mijn woede (de hoogste orde der goddelijke wijsheid). Daarom is de overwinning op Mijn gewaad gespat (het ware van de leer en het geloof); want de dag der wraak is in Mijn hart, en het jaar van Mijn verlosten is gekomen. Mijn arm bracht Mij heil (het menselijke van de Heer); naar de aarde afdalend overwon Ik haar (de hel). Hij sprak: Kijk, die kinderen zijn Mijn volk (door de hel verleid), daarom werd Ik hun verlosser, wegens Mijn liefde en Mijn mildheid heb Ik hen verlost.'
Hoofdstuk 239: De tweede schepping van God - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[10] En verder vinden jullie ook bij hem in zijn 59e hoofdstuk: 'Hij zag dat er niemand was (d.w.z. geen liefde en geen waarheid) en verbaasde zich dat er geen vertegenwoordiger was; daarom bracht Zijn arm (het menselijke van de Heer) Hem heil, en de gerechtigheid richtte Hem op (de goddelijke orde in het menselijke van de Heer). Daarom trok Hij gerechtigheid aan als een pantser en de helm des heils op Zijn hoofd en trok het gewaad van de wraak ( de waarheid) aan en bedekte Zich met ijver als met een mantel. Toen kwam voor Sion een verlosser!'
Hoofdstuk 239: De tweede schepping van God - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[12] En in de 45e psalm, vers 4-8, lezen jullie iets heel voortreffelijks, dat luidt: 'Gord het zwaard (ook het menselijke van de Heer) om de lendenen, Machtige! Uw pijlen ( de waarheid) zijn gepunt. Volkeren (van de hel), die in hun hart vijanden van de koning (het goede en ware) zijn, zullen onder U vallen. Vestig Uw troon (de kerk des Heren) voor de tijd die komt en de eeuwigheid! U hield van de gerechtigheid; daarom heeft God U gezalfd.'
Hoofdstuk 239: De tweede schepping van God - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[2] LAZARUS zei: 'Ja, ja, jullie mening is volkomen juist, en de Romeinen hebben ook helemaal gelijk als zij zeggen: 'Hem die het zelf wil, geschiedt geen onrecht! ' , maar ik zeg: Zo spreekt toch alleen maar de droge wereldse rechtsfilosofie. Maar als ik een mens zie die zich uit vertwijfeling van het leven wil beroven, of ik zie een echt onervaren mens die giftige bessen verzamelt om op te eten, dan is het toch mijn menselijke plicht niet maar iedereen te laten doen wat hij zich voorgenomen heeft, maar hem daar heel ernstig van af te houden en hem te vertellen welke gevolgen het een en ander voor hem kan hebben.
Hoofdstuk 241: Lazarus wil de zondaars helpen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[11] Lazarus zei: 'O ja, dat geloof ik graag, maar wat mijn nog zeer beperkte menselijke verstand je kan vragen, kun je me toch beslist wel uitleggen!
Hoofdstuk 17: De oerstoffen van de schepping - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[4] De ene keer is Hij een kind, de andere keer een lam, de leeuw van Juda, dan weer een hogepriester in eeuwigheid - en wel op de manier van Melchizédek -afstammeling van David, een eeuwige koning der joden, en zo is Hij nog onder verschillende andere namen en aanduidingen beloofd, zodat je uiteindelijk helemaal niet meer kunt uitmaken als wat en in welke menselijke vorm, op welke manier en in welk ambt Hij in deze wereld tot ons joden zal komen.
Hoofdstuk 23: De vraag van de Romein naar de Messias - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[6] Het is dus van het begin af aan al verkeerd geweest van de mensen, dat de ouden de hel voor hun kinderen zo heet mogelijk maakten en de hemel afschilderden met alle kleuren van het licht en met alle geneugten die de menselijke zintuigen strelen. Daardoor veroorzaakten zij wel een soort vroomheid, die echter vanwege de hel, waar je erg gemakkelijk in terecht kon komen, en vanwege de hemel, die te moeilijk bereikt kon worden, nooit in ware liefde tot God en de naaste overging, maar bij de zwakke re karakters ontaardde in een steeds grotere vrees en bij de sterkere, die meer verlicht waren, overging in een totale onverschilligheid ten opzichte van God en de medemens. Want deze sterkere mensen geloofden zelf helemaal niets, maar deden pro forma mee, om het gewone volk het geloof te laten behouden, opdat het niet in opstand zou komen tegen hen voor wie het moest werken, zodat die zich in de plaats van het verloren geloof in God, hemel en hel op de wereld een hemel non plus ultra konden bereiden.
Hoofdstuk 243: De gevolgen van de verkeerde voorstelling van het hiernamaals - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
...  16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37 - 38 - 39 - 40 - 41  ...