Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

36880 resultaten - Pagina 28 van 2459

...  16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37 - 38 - 39 - 40 - 41  ...
[5] Vanaf deze tijd begon Ik er met Mijn leerlingen ernstiger over te praten dat Ik volgens de wil van de Vader wel naar Jeruzalem zou moeten gaan, en daar nog veel leed te verwachten had van de oudsten, hogepriesters en schriftgeleerden en dat Ik door hen gedood zou worden, maar op de derde dag weer uit de dood zou opstaan. (Matth. 16,21). En dat Ik dan voor eeuwig overwinnaar zou zijn van alle dood en alle vijanden van het leven, zoals Ik dat reeds op de berg van Marcus had vermeld.
Hoofdstuk 170: Petrus' blinde ijver en zorg om de Heer (Ev. Matth. 16,20-23) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[1] IK richtte Mij weer vriendelijk tot Petrus en zei: 'Ik heb je niet in het minst gekleineerd door je in scherpe bewoordingen het menselijke van je te laten zien! Alles wat er op deze wereld aan menselijks is aan de mens zoals zijn vlees en de verschillende behoeften hiervan om puur aardse redenen -, bevindt zich in het gericht en is daarom hel en satan, die het toonbeeld is van alle gericht, alle dood, alle nacht en alle zinsbedrog; want al het schijnbare leven van de materie is slechts een drogleven en de waarde ervan is zoveel als niets.
Hoofdstuk 171: Het wezen van satan en van de materie (Ev. Matth. 16, 24-28) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[4] Wat zou het een mens baten, als hij de hele wereld met al haar schatten zou winnen, maar daarbij schade zou lijden aan zijn ziel? Of wat kan een mens geven, om zijn ziel weer los te maken van de banden van de materie, het gericht en de dood? (Matth. 16,26)
Hoofdstuk 171: Het wezen van satan en van de materie (Ev. Matth. 16, 24-28) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[5] Wel zal het ooit gebeuren dat Ik, nu als Mensenzoon, terug zal komen in de heerlijkheid van de Vader met alle engelen, wier macht jullie kennen, maar Hij zal ook dan handelen zoals nu, en alleen een ieder kunnen helpen en vergelden naar de mate van zijn hoogst eigen werken. Wie dood wordt bevonden, zal ook dood blijven tot aan de tijd van de grote opwekking van al degenen, die in de graven van het gericht zijn gebleven, en ook daar zal ieders liefde, wil en geweten rechter zijn voor altijd! (Matth. 16,27)
Hoofdstuk 171: Het wezen van satan en van de materie (Ev. Matth. 16, 24-28) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[6] Maar zij die leven volgens Mijn woorden, en werken verrichten van ware zelfverloochening en innerlijke vrije liefde, zullen de dood niet zien en nooit voelen. Waarlijk, tot Mijn en jullie grote vreugde kan Ik jullie zeggen, dat sommigen van jullie geen dood zullen smaken en voelen, en getuigen zullen zijn van alles, totdat, zoals ook voorheen is besproken, de Zoon des mensen in Zijn rijk zal komen; zij zullen Hem zien en met Hem heersen, eeuwig! Maar daarvoor is zeer veelliefde nodig tot God en de naaste." (Matth. 16,28)
Hoofdstuk 171: Het wezen van satan en van de materie (Ev. Matth. 16, 24-28) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[7] Waarlijk, als er ergens vaders of moeders zijn, die er alleen maar zorg voor dragen dat hun kinderen in deze wereld goed verzorgd zijn en die de waarde van het zieleleven van hun kinderen niet belangrijker vinden dan hebben die voor zichzelf en hun kinderen een graf voor de eeuwige dood gegraven; want wat tot de wereld behoort is altijd van satan, dus van het gericht en van de dood der materie!
Hoofdstuk 171: Het wezen van satan en van de materie (Ev. Matth. 16, 24-28) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[10] Maar Ik zeg jullie van te voren, dat jullie je buitengewoon zullen moeten beheersen! Want aan niemand is het moeilijker om met succes een wet te geven, dan aan iemand die niet de minste vrees heeft voor zelfs de grootste narigheden in het leven, ja zelfs niet voor de pijnlijkste dood van het lichaam, en die totaal geen waarde hecht aan wat voor gelukzaligheid van het leven dan ook. En dat zijn nu van die helden die nergens iets om geven, en voor wie ook geen enkele andere deugd waarde heeft dan de eigenschap om de behoeftes zo klein mogelijk te maken, en die alleen maar leven en iets doen omdat de natuur, die voor hen alles in alles is, hen nu eenmaal in het leven heeft geroepen.
Hoofdstuk 173: De stoïcijnse levenshouding van de bewoners van het vissersdorp - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[6] Want ik en wij allen denken dat het leven een straf is voor de kleine natuur, welke wij, levende wezens, vertegenwoordigen, omdat ze zich heeft losgemaakt van de grote algemene natuur. Het denkende wezen dat zich van zichzelf bewust is, moet alle bekoringen van het leven voelen, om zich er dan tenslotte des te pijnlijker door de zekere dood van te moeten losmaken. Daarom is voor een ware wijze het volgende van het grootste belang, waar wij allen geheel van doordrongen zijn: Wat het minste waarde heeft moet men vroegtijdig volkomen leren te verachten, en de dood moet men als de verzoening met de grote natuur beschouwen en als het grootste geluk van ieder levend wezen zien! Is een mens daarin eenmaal groot en bekwaam geworden, dan heeft hij daarmee ook het enig ware en grootste levensgeluk bereikt. Hij leeft dan heel tevreden en verlangt geheel en al naar de dood, die de grootste vriend is van ieder levend wezen.
Hoofdstuk 175: De stoïcijnse wereldvisie van visser Aziona - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[8] Het is waar, Aziona heeft me tot nu toe veel en zeer opmerkelijke zaken verteld, waarachter waarschijnlijk wel een of andere geheime, door ons nog helemaal niet onderkende waarheid steekt; maar de lieve aarde heeft sinds Mozes, Socrates en Plato al heel wat buitengewoon wijze mannen gedragen, die men heel goed reeds voor goden had kunnen aanzien. Zij bestonden zeker, en alle krachten van de natuur gehoorzaamden hun wenken! Maar ze werden toch ouder en zwakker en gebrekkiger, en aan het einde van hun dagen bleken ook zij slechts sterfelijke en vergankelijke mensen te zijn, en zij zijn in hetzelfde niets overgegaan als degenen die zoals wij mensen van weinig betekenis waren, die nooit op de gedachte zijn gekomen op de wereld iets te willen betekenen. Daarom is alles ijdel in deze wereld vol dood!
Hoofdstuk 181: Hirams stoïcijnse-naturalistische wereldbeschouwing - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[13] HIRAM zegt en ook de zeer aandachtig luisterende AZIONA: 'Nou, daar zijn we werkelijk meer nieuwsgierig naar dan naar onze dood! Wij vragen je dringend, ons dat op een begrijpelijke manier uit te leggen!"
Hoofdstuk 183: Hirams magische belevenissen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[2] Wat jij gezegd hebt geloven wij nu vast en zeker. Het puur geestelijke bestaan vóór de geboorte en het materiële proefbestaan op deze wereld ter ontwikkeling van de ziel volgens jouw beschrijving laat weliswaar nagenoeg geen verdere vragen meer toe, omdat het alleen maar zo en onmogelijk anders gedacht kan worden en ook maar kan zijn -want die bepaalde en steeds gelijke gevolgen moeten immers ook steeds dezelfde oorzaken hebben; dat is nu bij ons wel een uitgemaakte zaak! -; maar wat het bestaan na de dood betreft, zijn er nog wel een groot aantal uiterst belangrijke vragen te stellen, waarvan de grondige beantwoording waarschijnlijk toch wel een beetje moeilijker voor je zal zijn.
Hoofdstuk 185: Hirams bezwaren tegen het eeuwige voortbestaan van de mens - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[2] Desondanks heb ik je met betrekking tot het bestaan na de dood nog drie belangrijke vragen te stellen. Kun je ons ook hierop een bevredigend antwoord geven, dan zullen we terwille van jou onze hele cynische* (* Cynicus werd in Griekenland iemand genoemd die tot een filosofische school behoorde, die het ontberen van alle cultuurgoederen nastreefde.) wijsheid laten varen en je dan vragen ons een betere waarheid te leren. De vragen zijn kort en eenvoudig de volgende:
Hoofdstuk 187: Drie bedenkingen tegen het voortleven na de dood - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[6] Kijk, vriend, hier zijn nog een paar dingen die in tegenspraak zijn met wat je eerder zei en die wijzelf met de beste wil niet onder één noemer kunnen brengen! Want ofwel is het tot stand komen van zo'n levens eenwording een hoogst ernstige aangelegenheid, waar het wel en wee gedurende de hele eeuwigheid dus van afhangt -en dan kan het onmogelijk zo zijn dat het de machtige geest van gene zijde niets uitmaakt of zijn ziel, die door zijn macht en intelligentie uit God gevormd of uit de materie ontwikkeld is, zelf een even volmaakt geestelijk wezen wordt als hijzelf of een waar monster -, ofwel het tot stand komen van deze eenwording is geen hoogst en zelfs heilig ernstige aangelegenheid, maar zomaar een willekeurig spel. Dan hebben wij ondanks jouw nog zo diepe wijsheid ontegenzeggelijk gelijk, als we beweren dat in de grote natuurwereld alles slechts een ijdel spel van haar krachten is, en dat wij enkel als een voorbijgaande grap van de grote natuur het leven hebben gekregen, en dat dit met de dood voor altijd ophoudt, ongeacht wat ergens onsterfelijke volmaakte geesten doen, die zich om de hele natuur nooit bekommeren!
Hoofdstuk 187: Drie bedenkingen tegen het voortleven na de dood - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[9] IK zeg: 'Mijn beste Johannes, dat zal nu met meer zo zeer nodig zijn. Hiram zal met betrekking tot de Messias nog wel menige tegenwerping naar voren brengen die je een beetje in verlegenheid zal brengen; maar wij beiden zullen hem ook wat dat betreft nu spoedig op de juiste weg brengen. Ga jij nu naar de hut en maak een vuur voor hen; want ze proberen nu al sinds ze ons verlieten, vuur te maken door stenen en hout tegen elkaar te wrijven, maar het lukt niet!"
Hoofdstuk 190: Johannes is bang voor Hirams scherpe verstand - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[3] Kijk eens naar deze arme vissers! Ze zijn de nuchterste, maar verder toch de vriendelijkste mensen, ze verwachten geen levensloon na de lichamelijke dood en toch is voor hen de hele wereld met al haar vergankelijke schatten een gruwel, en ze hebben zich daarom van de hele wereld op dit meest verlaten en eenzame hoekje van de aarde teruggetrokken. Nu hebben ze voor de eerste keer iets over iets hogere geestelijke zaken vernomen en reeds zijn ze vol tevredenheid, -en het zijn zeker voor de helft heidenen; jij echter bent een echte jood en behoort evenals Ik tot de stam van Juda en toch maakt opjou het geestelijke weinig of helemaal geen indruk! Zeg Me nu eens heel eerlijk, waarom je nu eigenlijk precies met Mij van plaats tot plaats rondtrekt!"
Hoofdstuk 190: Johannes is bang voor Hirams scherpe verstand - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
...  16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37 - 38 - 39 - 40 - 41  ...