Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

22721 resultaten - Pagina 28 van 1515

...  16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37 - 38 - 39 - 40 - 41  ...
[11] SUETAL zegt: "Het tegenovergestelde van datgene waarvoor wij hier nu terecht staan! Wij werden aangebracht als geheime vrienden van de Romeinen en daar staat het duivelswater op! Om als jonge mensen aan het duivelswater te ontkomen, moesten wij juist uw vijanden worden en onze domme ouders hebben daarnaast nog een hoge boete van verscheidene honderden ponden zilver aan de tempel moeten betalen en duizend vette zondebokken moeten leveren, waarvan er waarschijnlijk niet één gepoogd heeft om te zwemmen in de Jordaan. Die zijn, net als Jozef, voor veel zilveren munten feilloos en goed beschermd naar Egypte getrokken, waar ze zijn opgegeten.
Hoofdstuk 38: De ondervraging van Julius. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[6] JULIUS zegt: "Het blijft bij mijn eerste uitspraak waarbij ik jullie geheel van straf heb vrijgesproken, maar nu gaat het over iets geheel anders en dat laat zich heel kort in de volgende vraag tot uitdrukking brengen: Wat gaan jullie nu doen? Naar de tempel kunnen jullie onmogelijk meer terug, naar jullie familie in Jeruzalem gevoeglijk ook nauwelijks meer, daar zou het jullie bepaald met zo goed vergaan! -Wat zijn jullie daarom van plan?"
Hoofdstuk 40: Verdere uitleg van Suetal. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[5] Bij nacht en ontij trokken wij door Samaria en kwamen na enige dagen over de bergen hier naar dit land. Daar troffen wij weldra mensen die óf om gegronde redenen zich niet erg lovend over de Romeinse heerschappij uitlieten, óf dat alleen maar deden om ons, kortzichtige onnozelen, op glad ijs te brengen, kortom het ontbrak ons aan mensenkennis om dat te ontdekken. Onnadenkend stemden wij met hen in en lieten ook zo het een en ander Propter formam (voor de vorm) los. Maar dat duurde geen drie dagen. Plotseling werden wij door Romeinse soldaten aangehouden en opgebracht, samen met vier of vijf van degenen waarbij wij ons hadden aangesloten. En zoals WIJ daar opgepakt zijn, zo zijn wij hierheen gebracht. Nu weet u alles wat u van ons te weten kunt komen en nu kunt u uw complete oordeel over ons vellen.
Hoofdstuk 40: Verdere uitleg van Suetal. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[4] Kijk, daar achter jullie staan ook dertig tempeldienaren! Zij behoren reeds tot het vreemdelingenlegioen en zij zijn nu op en top Romeinen. Als jullie dat ook worden, zijn jullie voor altijd en eeuwig geholpen! In Jeruzalem zullen wij nooit meer enig geluk vinden, want jullie kennen de aard v:an de tempel en hopelijk ook die van bijna geheel Jeruzalem, evenals die van het vervloekte water! Welk mens kan dan ook maar ooit de wens hebben het hoofdnest van alle duivels en zonden ooit weer op te zoeken? Willen jullie sterven, ga dan naar Jeruzalem. Willen jullie echter leven en ook het eeuwige leven vinden, wordt dan lichamelijk Romeinen en geestelijk waarachtige Joden volgens Mozes! -Begrijpen jullie dat?"
Hoofdstuk 41: De raad van Mathaël. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[11] JULIUS zegt: "Laat Mathaël maar niet met rust, want hij begrijpt meer dan ik en nog vele duizenden zoals ik! Als hij spreekt, wil ik graag duizend jaar lang zwijgen en naar hem luisteren! Overleg dus alleen maar met hem, hij zal in staat zijn om jullie vrijwel het beste advies te geven!"
Hoofdstuk 41: De raad van Mathaël. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[2] Daar, een paar passen voor ons, zie je een boomstronk die stevig in de grond geworteld schijnt te zijn. Ga erop zitten, en ik verzeker je dat je in die situatie niet van die plaats wegkomt, ook niet binnen afzienbare tijd. Pas als hij verrot en helemaal vermolmd is, zul je gezamenlijk op de grond vallen. Als je ook dan nog niet van je lievelingszitplaats kunt scheiden, zul je tenslotte ook zeker samen vergaan. Want alles wat dood is, moet eerst volledig worden afgebroken wil het weer over kunnen gaan in de een of andere levenssfeer. Als je daarentegen naar zee gaat, je inscheept, de touwen losgooit, het zeil hijst en de stuurriem vastpakt, zul je niet op die plaats blijven, maar weldra een nieuw land bereiken waarin je veel nieuws zult leren kennen en de schatkamer van je ervaringen zult verrijken. Kijk, zolang je bezorgd bent over je lichaam en diens aangename en gemakkelijke leventje, zolang ook zit je op die stronk en kun je niet verder komen. Als je echter de overheersende zorg voor je lichaam helemaal opgeeft en alleen maar bezorgd bent om datgene, wat te maken heeft met het leven van de ziel en haar geest, dan stap je in het levensschip en zul je weldra voortgang maken. -Begrijp je deze vergelijking?"
Hoofdstuk 42: Ziel en geest. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[8] JULIUS zegt: "Heel goed, huidige vrienden! Jullie zijn goed van zin, hoewel daar nog begrijpelijk veel eigenliefde in schuilt. Dat zal hopelijk met de tijd wel verdwijnen. Maar vandaag zullen jullie nog bijzondere dingen zien en horen, daar zullen jullie veel aan hebben! -Maar vraag niet te veel, jullie moeten luisteren en kijken, de uitleg krijgen jullie vanzelf wel!"
Hoofdstuk 45: De genezing op de gezegende weide. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[15] Ik vroeg meteen waar die gezegende weide was. De knechten wezen haar aan en direkt droeg ik mijn broer naar de genoemde welde en legde hem daar op het gras. Wel, op het moment dat mijn zieke broer in aanraking kwam met de weide, begon hij zich heel behaaglijk uit te rekken, Alle pijn was als in een zucht verdwenen en in een paar tellen was .mijn broer net zo gezond als ik! Voorheen was hij slechts vel over been en ik verzeker jullie, hij stond zo goed doorvoed naast mij, dat ik ml] nu nog verbaas over die onvoorstelbare verandering!
Hoofdstuk 45: De genezing op de gezegende weide. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[13] Toen wij ook bij ons in de bergen hoorden dat de beroemde heiland uit Nazareth zich in Genezareth ophield en alle zieken genas, bracht ook ik met mijn knechten en muildieren mijn broer met onvoorstelbare moeite naar Genezareth. Toen wij daar na al die inspanning aankwamen, zei men echter dat de heiland een bergtocht had ondernomen en dat men niet wist wanneer en of hij nog terug zou komen. Daar stond ik nu als een pilaar naast mijn jammerende broer, begon van droefheid zelf te huilen en bad God uit de grond van mijn hart of Hij een einde zou willen maken aan het bittere lijden van mijn arme broer, omdat ik niet het geluk had gehad de wonderheiland nog aan te treffen. Ik, als eerstgeborene, legde de gelofte af hem al mijn erfrechten af te staan en hem zonder eerstgeboorterecht mijn leven lang te dienen, als hij genezen kon worden.
Hoofdstuk 45: De genezing op de gezegende weide. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[1] SUETAL zegt: "Daar zou je wel eens helemaal gelijk in kunnen hebben! Zo zal het beslist in elkaar zitten en ik begin nu razend nieuwsgierig te worden naar de persoonlijke kennismaking met deze beroemdste van alle genezers. Ik wilde weliswaar zoëven tegen de hoofdman niet te veel zeggen toen hij ons vroeg naar deze wonderbaarlijke man, maar geloof me, heel Samaria en heel Sichar zijn er vol van! In Sichar houdt men hem zonder meer voor een mens waardoor de goddelijke geest volledig werkzaam is! En dat, sta me toe dat ik het zeg, is toch werkelijk ook niet gering te noemen!
Hoofdstuk 46: Suetal vertelt over de invloed van de wonderheiland. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[6] Maar als hij alleen maar bijzondere, menselijke kracht mocht hebben, kan hij maar beter niet te vaak naar Jeruzalem gaan om de tempel te reinigen! Want dan zou hij daar wel eens het onderspit kunnen delven. Hij kan dan nog zo'n groot profeet of tovenaar zijn, lang kan hij zich toch niet tegen al die helse intriges en voortdurende vervolgingsplannen blijven beschermen en hij zal hen tenslotte ellendig ten prooi vallen.
Hoofdstuk 46: Suetal vertelt over de invloed van de wonderheiland. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[2] Toen hij zich er echter al gauw van overtuigde dat bij de Nazareeër alles openlijk ten aanschouwe van iedereen en zonder enige bedrieglijke kunstgreep verricht werd, maar alleen door het aloude woord 'Er zij', nam hij afscheid van zijn Esseeërschap, dat zo vol bedrog was, maakte alle bedriegerijen bekend en werd zelf leerling van de Nazareeër. Daar staat hij, helemaal alleen onder een boom; ga naar hem toe en laat je door hem voorlichten!"
Hoofdstuk 51: Verdere twijfels. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[12] RIBAR zegt: "Beste en tevens mooiste, jonge vriend! Weet je, je bent ons té almachtig en daarbij zie je er een beetje kwajongensachtig uit. Daarom hebben wij zo'n respect voor jou, en in je nabijheid voelen we ons erg angstig en bang! Maar omdat je er nu eenmaal bent en niet naar je eigen groep terug wilt gaan, moet je maar dichterbij komen en ons eens beschrijven hoe de grote, goddelijke meester uit Nazareth er uitziet. Want door de onbegrijpelijke wonderen die jij voor ons hebt gedaan, worden onze zielen niets wijzer! Als jij net zo goed kunt spreken, en daar twijfelen wij niet aan, als je goddelijke wonderen kunt doen, open dan je mooie mond en beschrijf zijn uiterlijk!"
Hoofdstuk 56: Het wonder van de ezel. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[6] RAPHAËL antwoordt glimlachend: "Dat niet! Maar als het mij smaakt en het is er, waarom zou ik dan niet zoveel eten als ik lust?! Kijk naar de tempel in Jeruzalem hoeveel die in naam van God aan allerlei offers dagelijks verslindt! Zou men daar niet met meer reden kunnen zeggen: Jehova is toch wel een echte gulzigaard, iedere dag verslindt hij een aantal ossen, koeien, kalveren, schapen, lammeren, kippen en duiven en vissen en varkens en veel grote broden en veel zakken wijn, en bij al die geweldige vraatzucht heeft hij nog een groot verlangen naar goud, zilver, parels en allerlei kostbare edelstenen!
Hoofdstuk 58: Raphaël weerlegt de kritiek. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[1] Een derde man uit het gezelschap van de twaalf, BAËL genaamd, zegt: "Vrienden, laat ook mij eens aan het woord! Ik zeg weliswaar,meestal weinig en luister liever zonder iets te zeggen naar iets wat wijs is, maar bij al jullie gepraat was tot nu toe maar heel weinig wijsheid te ontdekken. De jonge leerling heeft zeker gelijk wanneer hij jullie flink uitlacht, want ook ik zeg jullie, dat je door de bomen het bos niet meer ziet. Denk er eens aan wie wij zijn en waaruit het grote gezelschap bestaat en dank dan God dat wij nog leven! Wij zijn ellendige, zwakke en totaal waardeloze aardwormen en dit gezelschap bestaat uit machthebbers, waarvoor de gehele aarde beeft! En dan wagen wij, wormen, het nog zulke oerdomme woorden met hen te wisselen!? Vriend Suetal, waarom stoorde het je dan dat deze hoge, wonderendoende en werkelijk almachtige jongeman nu in ons bijzijn acht vissen op at?! Zijn wij hier dan geen gasten die gratis mee-eten en hebben wij met genoeg gegeten? Ik vind: Als wij nu meer dan voldoende hebben gegeten, wat willen we dan nog meer? Als de natuurlijke gesteldheid van deze jongeman zodanig is dat hij, om daaraan te voldoen, meer moet eten dan wij, uitgehongerde tempelschooiers, dan is het toch met aan ons om daar kritiek op te leveren! Want ten eerste heeft hij niet op ónze kosten gegeten en ten tweede was het van jullie kant erg ongepast hem daarvoor, zeg maar, op het matje te roepen! Ik vraag je, wordt toch eens verstandiger! Deze jongeman beheerst in zekere zin alle elementen, en jullie praten met hem alsof hij één van jullie gelijken was. O jullie oerdomme ezels! Hij verdient, meer nog dan de profeten van eertijds, onze algehele verering vanwege de geest van God die zich door, hem uit, en jullie,e behandelen hem als iemand die gelijkwaardig is aan jullie! Als jullie in de tempel bij de hogepriester moesten komen beefden jullie van pure eerbied. Hier is miljoen maal meer dan duizend hogepriesters bij elkaar en jullie gedragen je als een stel eersteklas sukkels! Foei, schaam je! Wees stil, luister en leer wat; spreek daarna met mensen die minder wijs zij.n dan jullie! Maar laat de goddelijke jongeman met rust, anders zou ik jullie hard moeten aanpakken uit naam van alle andere broeders die hier aan deze tafel zitten!"
Hoofdstuk 59: Liefde de basis van de echte vreugde. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
...  16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37 - 38 - 39 - 40 - 41  ...