Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

8806 resultaten - Pagina 28 van 588

...  16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37 - 38 - 39 - 40 - 41  ...
[10] Opdat hij deze kracht echter nooit meer zal kunnen verkrijgen is hij verdeeld en door de hele schepping verstrooid en het geestelijke van hem werd omgezet in materie, waaruit nu de ziel van elk mens voortkomt, welke ziel een nieuwe geest ingeblazen krijgt, opdat uit elk van deze delen een heel wezen tevoorschijn zal treden. Dat is dan gelijk aan het oergeschapen wezen dat zich door zijn hoogmoed of zijn ideeënuitbreiding boven God wilde verheffen, maar zich als het ware zelf heeft doen uiteenspringen en zo tot in het oneindige versplinterd werd, zodat er niets anders meer van hem is overgebleven dan zijn ik en daarmee zijn oer kwaadaardige wil. Maar al zijn vermogens, al zijn ideeën en de talloze begripsvolkomenheden zijn hem ontnomen en deze zijn het nu juist, die voortdurend op de hemellichamen aankomen en voor het grootste deel al in de hemellichamen zelf, gebonden aanwezig zijn; waardoor een splitsing ontstaat tussen hetgeen tot de geest en wat tot de ziel behoorde; zodat in het ziele deel het gegeven ik en het zelfbewustzijn weer uit de materie opduiken en door de geest de erkenning van God weer in de ziel ingeplant wordt, zonder welke de ziel, evenals een plant die geen regen en zon kreeg, weldra zou verdorren en sterven.
Hoofdstuk 33: Natuurgeesten en mensenzielen - Jakob Lorber - Aarde en Maan
[3] In de Duitse taal bestaat nog een wat verouderd woord. dat hiervan afstamt, namelijk 'schock', bijvoorbeeld een schock mensen of een schock schoven. Men noemde een bepaald groepje mensen daarom een schock, omdat men dacht dat zich onder hen wel iemand bevond, die meer wist dan de anderen, die dus zeker een schögler moest zijn en dat groepje kreeg dus door hen de naam schock. Ook zag men gewoonlijk de mensen op de bergen schockwijze samen, wat in de bergen heel natuurlijk is, omdat het niet aan te raden is dat men hier alleen gaat werken, omdat daarvoor ten eerste één mens niet voldoende kracht zou hebben en ten tweede als zijn kracht al voldoende zou zijn, hij toch gemakkelijk een ongeluk kon krijgen en er dan niemand zou zijn om te helpen. Maar de mensen uit die tijd die in het dal woonden, dachten dadelijk als ze zo'n groepje mensen op de berg zagen en ze toevallig een wolkje boven de berg waarnamen, dat deze mensen zich met tovenarij bezighielden of in elk geval bezig waren het weer te beïnvloeden, Zo ging het vroeger en ook nu nog op jullie schöckel toe, behalve wat betreft het weer maken.
Hoofdstuk 36: Toverbergen - Jakob Lorber - Aarde en Maan
[3] De nieuwe naam was en is nog steeds 'Landschnur'. Hiervan hebben later de Fransen die zich daar ophielden 'Landjour' gemaakt. Het woord 'Staff betekende in deze oude taal uit de bergen als het ware een gericht en 'Hochstaff een hoog gericht en wel daarom, omdat elke onbevoegde, die in de tovermysteriën van deze berg niet was ingewijd, dadelijk op de vreselijkste manier, natuurlijk door de heksenmeester, werd berecht als hij het waagde de berg te bestijgen tot daar waar de bebossing ophield; zo' n mens werd dan door onzichtbare handen beetgepakt en met de snelheid van de bliksem, zoals de sage luidt, op de hoogste bergtop neergezet. Daar werd hij door eveneens onzichtbare krachten vele uren lang op de meest pijnlijke en gruwelijke manier gekweld en met donderende stem werd hem te kennen gegeven, dat hij tot de heksenbond moest toetreden. Wilde hij dat niet, dan werd hij van het hoogste punt, dat daarom de 'Hohe Freiung' heette, op de 'Untere Freiung' geworpen, maar met zo'n magische kracht, dat hij niet werd gedood. Op de Untere Freiung kwamen de betoverende bekoorlijke Sylphiden hem dan met hun verleidelijke gestalten bedwelmen. Had hij zich dan aan hen overgegeven, dan werd hij plotseling weer op de Hohe Freiung gezet en daar in hun mysteriën ingewijd. Maar als hij zich niet door de bekoorlijkheden van deze Sylphiden wilde laten betoveren, dan kwam hij op de duivelsglijbaan en moest dan een afschuwelijke reis naar beneden in het dal maken, waarbij al zijn ledematen, kompleet, zoals men zegt, uit hun voegen gingen. Als hij echter tijdens de bekoringen van Sylphiden had laten zien, dat hij wel enigszins toegankelijk was geweest, dan werd hij op de gouden hoek gezet waar hij werd verblind door de enorme rijkdom die bestond uit massa's blank goud. En was dat dan ook nog niet genoeg, dan werd hij zuidwaarts gevoerd in de streek van het zilveren graf, naar een wondermooi feeëriek gedeelte van deze berg, dat deze nieuwaangekomene zo betoverde, dat het voor hem alleen nog maar mogelijk was zich volkomen bij deze heksenbond aan te sluiten.
Hoofdstuk 37: Bergen met beruchte namen - Jakob Lorber - Aarde en Maan
[7] O, wat een klinkklare onzin! Volgens welke logica kan dan een werkzame kracht als dood worden aangezien? Kan er iets onzinnigers zijn dan dat men bepaalde duidelijk zichtbare werkingen aan een dode oorzaak probeert toe te schrijven? Dat zou hetzelfde zijn als van alle werkingen helemaal geen oorzaak aan te nemen. Want dood is in bepaald opzicht nog minder dan niets. Een ding kan alleen als dood beschouwd worden, zolang het uit een of andere werkingssfeer verbannen is. Ziel en geest van een mens kunnen dood zijn doordat ze een verkeerd gebruik maakten van hun vrijheidsproef, waarbij ze zich niet aan de goddelijke ordening hielden en daardoor noodzakelijkerwijs in een zodanige gevangenschap raakten, dat ze van elke effectieve werking waren uitgesloten.
Hoofdstuk 41: Substantie en materie, kracht en stof - Jakob Lorber - Aarde en Maan
[11] De zetel van deze boze geest is het eigenlijk vaste middelpunt, waar alles druk op uitoefent, opdat hij zich niet teveel zal bewegen en het wezen van de aarde niet zal verstoren; want als men hem maar een beetje ruimte zou toelaten, zou het in één ogenblik niet alleen met deze aarde, maar met de hele zichtbare schepping gedaan zijn. Want er woont een geweldige kracht in hem, die alleen door de sterkste banden kan worden bedwongen en die Ik alleen kan smeden, daar Ik de Heer ben. Maar al is hij nog zo sterk gebonden, toch laat hij nooit na zijn aartsboosheid in de opstijgende specifica te blazen en deze ademtocht van zijn wil is nog machtig genoeg om de dood in alle zielespecifica in te planten, welke dood nog in alle aardse creaturen te vinden is; want al het organische kan vernietigd worden en alle materie is in staat de dood en de vernietiging te bewerkstelligen. Dit alles is afkomstig van de adem van de wil van de boze, wiens innerlijke boosheid zo onbegrijpelijk verschrikkelijk is, dat men zich daarvan nooit het minste begrip zal kunnen maken. Want het kleinste beetje begrip van het eigenlijke boze van deze geest, zou op zichzelf zo dodelijk zijn, dat geen mens het zich zou kunnen voorstellen en in leven blijven. En zou Ik alleen maar een korte beschrijving van het eigenlijke boze van deze geest geven, dan zou dat jullie dadelijk doden. Alles wat jullie al gehoord hebben over deze geest zijn maar zeer zwakke en ver verwijderde schaduwbeelden en ze zijn aan alle kanten door Mijn beschermende genade omgeven en zijn voldoende voor jullie om zijn bestaan te vermoeden.
Hoofdstuk 55: De teruggeleiding en verlossing van Satana - Jakob Lorber - Aarde en Maan
[9] Wat moet er later van zo'n mens worden? Wie moet degene beteren, die alles beter weet dan een ander? En laat een ander hem ook duidelijk zijn dwaasheid zien, dan wordt hij driftig en wat hij dan niet meer met zijn mond kan uitrichten, dat laat hij aan de kracht van zijn handen over, die gewoonlijk sterker zijn dan de tong van de tegenstander. Een paar krachtige stoten in de ribben en evenzoveel krachtige kaakslagen met de vuist werken op dat moment beter dan alle wijsheid van Socrates en Cicero; daar zouden hoogstens Simson en ook David als strijder een duchtige tegenstand kunnen bieden.
Hoofdstuk 63: Over de menselijke eerzucht - Jakob Lorber - Aarde en Maan
[21] Als iemand Mij bijvoorbeeld wat verschuldigd is, zoals de ene mens aan de ander, dan kan de mens de ander van die schuld vrijmaken. Of als er een heiden is, dan kan een christen hem, als hij Christus belijdt, volkomen vrij maken en hem dadelijk in de gemeente opnemen of hem met alle kracht van de goddelijke liefde in het hart binden. Hiertoe heeft iedere rechtgelovige christen die in Mij gelooft, Mij liefheeft en in Mijn naam gedoopt is, het volste recht, zonder zich daarbij tot de hogepriester te wenden, die vroeger alleen het recht had vreemde heidenen in het jodendom op te nemen door de besnijdenis.
Hoofdstuk 71: Echte en valse profeten - Jakob Lorber - Aarde en Maan
[5] Want zonder zonden zijn betekent zich in de hoogste graad van deemoed en liefde bevinden. De wet van God moet de eigen natuur van zo'n mens zijn. Zijn vlees moet hij van kinds af aan in al zijn begeerten tot de diepste graad verloochenen, opdat Gods kracht volkomen in hem kan wonen. Zo'n mens zou dan ook wel tegen de een of ander zeggen: Je zonden zijn je vergeven!' en ze zullen hem of haar vergeven worden; maar dan vergeeft niet de mens de zonden, maar de goddelijke kracht, voor wie het alleen mogelijk is de harten van degenen, die tegenover elkaar gezondigd hebben en vijanden zijn geworden, te verzoenen en alles te vereffenen, dat wil zeggen de harten met hun goddelijk vuur te doorgloeien en te doorlichten en daardoor alle toorn, hoogmoed en afgunst te verstikken. Dat alleen Gods kracht en geen menselijke kracht dit vermag is vanzelfsprekend, daarom kan een mens alleen maar tot God zeggen:
Hoofdstuk 72: Vergeving van zonden en beeldenverering - Jakob Lorber - Aarde en Maan
[10] En wat is er ten slotte van die grote Messiasverwachting terecht gekomen? Geen mens denkt er meer aan. Voor de tempel, die door Jehova voor alle tijden der tijden werd geheiligd, is dat alles als een ijle schuimvlok in de felle kracht van de zon vervlogen. En dat, terwijl die hele zaak door de hogepriester zelf was opgezet! Maar omdat deze onzuiver was en Gods Heiligdom dreigde te verontreinigen, heeft de Heer niet geaarzeld dat kwaad te rechter tijd af te straffen!
Hoofdstuk 6: Het advies van een jonge leviet. Verachtelijke tegenspraak van de hogepriester over de timmermanszoon van Nazareth. - Jakob Lorber - Drie dagen in de tempel
[7] We weten reeds, dat de vlieg meestal negatief elektrisch voedsel tot zich neemt en dus een ware gifzuiger is van zowel de lucht als van mensen en dieren, als ook van de spijzen die de mens eet. Daarom zijn haar uitwerpselen ook negatief elektrisch. We weten ook dat positieve elektriciteit zich meestal op glimmende voorwerpen verzamelt. Opdat in een aan positieve elektriciteit arme ruimte de weinige positieve elektriciteit die op glimmende voorwerpen wordt vastgehouden zich weer gelijkmatig verspreidt, bekladden deze chemici zulke glimmende voorwerpen zorgvuldig. Daardoor verliezen deze de kracht om de positieve elektriciteit aan te trekken, die onontbeerlijk is voor de lucht in de kamer. Wie dat niet gelooft, moet maar een verguld voorwerp in zo'n kamer plaatsen! Hij kan er verzekerd van zijn dat binnen korte tijd het door de vliegen zal zijn bevuild, zodat er nog maar weinig van het goud blinkend is te zien.
Hoofdstuk 20: De vlieg als chemicus en elektriciteits verdeler - Jakob Lorber - Geheimen der natuur
[14] Het zal daarom niet moeilijk zijn om duidelijk te bepalen waarom zij leeft, namelijk opdat de som van haar leven zal overgaan en dus terugkeren in een volmaakter en reeds intensiever leven. En zo geschiedt dat steeds verder opwaarts tot aan de mens toe, die in staat wordt gesteld het meest intensieve leven uit Mij in zich op te nemen. Dit leven kan zich dan met Mij, door de liefde, weervolledig tot één kracht verenigen.
Hoofdstuk 21: De vlieg als verzamelpunt van het leven - Jakob Lorber - Geheimen der natuur
[10] Daar nu echter beide in de mens werken, zo kan hij zich werpen op wat hij wil, want hij leeft in deze wereld tussen deze beide in en het boze en het goede is beide in hem; hij wordt aangedaan met heilige of met duivelse kracht. Want Christus zegt: “Mijn Vader wil de Heilige Geest geven aan die, die hem daarom bidden”. Lukas 11, 13. Zo heeft God ook de mens geboden het goede te doen en het kwade na te laten en Hij laat nog dagelijks prediken en de mensen vermanen het goede te doen, opdat men zal erkennen dat God het kwade niet wil, maar wel, dat Zijn rijk kome en Zijn wil zal geschieden in de Hemel, als ook op de aarde. Daar nu echter de mens door de zonde is vergiftigd, zodat het boze zowel als het goede in hem heerst en nu, half buiten het leven gesteld en vol onverstand, God zijn Schepper, evenals de natuur en haar werking, niet meer wil erkennen, zo heeft de natuur van de aanvang af tot op heden zich volijverig geweerd: God heeft tot dat doel zijn Heilige Geest ge­geven, zodat er overal wijze, heilige en verstandige mensen geboren en bereid gemaakt worden, die de natuur, evenals God hun Schepper heb­ben leren erkennen en die steeds met hun geschriften en leringen een licht voor de wereld geweest zijn. Met hen heeft God zijn kerk op aarde gesticht tot Zijn eeuwige lof; de duivel heeft daartegen gewoed en ge­raasd en menige edele twijg vernield door de boosheid in de natuur, welker koning en God hij is. Terwijl nu de natuur dikwijls een geleerd, verstandig mens toegerust heeft met edele gaven, zo heeft de satan zich er volijverig op toegelegd, de mens te verleiden in vleselijke lusten, geld­zucht en macht. Daarmede heeft de duivel in hem geheerst en de boze kwaliteit heeft de goede overheerst en uit 's mensen verstand, zijn kunst, zijn wijsheid, zijn ketterij en dwaling voortgekomen, die de waarheid bespotten en grote vergissingen op aarde aangericht hebben en de duivel is hun aanvoerder geweest. Want de kwade hoedanigheid in de natuur heeft van den beginne af aan nog altijd met de goede geworsteld en zich omhoog gewerkt en menige edele vrucht in het moederlichaam ver­nietigd, wat duidelijk voor de eerste maal te zien is bij Kaïn en Abel, die uit één moederlichaam zijn voortgekomen. Kaïn was, van de moeder­schoot af aan, één die God verachtte en hoogmoedig was; Abel daaren­tegen een deemoedig, godvruchtig mens.
Hoofdstuk 0: Voorrede van de schrijver van dit boek aan de lezer. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[15] Toen evenwel de menselijke blindheid hand over hand toenam en zij zich niet door de Geest Gods wilden laten onderwijzen, zo gaf Hij hun wetten en leringen, waarin vastgelegd was, hoe zij zich gedragen moesten en hij bevestigde deze met wonderen en tekenen, opdat de erkenning van de waarachtige God niet zou worden uitgewist. Maar het licht wilde op deze wijze ook niet aan de dag treden, want de duisternis en de boosheid in de natuur verweerden zich en hun vorst regeerde oppermachtig. Toen echter de toorn der natuur op middelbare leeftijd kwam droeg hij ver­scheidene sappige, zoete vruchten en begon te voorspellen, dat hij in het vervolg heerlijke vruchten zou dragen. Want toen werden de heilige profeten geboren, zij leerden en predikten over het licht, hetwelk in de toekomst de boosheid in de natuur zou overwinnen. Zo ging ook te midden van de heidenen een licht op, zodat zij de natuur en haar werking erkenden, hoewel dit nog niet het heilige licht was. Want de wilde natuur was nog niet overwonnen en licht en duisternis worstelden zo lang met elkander, totdat de zon opging en deze boom met haar warmte dwong, heerlijke, zoete vruchten te dragen, wel te ver­staan, tot de Vorst des lichts ontsproot uit het hart van God en een mens in de natuur werd en worstelde in zijn menselijke lichaam, in de kracht van het goddelijk licht, te midden van de wilde natuur. Deze zelfde vorstelijke en koninklijke twijg groeide op en werd een boom en breidde zijn takken uit van het Oosten naar het Westen en omvatte de gehele natuur, worstelde en kampte met de boosheid, die in de natuur was en met zijn vorst, totdat hij overwon en triomfeerde als een koning der natuur en de koning der duisternis in zijn eigen huis ge­vangen nam. (Psalm 68). Toen dit gebeurde, groeide uit de koninklijke boom die in de natuur gegroeid was, veel duizenden kostelijke, frisse twijgjes, die alle de geur en de smaak van de koninklijke boom hadden. En hoewel regen, sneeuw, hagel en onweer hem niet gespaard bleven, zodat menig twijgje van de boom gerukt en kapot geslagen werd, groeiden er steeds weer nieuwe twijgjes. Maar deze takjes smaakten verrukkelijk zoet en vreugdevol, zodat noch mensen-, noch Engelentong het kan uitspreken, want ze bezaten grote kracht en deugdzaamheid; ze dienden tot gezondheid der blinde heidenen. De heiden, die van het twijgje van deze boom at, werd ontheven aan de wilde natuurdrift, waar­uit hij geboren was, en werd een zoete twijg aan de kostelijke boom en groeide en droeg kostelijke vruchten, zoals de koninklijke boom.
Hoofdstuk 0: Voorrede van de schrijver van dit boek aan de lezer. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[31] De boom des eeuwigen levens stond in de goede aarde en hij vindt zijn oorsprong in de Heilige Drie-eenheid, en de Heilige Geest doorlicht hem. En alle mensen werden geboren uit Adam, de eerste mens, een ieder met zijn eigen kracht en met zijn eigen karakter. Die op aarde van de goede boom gegeten hadden, die Jezus Christus heet, in hen groeide de barmhartigheid Gods tot eeuwige vreugde; zij hadden de kracht tot het goede in zich en werden opgenomen in de goedheid en heiligheid Gods en zongen het lied van hun Bruidegom, een ieder met zijn eigen stem, al naar hij gevorderd was. Zij die echter in het licht der natuur en des geestes geboren waren en op aarde de boom des levens nooit recht erkend hadden, al waren zij in Zijn kracht gegroeid (de boom des levens over­schaduwde alle mensen op aarde, zoals daar zijn vele heidenen en vele volkeren en onwaardigen), zij werden ook opgenomen in de kracht, waarin zij gegroeid waren en waarvan hun geest doordrongen was, en zij zongen het lied van de edele boom des eeuwigen levens; want een ieder werd geoordeeld naar de mate van zijn kracht. En de heilige natuur deed Hemelse vreugdevolle vruchten geboren worden. En de mensen, die nu aan de Engelen gelijk waren, aten, een ieder van de vrucht van zijn eigen kwaliteit en zongen het lied van God en het lied van de boom des eeuwige levens.
Hoofdstuk 0: Voorrede van de schrijver van dit boek aan de lezer. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[37] 3. De theologie behandelt het rijk van Christus, hoe dit is gesticht en hoe het gesteld is tegenover het Rijk der Duisternis. Ook hoe het in de natuur met het Rijk der Duisternis kampt en worstelt. De theologie be­handelt, hoe de mensen door den Geest en door het Geloof het helse rijk kunnen overwinnen en in Gods kracht kunnen triomferen en de eeuwige zaligheid kunnen verkrijgen. Hoe zij de zege na de strijd kunnen weg­dragen. Hoe de mens zich, door de werking van de helse macht in het verderf stort en ten slotte, hoe het met beide eindigen zal. De eerste titel: “Morgenrood in opgang” is een geheimenis, een mysterie, de wijzen en verstandigen in deze wereld verborgen, zoals zij zelf binnen korte tijd zullen moeten ervaren. Degenen echter, die dit boek in een­voud des harten lezen, vol van heilige begeerte, die hun hoop alleen op God stellen, voor hen zal het geen geheimenis zijn, maar een geopen­baarde kennis. Ik wil deze titel niet verklaren, maar aan de onpartijdige lezer, die in deze wereld worstelt om het goede te bereiken, ter beoor­deling overlaten.
Hoofdstuk 0: Voorrede van de schrijver van dit boek aan de lezer. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
...  16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37 - 38 - 39 - 40 - 41  ...