Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

13521 resultaten - Pagina 28 van 902

...  16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37 - 38 - 39 - 40 - 41  ...
[11] In het begin zeiden jullie wel, naar het uiterste westen te gaan om daar, als het ware aan het einde van de wereld, het ondergaan van de zon, van de maan en van de sterren van zo dichtbij mogelijk te waar te nemen en te onderzoeken, maar jullie kennen de vorm van de aarde best; want er waren mensen in jullie land die de aarde heel goed bestudeerd hebben en ook heel goed wisten wat zij van de zon, de maan, de planeten en van de vaste sterren moesten denken. Maar dat hebben jullie het volk niet alleen nooit meegedeeld, maar je hebt het zelfs met zware straffen bedreigd als het ooit waagde over de sterren en de aarde iets anders te denken, te zeggen en te geloven dan wat jullie het daarover altijd hebben voorgelogen. En voor die schaamteloze leugens moet het arme volk jullie nog de grootste offers brengen en zich ook nog op alle mogelijke manieren gruwelijk door jullie laten kwellen.
Hoofdstuk 96: Raphaël ontmaskert de magiërs - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[1] De hoofdmagiër zei: 'O beste, mooie en zeer wijze jongeman! Wij ontkennen helemaal niet dat de zaken er bij ons helaas zo voorstaan; maar wij hebben die al zo, zoals ze zijn, aangetroffen en niet zelfingevoerd. Laat degene die het oorspronkelijk zo bedacht, ingevoerd en geregeld heeft, maar voor een ware God verantwoording afleggen voor al het onheil dat wij stichten! Ik ben als kind van een priester zo opgevoed en onderricht en kan er niets aan doen dat ik nu ben wat ik ben. Bij ons geldt vroom bedrog als een voortreffelijke deugd; want je hoeft de gewone mensen alleen maar door allerlei geheime kunsten tot een vast en sterk geloof te brengen - wat op zichzelf niet zo moeilijk is als je het maar goed aanpakt -, en kijk, dan is zo iemand volmaakt gelukkig, leeft binnen een bepaalde orde en heeft geen angst voor de lichamelijke dood, omdat hij vast en zeker gelooft in een leven na de dood! Neemt men hem dit geloof af, dan is hij ogenblikkelijk ongelukkiger dan welk verlaten dier dan ook! Eer men echter in staat zou zijn om van alle mensen pure wijsgeren te maken, zou men allang een offer zijn geworden van de woede van het volk. Voorlopig kan er dus niets anders gedaan worden dan alles zaak zo te laten gaan als het nu gaat. Moet het anders worden, dan moet een almachtige God dat doen; daar zijn wij mensen te zwak voor .
Hoofdstuk 97: De verdedigingstoespraak van de hoofdmagiër - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[3] Rafaël zegt: 'Dat is jullie priesterlijke hoogmoed. Want wee diegene uit het volk die jullie ontmoet en zonder er erg in te hebben niet zou groeten, terwijl jullie hem wel gezien hebben. Dat wordt hem meteen als een grote misdaad aangerekend, en hij moet zich daarvoor een zware boetedoening laten welgevallen, die uit een zware, vaak huiveringwekkende lichamelijke kastijding bestaat of, als hij rijk is, uit andere grote offers, die bij jullie niet zelden tot in het ongelofelijke gaan! En kijk, dat is een heel grove zwarte vlek! Zolang dat bij jullie gebruikelijk is en blijft, zal God zich door jullie niet laten vinden, want alleen mensen die trachten in hun ziel aan Hem gelijk te worden of al min of meer aan Hem gelijk zijn, kunnen God vinden.
Hoofdstuk 100: De ware weg tot God - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[7] Rafaël zei: 'Mijn vriend, heb geduld; want alles kan niet zo plotseling gaan als met je grote diamant, die ik uit het binnenland van Indië hierheen heb gehaald! Want waar de vrije wil van een mens in het geding is, mag geen enkele almachtige dwang hem de voet dwars zetten. Wacht dus maar af! We zullen nu meteen weer naar buiten gaan, dan zul je nog gelegenheid genoeg krijgen om de man die jou zo opvalt, beter te leren kennen. Maar nu moet je alles geduldig afwachten!'
Hoofdstuk 109: Alles op zijn tijd. De Heer en de lichamelijke orde - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[9] Alle vissen en andere waterdieren gaan in het water van dat meer dood, evenals de vogels in de lucht erboven, zodat men ze dan ook maar hoogst zelden boven het meer ziet vliegen. ja, zelfs planten en gewassen van wat voor soort ook blijven noch op de bodem noch ergens aan de oevers voor langere tijd in leven; want onder dit meer bevindt zich een uitgestrekte en diep in het binnenste van de aarde gaande aardlaag, waarin grote opeenhopingen van zwavel en aardpek voorkomen, dat op bepaalde tijden ontbrandt en op sommige plaatsen - natuurlijk onder water -met groot geweld de bodem van het meer losscheurt, waarbij het vuur met geweld door en boven het water naar buiten breekt, maar al gauw weer moet doven, omdat het water in de opengereten spleet dringt en het verder branden van de zwavel en het pek belet. En al is zo'n scheur weer gedicht door het water of doordat hij zichzelf weer sluit, dan ontstaan er op een andere plaats weer nieuwe uitbarstingen, die natuurlijk op dezelfde wijze na korte tijd weer gedempt worden.
Hoofdstuk 110: De hevige noordenwind, de bedoeling daarvan. De Dode Zee - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[5] Na enige tijd diep nagedacht te hebben over de woorden die de magiër van Mij gehoord had, zei hij tegen zijn twee metgezellen: 'Luister, hij moet een erg wijs man zijn; want hij zei met een paar woorden zo verschrikkelijk veel, datje daarover vele jaren lang zou kunnen nadenken en spreken. O, als hij ons nog eens een paar van zulke woorden zou willen zeggen, hoe gelukkig zouden we dan zijn! Maar hij schijnt evenals alle grote wijzen een man van weinig woorden te zijn; want meestal vinden zij de vragen die wij hun stellen, als mensen die nog niet zo wijs zijn, te onnozel en te bekrompen, ook al schijnen die naar onze begrippen heel verstandig te zijn. Maar hij zei toch zelf dat de liefde weer liefde opwekt, en wij hebben hem nu al erg lief en daarom zal ik hem toch nog wat vragen, voor wij naar onze herberg gaan.'
Hoofdstuk 116: De vraag naar de waarheid - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[17] Maar voor de ziel zelf is het toch onnoemelijk veel beter als haar levensvervolmaking zo snel mogelijk plaatsvindt, ten eerste omdat zij dan minder hoeft te lijden, en ten tweede omdat een ziel die ijverig is, zonder meer veel voor moet hebben op een ziel die traag is, zoals ook hier op aarde de wandelaar, die zijn wandeling ijverig vele dagen eerder begint, veel voor heeft op iemand die langzaam en traag is en er heel lang over doet eer hij besluit om aan de wandeling te beginnen. Terwijl de ijverige allang volledig geniet van de grote voordelen van zijn ijver en vlijt, heeft de trage nog nauwelijks de eerste stap gezet op de lange weg die hij te gaan heeft, en heeft daarbij ook nog voortdurend omgezien en erover nagedacht of hij ook de tweede stap wel zal zetten, of misschien toch nog langer thuis zal blijven. Ja, als zo'n trage geest, die niets onderneemt dan lang in grote armoede een gebrekkig en kwijnend bestaan lijdt, terwijl zijn ijverige buurman snel voor hem uit is gegaan en belangrijke goederen in zijn bezit kreeg, dan heeft de trage beslist geen enkel benijdenswaardig voordeel vergeleken bij de ijverige, maar juist omgekeerd; want wie eenmaal Vooraan loopt, blijft dan ook wel voor eeuwig vooraan en zal door de hinkenden die achteraan komen nooit ingehaald worden.
Hoofdstuk 119: De vulkanische verschijnselen in de omgeving van de Dode Zee Agricola ziet de voormalige Sodomieten in het geestenrijk. De graden van zaligheid van de geesten. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[11] Dit volk hier behoort kennelijk tot de geroepenen en temidden van hen bevinden zich toch altijd nog een aantal uitverkorenen, waarbij het te rade kan gaan wanneer het daar behoefte aan heeft; maar bij ons zijn geen uitverkorenen en ook geen geroepenen, en daarom is het lot van het grote Indische volk zeer betreurenswaardig, dat wil zeggen, als Uw laatste uitspraak zo moet worden opgevat, als deze in zekere zin voor alle plaatsen en tijden door U is uitgesproken.'
Hoofdstuk 123: Het aannemen van het woord van de Heer in Indië. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[9] Ik zei: 'Ik heb jullie immers gisteren al gezegd dat Ik vandaag bij Nikodemus in Emmaüs wil zijn en om Mij alleen bekende redenen ook moet zijn. Maar de weg daarheen is voor ons grote gezelschap wat bezwaarlijk; het zal verstandig zijn om daar langs verschillende wegen in groepen van hoogstens tien personen naartoe te gaan. Als we allemaal tegelijk in een grote stoet op weg gaan, zal dat al gauw aan de tempeldienaren overgebriefd worden en dan wordt Mij verhinderd vandaag te doen wat Ik moet doen. Ik zal daarom met Mijn leerlingen, echter alleen met deze drie, vooruitgaan, en wel langs een heel ongebruikelijke weg, om beslist niet door de tempeldienaren opgemerkt te worden; verdelen jullie je in groepen zoals Ik gezegd heb en ga er via verschillende wegen heen; na verloop van twee uur zijn we allemaal in het huis van Nikodemus.
Hoofdstuk 130: Het vertrek naar Emmaüs - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[10] Ik herhaal het nog één keer voor jullie allemaal en zeg: Wees slim als slangen, maar inje hart toch zacht als duiven; want daar beneden huist een waar slangen en addergebroed, en dat moet met soortgelijke middelen in toom gehouden worden! Versta en begrijp dat allen goed en houd daar rekening mee, dan beleven jullie vandaag een zegenrijke dag tot grote zegen voor jullie zielen! Ik vertrek nu echter meteen. Petrus, Jacobus en Johannes gaan met Mij mee. Mijn dienaar Rafaël en Lazarus begeleiden onze slavenkinderen. Als jullie drie Indiërs nu ook tegelijk met Mij mee willen gaan, dan kunnen jullie nu vertrekken!'
Hoofdstuk 130: Het vertrek naar Emmaüs - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[3] De herders zeiden: 'Heer, noch het een noch het ander, wij komen als dienaren van onze heer, die een streng man is! Hij heeft ons opgedragen om vandaag te gaan kijken of dit gezin er nog woont, of dat zij misschien al gestorven zijn. Hij wil deze oude hut in ieder geval vandaag nog ontruimd hebben, omdat hij voor de eerste dag na de sabbat bouwlieden heeft besteld die de hut moeten verbouwen, en daarom moet dit arme, naakte gespuis er uitgezet worden.'
Hoofdstuk 135: Agricola en de herders - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[1] Agrippa zei: 'O Heer, eindeloos wijze Meester van eeuwigheid, hoe groot moet Uw liefde voor ons mensen, Uw schepselen zijn, dat U Zich zo diep wilde vernederen om in de gedaante van ons mensen uit Uw hemelen tot ons wormen in het vuil van deze aarde neer te dalen, om ons de wegen te leren en te wijzen waarop wij moeten gaan om het eeuwige leven te bereiken?!'
Hoofdstuk 141: Gods welwillende liefde voor de mensen. De plaats van de mens ten opzichte van God. De ware deemoed Het ware aanbidden van God. Vergeving van zonden - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[5] Ik vraag daarom nog eens, wat daar op een goede manier aan te doen is. Moet ik misschien helemaal niet op de beide Farizeeën wachten en met U de heuvel opgaan, of moet ik hier blijven om te weten te komen wat de reden van hun komst is? Dat laatste lijkt mij echter niet nodig; want aan U, o Heer, is immers alles bekend en U weet dus ook wat die beide Farizeeën vanmiddag naar mij voert. Mocht het om iets onbelangrijks gaan, dan zou ik de twee Farizeeën laten komen -en ook weer laten vertrekken! Gaat het echter over iets wat op U betrekking heeft, dan zou het toch weer goed zijn om thuis te blijven. - Wat zegt U, o Heer en Meester, daarvan?'
Hoofdstuk 143: Op de heuvel bij Emmaüs - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[6] Rafaël zei: 'Jullie hebben de gelegenheid en dat zal nog korte tijd zo blijven. Wie vrijwillig zal komen, zal aangenomen worden; wie echter niet zal komen maar volhardt in zijn blindheid, zal te gronde gaan. Want niemand wordt de leer voor het verkrijgen van het innerlijke leven opgedrongen, want daar zou hij voor zijn zielook niets aan hebben. Het natuurlijke leven op deze aarde wordt de mens wel gegeven, -maar het innerlijke leven moet hij op eigen kracht verwerven.
Hoofdstuk 151: De goddelijke leiding van de mensen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[14] De Vader zendt weer boden om te controleren of de kinderen al uit bed zijn; maar deze komen terug en zeggen: 'Vader, Uw kinderen zijn nu nog dieper in slaap dan ooit tevoren!' Dan zegt de Vader: '0, dat gaat niet! Daar moeten we ze vanaf brengen; want anders gaan ze allemaal te gronde. Nu moet de roede gebruikt worden!'
Hoofdstuk 151: De goddelijke leiding van de mensen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
...  16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37 - 38 - 39 - 40 - 41  ...