Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

737 resultaten - Pagina 28 van 50

...  16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37 - 38 - 39 - 40 - 41  ...
[12] O mijn hart, o armzalig hart, je zou nu Hem, Hem, - de Heilige, - de meest Verhevene willen loven en prijzen - en je hebt niet eens ruimte om ook maar het kleinste vonkje van Zijn eindeloze, almachtige vaderliefde op te nemen! Daarom zwijg liever over hetgeen je niet mogelijk is uit te spreken!
Hoofdstuk 21: Uranion prijst de heilige Vader. Het antwoord van de Heer: woordeloze, stille boetvaardigheid is de meest welgevallige lof voor God - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 2)
[3] Toen Ik Mij dan geleidelijk aan liet herkennen, weliswaar zo, dat niemands vrije levenssfeer ten aanzien van Mij werd aangetast, herkende je Mij weliswaar en bekende je Mij met je mond als de heilige, liefdevolste Vader, - maar je hart gaf deze Vader nooit de volle ruimte; maar waar de Vader ingetrokken was, daar trok ook de Rechter met Hem mee, die toen je hart dwong Mij te beminnen, maar wel steeds driemaal meer te vrezen dan te beminnen.
Hoofdstuk 44: Abedams woorden over de `Vader' en de `Rechter' in Hem - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 2)
[16] Maar toen Garbiël deze woorden vernomen had, sloeg hem de angst om het hart en hij wist niet wat hij moest doen en begon daarom bij zichzelf na te denken. Terwijl hij nu meer en meer nadacht, werd het steeds lichter en helderder in zijn hart, zodat hij verstomde en verwonderd toezag hoe daar het ene licht na het andere uit de diepte van zijn hart begon op te stijgen en hoe zijn hart zich begon uit te breiden ter grootte van een wereld en hij zag in het midden van deze nu reeds eindeloos groot lijkende wereld een hoog altaar opgericht en op dit altaar een krachtige jongeling, gehuld in een wit gewaad.
Hoofdstuk 57: Henochs woorden over de welbespraaktheid van Garbiël. Garbiëls innerlijke beschouwing - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 2)
[27] Herinner je je hoe je aan Mijn jijde langs de eindeloze nog geheel lege ruimte zweefde en Ik tegen je zei: 'Getrouwe broeder van Mijn liefde! Zie, er is ons een broeder gevallen in de eindeloze diepte, die eindeloos en eeuwig vervuld is met het vuur van Mijn alleroneindigste en eeuwige Godheid!
Hoofdstuk 61: De misstap van Sehei. Abedams grote getuigenis over Sehel - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 2)
[22] Ach, wat is het toch belachelijk! Nu ben ik gestorven en toch leef ik nog -als een gefopte ezel! Het raarste van de hele zaak is, dat het mij nu voorkomt alsof het volstrekt onmoge­lijk is om ooit te kunnen sterven! Maar waar is de aarde nu toch heen geglipt -en mijn goede vrienden? Ik zie weliswaar niets en hoor ook niets, behalve alleen mijzelf, maar ik ben ondertussen bij het volste bewustzijn, en mijn herinnering is heel helder en reikt tot ver voorbij mijn verblijf in de moe­derschoot. Het is werkelijk eigenaardig! Zou de godheid mij soms willen tonen, dat ze tot meer in staat is dan ik in mijn laatste uren van haar verwacht heb? Of leeft mijn lichaam nog op het allerlaatste moment van zijn vernietiging en lijkt mijn leven nu op het nagloeien van die zonnen, die triljoenen jaren geleden zijn uitgedoofd en alleen nog voortleven in de uitstraling van hun licht door de oneindige ruimte?
Hoofdstuk 3: Een geleerde neemt afscheid van deze wereld - Jakob Lorber - Over de drempel van de dood
[2] Een broeder van Garbiël liep achter hem en zei heel zacht tegen Garbiël: 'Luister broeder! Wanneer ik nu deze niet ontelbare sterren bezaaide hemel zie en wij weten nu reeds allen van Seth en Enos en ook heel duidelijk van Henoch dat deze sterren louter onbegrijpelijk grote, lichtende hemellichamen zijn, - broeder, en wanneer deze verhelderende gedachte mij zegt: 'Besediël, kijk, daar vooraan loopt de Schepper van al deze talloze en mateloos grote wonderen, de almachtige, meer dan heilige Schepper! Eén heilige gedachte van Hem en de eindeloze ruimte zal onmiddellijk leeg zijn, begraven in zijn eigen eeuwige, oneindige nacht; en wederom een heilige gedachte van Hem, die daar vooraan loopt, en nieuwe heerlijke scheppingen lullen schitterend stralen door de grote ooreindigheid!', - o broeder, wat voor een onuitsprekelijk gevoel overweldigt dan mijn hart!
Hoofdstuk 53: Op weg naar de hoogte. Besediëls stille bespiegelingen van de natuur en zijn uitlatingen over het wezenlijke menszijn van de Heer. Garbiëls goede beantwoording - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 2)
[29] En toen je dat tegen Mij zei, herinner je je nu weer, hoe er ook uit jouw ogen een traan viel en Ik die traan zegende en zei: `Lieve broeder van Mijn eeuwige, oneindige liefde, zie, door deze traan van jou zal deze zon, deze eerste en grootste, bevrucht zijn, opdat eens vanuit haar de gehele eindeloze ruimte gevuld zal worden met aan haar gelijke kinderen zelfs tot daar waar het eeuwige vuur van Mijn Godheid een eeuwige aanvang neemt'?!
Hoofdstuk 61: De misstap van Sehei. Abedams grote getuigenis over Sehel - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 2)
[7] Toen weken de drie sterren ver terug en de middelste opende zich en verslond de beide buitenste; pas toen vernam je in je een krachtige, op donder lijkende stem, die je de eerste fundamentele leer gaf over jezelf en over datgene, wat je moet worden en watje moet doen.
Hoofdstuk 65: De roeping van Horidaël tot schrijver van de vrije tekens die overeenstemmingen bevatten en aanduiden - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 2)
[23] Dat heb je ook gezien, toen je zag hoe in Mijn licht van liefde en genade al deze op jou lijkende wezens naar je toe drongen en spoedig geheel één met je werden en datje toen in deze hereniging pas in staat was, als een zodanig voltooid mens weer de vaderlijke stem van Mijn geest in je te horen, die je meedeelde wie Ik ben, waar Ik ben en waar en waarvandaan alle dingen zijn en wat ten slotte jijzelf bent of moet zijn en worden.
Hoofdstuk 68: Abedams berisping en vermaning aan de onoprechte Purhal. De verklaring van het visioen van Purhal - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 2)
[7] Zie, dat is de eeuwig stralende ring in je hart, dat je nu leeft vanuit Mijn liefde in je! Want Mijn liefde in het hart van Mijn kinderen is een kring, die zich steeds verveelvoudigt en tot in het eindeloze vergroot; en die kringen die ontstaan zijn door deze eeuwige verveelvoudiging van die ene kring, hangen aan elkaar als de schakels van een ketting of als de windingen van een slakkenhuis, waar iedere winding groter wordt en ruimer en vrijer en niet iedere winding dichter en dichter, en steeds dichter de grote uitmonding in de eeuwige, oneindige ruimte nadert; dat is in de geest de allerhoogste volmaakte genieting van Mijn eeuwige, oneindige vaderliefde en alle genade en wijsheid vanuit die liefde.
Hoofdstuk 71: De verklaring van het door Juribaël geschouwde door Abedam de hoge. Het levensgeheim van de deemoed en de liefde tot God - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 2)
[16] Het werd toen stikdonker om mij heen en ik kon met mijn handen nauwelijks zoveel ruimte voor mijn mond maken, dat ik nog een beetje kon ademen.
Hoofdstuk 75: Thuarims droomgezicht: de vuurproef van zijn liefde - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 2)
[16] Dan verweert ook het hart zich uit alle macht en duwt het zand van zijn mond weg en verschaft zich een beperkte ruimte om te ademen en verlangt smekend naar redding.
Hoofdstuk 76: De verklaring van het verschrikkelijke visioen van Thuarim: de grote strijd tussen hoofd en hart - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 2)
[17] Want al gauw na de heilige opdracht, dat wij in ons innerlijk moesten schouwen, verdween de aarde en de gehele zichtbare hemel en ik zweefde alleen in het midden van een oneindige, eeuwige ruimte. Lang tuurden mijn ogen in de oneindige diepten der eeuwigheden; maar deze inspanning was tevergeefs, want zelfs ieder stofdeeltje was in de een of andere afgrond van de oneindigheid weggezonken.
Hoofdstuk 78: Het visioen van de reus Rudomin. De grootsheid van de mens als kind van God - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 2)
[18] Alleen ikzelf zweefde hier in de heilige duisternis van de oneindige, eeuwige ruimte zonder ondersteuning van het een of andere hemellichaam!
Hoofdstuk 78: Het visioen van de reus Rudomin. De grootsheid van de mens als kind van God - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 2)
[25] En ik werd opgeheven. Al die dingen zweefden als glinsterend zand voor mijn ogen; er kwam uit mij een machtig licht tevoorschijn en de oneindige ruimte werd daarmee gevuld.
Hoofdstuk 78: Het visioen van de reus Rudomin. De grootsheid van de mens als kind van God - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 2)
...  16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37 - 38 - 39 - 40 - 41  ...