Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

36089 resultaten - Pagina 28 van 2406

...  16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37 - 38 - 39 - 40 - 41  ...
[9] Zo'n leven kan geen waarachtig, maar slechts een schijn en bedrieglijk leven zijn. En omdat het dat is, is het ook geen eeuwig leven, omdat het in zijn slechte geaardheid niet kan voortbestaan, maar zich moet veranderen ofwel ten goede ofwel in het ergste geval in het aartsboze, wat het harde gericht van het 'moeten' en de eigenlijke eeuwige dood is; en uit de harde banden daarvan zal de ziel zich net zo moeilijk losmaken als een harde steen zichzelf in zuiver stromend water kan veranderen.
Hoofdstuk 122: De Heer verklaart psalm 93 - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[1] Daarop zei Ik: 'Vriend, hoe slecht het er in Rome en zijn elders gelegen landen uitziet, weet Ik wel het allerbest en Ik heb jullie ook reeds op deze slechte toestanden gewezen, met de bedoeling dat jullie, waar zulke dingen nog plaats vinden, de aan jullie toevertrouwde jeugd er verre van houden! Maar toch zijn er in Rome ook nog mensen, die net als jullie geen vreugde beleven aan al die gruwelen en ze verafschuwen; en die hoeven nu niet meer op een wonderbaarlijke wijze van tevoren bemest te worden, opdat Mijn woord wortel in hen schiet, want daar zijn zij al voor bemest.
Hoofdstuk 153: De Heer onderwijst de Romeinen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[2] Maar degenen die nog aan de oude, slechte zeden en gewoonten hangen, zijn met geen enkele voorafgaande wonderbaarlijke bemesting hoe dan ook rijper en ontvankelijker voor Mijn leer te maken; voor hen moet er iets heel anders komen om hen uit hun oude bedwelming te wekken! Daar zal op het juiste moment en de juiste plaats ook wel voor gezorgd worden. .
Hoofdstuk 153: De Heer onderwijst de Romeinen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[4] Toen Ik dat tegen de leerlingen gezegd had, keken zij elkaar met grote ogen aan en vroegen elkaar (de leerlingen) : 'Wat heeft Hij daar nu weer mee willen zeggen? Eerst wordt er gezegd dat de tempeldienaren Hem zullen grijpen en dat Hij de maat van hun zonden tot hun eigen verderf aan Zichzelf zal laten volmaken. Maar nu zei Hij niets over de tempeldienaren, maar wel over de heidenen, die voorzover wij weten tot nu toe steeds Zijn beste en meest gelovige vrienden waren! Wie het kan en wil, begrijpe het, maar echt - wij begrijpen dat toch echt niet!'
Hoofdstuk 168: Aankondiging van het lijden. De leerlingen en de blinde langs de weg naar Jericho (Luc. 18: 31-43) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[11] Kado zei: 'ja, zeer goede Heer en Meester, dat heeft zo zijn eigen redenen! Die volledig woeste plek, die een omtrek heeft van bijna twee uur gaans,'vertoont een sterke overeenkomst met de Dode Zee. Er groeit daar niet eens een mosplantje, laat staan iets anders. Bovendien heeft die beslist heel grote woeste plek af en toe een zo slechte en akelige uitwaseming, dat die mensen en ieder soort dieren zou doden, vooral als zij zich daar 's nachts zouden bevinden, en het zou dus erg onverstandig zijn om op die plaats een woonhuis of ook maar een hut te bouwen.
Hoofdstuk 189: Over de plaats van de oude stad Jericho - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[23] Jozua, die evenals zijn priesters een zuiver en van Gods geest vervuld mens was, had de inwendige, vernietigende uitbarsting van die plaats wel kunnen voorkomen; hij heeft de slechte natuurgeesten voor altijd steeds verder van deze plaats verbannen en hun voor hun activiteit een plaats onder de bodem van het water van de Dode Zee toegewezen. Maar desondanks moest hij de mensen heel nadrukkelijk verbieden om op die gevaarlijke plaats ooit weer een stad te bouwen, wat tot op de dag van vandaag ook in acht genomen is en ook in de toekomst in acht genomen zal worden.
Hoofdstuk 189: Over de plaats van de oude stad Jericho - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[1] Hierop bedankte Kado Mij voor deze verklaring en vroeg Mij of ook Ik nu de kwade natuurgeesten door middel van Mijn macht zou willen gebieden, om buiten die slechte plaats noch voor de mensen noch voor de dieren schadelijk te zijn.
Hoofdstuk 190: Het doel van de natuurlijke orde - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[7] Er zijn meer dan genoeg gezonde plaatsen in de dalen en op de bergen waar de mensen, wanneer ze bescheiden zijn, ruimschoots in hun levensonderhoud kunnen voorzien, en het is voor hen niet nodig dat ze ook de slechte woeste vlakten bewonen en ontginnen.
Hoofdstuk 190: Het doel van de natuurlijke orde - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[17] De tweede en nog hardnekkiger groep van lieden die de juiste vrijheid van reizen van de mensen beperken zijn de verschillende priesters, heidense en joodse, welke laatste in deze tijd volledig gelijk staan met de heidenen. Voor hen is de vrijheid van reizen van hun gelovigen een gruwel, omdat de mensen door te reizen te veel ervaringen zouden opdoen en niet meer zouden geloven in de bedriegerijen in hun eigen land, wat op den duur een slechte invloed zou hebben op de inkomsten van deze volksbedriegers en wereldse leeglopers.
Hoofdstuk 198: De Heer en de Arabische rovers - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[13] De genezing van hun concubines en van de schandknapen is dus eigenlijk niet de echte reden dat de beide Farizeeën hierheen zijn gereisd, maar het opeisen van hun aandeel van de straatroof; als ze die hebben, zullen zij zelf onmiddellijk vertrekken en de zieken hier in behandeling laten. Zij wilden evenwel met Roclus in het geheim graag een paar woordjes wisselen, met de bedoeling dat hij de zieken zonder betaling onder zijn hoede neemt om hen, indien mogelijk en uitvoerbaar, in plaats van te genezen liever op een goede manier naar de lieve eeuwigheid te helpen; want deze mensen zouden hen in Jeruzalem mettertijd gemakkelijk een slechte naam kunnen bezorgen in de ogen van het volk. Maar als zij eenmaal begraven zouden zijn, zouden de tempeldienaren niets meer van hen te vrezen hebben en zich geen zorgen meer hoeven maken! Als de overste zich echter, ondanks alle voordelen die hem in ruil daarvoor toegezegd zouden worden, niet zou lenen voor zo'n werkje van echt satanische naastenliefde, zou hij hen weliswaar kunnen genezen, maar hen daarna niet meer naar Jeruzalem terug kunnen laten reizen, maar ergens anders heen, bijvoorbeeld naar Egypte, Perzië of zelfs naar India.
Hoofdstuk 207: De twee hoogmoedige Farizeeën uit Jeruzalem in Essea - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[25] De maat van de tempelgruwelen zal echter weldra vol worden en voordat er nog zes keer tien jaar zullen verlopen, zal men nauwelijks meer de plaats kunnen vinden waar Jeruzalem en de tempel gestaan hebben. Mijn geduld en lankmoedigheid zijn weliswaar groot en bijna onbegrensd, maar op de hemellichamen toch niet oneindig! Mijn wil, die te boosaardig geworden werelden vernietigd heeft, kan ook steden en volkeren vernietigen, als de maat van hun gruwelen vol is geworden. -Maar laten we daar verder niet meer over spreken, Jij en je broeders kunnen nu wel naar buiten naar de binnenplaats gaan; want die twee zullen niet lang op zich laten wachten!'
Hoofdstuk 207: De twee hoogmoedige Farizeeën uit Jeruzalem in Essea - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[1] Roclus hoefde niet lang op de twee Farizeeën te wachten; want toen ze, zoals, gezegd, van iemand die genezen was gehoord hadden waar de overste zich bevond en zijn wondergenezingen deed, lieten zij de zieken die ze meegebracht hadden ter verzorging achter bij de waard in de herberg,. waarvoor zij hem wat geld gaven, en begaven zich onder begeleiding van de genezen man direct naar onze herberg om met de overste, vooral over datgene wat zij voor henzelf en hun slechte plan het belangrijkste vonden, tot overeenstemming te komen, op de manier die zij zich voorgesteld hadden.
Hoofdstuk 208: Roclus en de twee tempeldienaren (27. 7.1861 ) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[4] Roclus zei: 'Wat bij ons aan vorsten, koningen en keizers niet toegestaan wordt, wordt ook jullie niet toegestaan! Want bij ons is er geen achterbaksheid en absoluut geen sprake van geheimzinnigdoenerij meer, opdat niemand ons voortaan van enig bedrog ten aanzien van mensen kan betichten. Daarom genezen wij de zieken dan ook openlijk voor de ogen van alle mensen en niet meer in de oude burcht, die het meest door jullie toedoen een slechte naam heeft en verdacht gemaakt is. Als jullie dus iets van ons willen, zeg het ons hier dan openlijk! Want wij Essenen zijn allemaal als één; wat de een weet en kan, mag voor alle anderen niet verzwegen blijven. Jullie weten nu waar jullie met ons aan toe zijn; spreek dus openhartig met ons, of ga onverrichter zake weer terug naar waar jullie vandaan gekomen zijn! Maar dit zij jullie ook nog gezegd: verlang niets van ons, wat op de een of andere manier onrechtvaardig zou zijn in de ogen van God en de mensen!'
Hoofdstuk 208: Roclus en de twee tempeldienaren (27. 7.1861 ) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[8] Ik Zelf zal vroeg in de ochtend met Mijn leerlingen op weg gaan naar Jericho, om na zonsondergang ter plaatse te zijn. Jij denkt natuurlijk dat die lange weg op natuurlijke wijze niet in één dag af te leggen zal zijn. Maar Ik zeg je dat bij Mij alle dingen mogelijk zijn. Morgen is weliswaar een sabbat, waarop een jood ook niet zou mogen reizen. Maar Ik ben een Heer, ook over de sabbat, en zegje dat ieder mens ook op een sabbat goede werken kan en mag doen! Maar daarmee wil Ik de sabbat niet opheffen; maar de oude sabbatsluiheid van de joden hef Ik op, en Mijn leerlingen zullen dan ook op iedere sabbat in Mijn naam bezig zijn! Want door de luiheid op de sabbat wordt God een slechte eer bewezen.
Hoofdstuk 220: De Heer neemt afscheid van de Essenen (16.8.1861) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[5] Maar Ik ben niet alleen naar de Joden gekomen, die vanaf het allereerste begin het volk van de ene ware God waren en zich ook nog zo noemen hoewel zeer velen vanwege hun slechte daden al sinds lange tijd een volk van de hel zijn geworden -maar ook naar de heidenen. Weliswaar stammen die ook af van dezelfde eerste mens op deze aarde, maar ze hebben zich in de loop van de tijd zo door de verlokkingen van de wereld laten verleiden, dat ze daardoor afvallig werden van de ene ware God, Hem niet meer kenden en vervolgens van dode en vergankelijke materie naar hun lust en believen zelf goden maakten en die vereerden en aanbaden, wat tegenwoordig nog heel veel het geval is, zoals jullie wel weten.
Hoofdstuk 4: De Heer getuigt over Zichzelf - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
...  16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37 - 38 - 39 - 40 - 41  ...