Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

3666 resultaten - Pagina 28 van 245

...  16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37 - 38 - 39 - 40 - 41  ...
[1] Heus, door de tijden heen gebeuren er, altijd door toedoen van de zogenaamde dienaren van God, ongehoorde gruwelen! Dat maakt echter dat de mensen die daar betrouwbare berichten over horen, en zelf ook niet onkundig zijn van Gods woord, zich dan iedere dag steeds meer gaan afvragen: 'Wat moet dat? Wat is Gods woord? Kan het volgens de zin van Zijn woord Gods wil zijn, dat de verkondigers van Gods woord, van Zijn liefderijke wil, Zijn genade, Zijn zachtmoedigheid en Zijn vrede, pure hebzuchtige, liefdeloze en brutale duivels worden ten opzichte van hun medemensen?'
Hoofdstuk 203: Het materialisme. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[5] Als het woord, door het horen, in het hart van de mens komt, moet het door daden, die zijn als de leven gevende voedingskracht van de aardbodem, -en die, zoals in Gods woord staat, gericht moeten zijn op onze broeders en zusters, -levend worden. En daardoor moet het ook op de juiste manier gaan ontkiemen en een zegenrijke en daardoor rijpe vrucht worden, voor de echte en volgroeide vrucht van het geestelijke leven in God! Mensen zoals profeten en priesters, die voorbestemd zijn om het woord het eerst op te nemen, om het, zodra het in hen tot rijpheid is gekomen, weer geheel zuiver voor alle tijden der tijden verder uit te zaaien op de grote mensenakker van deze aarde, maar die het alleen maar als een middel gebruiken om er zelf vet van te worden, lijken op de aarde die de edele zaadkorrel laat verrotten om zich daarmee vet te mesten. In die omstandigheden is het niet te verwonderen, dat op de akker van zulke zichtbaar valse profeten en priesters, voor de grote akker der lekenmensen uiteindelijk niets dan slecht onkruid, dorens en distels ontkiemen en tot kwade wasdom komen!
Hoofdstuk 202: Toepassing van de gelijkenis van Jarah. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[1] IK zeg: "Lieve dochter van Mijn hart, Ik zeg je: Je hebt geen woord teveel of te weinig gezegd! Daarom geef Ik ook jullie allen de raad om alles wat dit meisje nu gezegd heeft te onthouden, er goed aandacht aan te schenken en ernaar te handelen. Als iemand echter commentaar heeft, laat die dan opstaan en spreken!"
Hoofdstuk 204: Het onkruid blijft als mest achter. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[5] Door het oordeel van de in haar wonende geest voelt zij weldra wat goed en wat slecht is. Daarnaast doet zij door de uitwendige zintuigen ervaring op, door goede en slechte, prettige en pijnlijke, en andere indrukken. Bovendien toont God de ziel, innerlijk door buitengewone openbaringen en uiterlijk door het woord, de weg van Zijn orde.
Hoofdstuk 210: Wat is het lichaam, wat is de ziel. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[1] CYRENIUS zegt: "Heer, vergeef mij, hier moet ik iets tussendoor vragen! Wat gebeurt er dan met de kiem van de tarwe als die tot meel gemalen en vervolgens tot brood gebakken en daarna gegeten wordt? Leeft in deze stadia de levenskiem nog steeds door?
Hoofdstuk 218: Ziel en lichaam. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[2] IK zeg: "Zeker; want als jij het brood eet, wordt de materie van het meel weldra weer langs de natuurlijke weg uit het lichaam verwijderd, maar het kiemleven gaat dan door zijn geestelijke vorm meteen in het leven van de zielover en wordt volgens zijn overeenstemmende geaardheid, één me:t haar. Het meer materiële van de levenskiem, dat haar altijd, zoals het Mozaïsche water bij de geest van God, als solide ondergrond diende, wordt voedsel voor het lichaam en gaat uiteindelijk, als het naar behoren gezuiverd is, ook in de zielover .Dat dient haar tot vorming en voeding van de organen der ziel, zoals haar ledematen, haar haren enz. en verder voor de vorming en voeding van al datgene, wat je van a tot z aan een menselijk lichaam vindt.
Hoofdstuk 218: Ziel en lichaam. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[4] Jullie hebben toch ook in Mozes gelezen, hoe hij spreekt over de vloek van Jehova over de aarde, en dat er staat: 'In het zweet uws aanschijns zult u verder uw brood verdienen!' En dan staat er over de aarde ook meteen na de vloek: 'Doornen en distels zult u dragen.'
Hoofdstuk 225: De macht van de erfelijkheid. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[8] De 'vloek van God' is niets anders dan het aan de ziel die zichzelf bedorven heeft, geschonken verhelderende inzicht dat zij zich in werkelijkheid zelf in weerwil van de orde bedorven heeft, en dat zij daarom enkel door eigen schuld verder haar brood in het zweet van haar aangezicht zal moeten zoeken.
Hoofdstuk 225: De macht van de erfelijkheid. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[1] De oude MARCUS zegt: "Heer, ik ben door alles wat ik en mijn huis nu gehoord hebben zo door en door gegrepen, dat ik nu met de beste wil geen verstandig woord zou kunnen uiten, Iaat staan dat ik vast zou kunnen stellen wie voor mij een echte naaste is.
Hoofdstuk 234: Marcus mening over de naaste. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[5] Natuurlijk kan de mens als een zeer beperkt wezen God, zijn schepper, ook slechts heel beperkt navolgen; maar omdat hij de gelijkenis van God al in zich draagt of eigenlijk naar het evenbeeld van God is geschapen, moet hij in zichzelf ook datgene helemaal ontwikkelen, waarvoor hem alle mogelijkheden zijn gegeven. -Dat is mijn mening, maar geef U, o Heer, ons allen een juiste verklaring, want ik hoor Uw woord duizendmaal liever dan mijn eigen woorden. Spreek U, o Heer, daarom verder -vooropgesteld dat U in deze nacht nog wat wilt zeggen!"
Hoofdstuk 234: Marcus mening over de naaste. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[2] Dan komt Marcus naar Mij toe en vraagt Mij of hij de geredden zout, brood en wijn zal voorzetten.
Hoofdstuk 236: De uitoefening der naastenliefde. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[9] Dan roept Marcus meteen zijn vrouwen zijn kinderen en draagt hen op om dit pas gearriveerde gezelschap goed van brood en zout en wijn te voorzien, want iets anders zou er nu om middernacht niet zo gemakkelijk te krijgen zijn. In de ochtend zouden ze dan wel beter verzorgd worden. Meteen wordt het bestelde bezorgd, en de geredden doen zich te goed, en prijzen het brood en de buitengewone wijn.
Hoofdstuk 236: De uitoefening der naastenliefde. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[10] Zoals wij van veel kanten gehoord hebben, moet hij werkelijk een buitengewoon mens zijn, vol waarheid, eerlijkheid, goedheid en betrouwbaarheid, -eigenschappen die wij bij iedereen nog boven alles weten te waarderen en te achten. Kortom als wij hem ergens ontmoet en gevonden zouden hebben, dan zou de tempel daarover van ons geen stom woord gehoord hebben, want we kunnen zwijgen als het graf. Ook zouden we nooit geprobeerd hebben hem voor de tempel te winnen, want de tempel en haar laagheden kennen wij als maar weinig anderen. Als wij echter in ons hart ook tot het eigenlijke tempelgespuis zouden behoren, dan zouden wij hier ondanks het beetje genoten wijn niet zo openlijk met u spreken.
Hoofdstuk 237: De tweestrijd der Farizeeën. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[2] Jullie tempeleed is volgens mij zeker de grootste hinderpaal. Hoe kun je die omzeilen? Als ik deze terwille van jullie God niet zou achten, kostte het mij maar één woord, en dan zouden jullie voor God en de gehele wereld vrij zijn van het juk van de tempel. Maar jullie plechtig aan de tempel gezworen eed verhindert mij dat, en ik moet mij daarover beraden met de vele wijzen, die aan mijn tafel zitten. Dan zullen wij wel zien hoe wij ons uit dit echte Scylla en Charybdis kunnen bevrijden."
Hoofdstuk 238: Een verwijzing naar de naastenliefde. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[6] De GEREDDEN zeggen: "Heus, uit wat je zegt blijkt dat je een Jood en geen heiden bent; want zo waarheidslievend hebben wij een heiden nog nooit horen spreken. Oh, wij zullen je daarvoor nooit kwaad aanzien. Wij zijn het ook helemaal niet zo door dik en dun eens met datgene, waarvoor je ons met recht laakt en wat je bij ons afkeurt. Maar we zitten nu eenmaal in de stroom en moeten op z'n minst binnen gezichtsbereik van de tempel mee blijven zwemmen. Als wij andere kansen zouden hebben, dan zou geen mens de tempel eerder de rug toekeren dan wij, want wij geloven dat God nergens minder aanwezig is dan in onze tempel. Maar wat moeten en kunnen wij daartegen doen? Oh, wij zien net zo goed als jij maar al te goed dat de tempel te Jeruzalem nu niets anders meer is dan een reusachtig instituut van bedrog, waarachter nauwelijks één ware lettergreep, laat staan één waar woord nog bestaat. Maar dit instituut is nu door de grote macht van Rome bekrachtigd, en dat is niet meer te veranderen.
Hoofdstuk 235: Marcus redt schipbreukelingen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
...  16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37 - 38 - 39 - 40 - 41  ...