Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

3216 resultaten - Pagina 28 van 215

...  16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37 - 38 - 39 - 40 - 41  ...
[5] JARAH zegt: "Heer, ik heb alles begrepen! Er is een goede mogelijkheid, maar alles hangt af van de vrije wil van de mens! De wereld zien en proeven zij, maar de hemelen zien en proeven zij daarentegen niet, en dan kan het gebeuren dat velen de gebaande weg niet zullen gaan, en het zal met hen dan erger zijn dan tot op heden! Ik zeg U, o Heer, de gebaande weg naar de hemel zal door weinigen betreden worden, want het moeilijkste voor de mens is de zelfverloochening!"
Hoofdstuk 133: De weg tussen hemel en aarde.(19.2.1853) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[13] Daarvoor zij Hem alleen alle eer, alle roem en alle prijs, want alles wat Hij doet is welgedaan en Zijn orde bestaat uit liefde gepaard met de hoogste wijsheid. Daarom is Hij alleen heilig en voor Zijn naam moeten alle knieën zich buigen in de hemel, op de aarde en onder de aarde. Amen."
Hoofdstuk 133: De weg tussen hemel en aarde.(19.2.1853) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[1] Bij het horen van dit gezang, zegt JARAH opgetogen: "Heer, het is werkelijk moeilijk te bepalen wat hier mooier en heerlijker is, het gezang, de woorden of het heerlijke duizend kleurige licht of de prachtige gestalten van deze talloze etherische zangers! Ah, nu heb ik er pas een idee van, wat nu precies de hemelen van God zijn! Oh, ik zou nu meteen willen sterven en dan naar deze wondermooie zangers overgaan! Maar zeg mij toch, o Heer, als u dat wilt, wie en wat deze heerlijke zangers eigenlijk zijn! Zijn zij werkelijk wat zij schijnen te zijn, of zijn het slechts door U voor dit moment nieuw geschapen wezens?"
Hoofdstuk 134: De opheffing van de zee van Galiléa. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[2] IK zeg: "Het zijn engelen en zij werden eindeloos lang geleden geschapen vóór er ook maar een spoortje van een materiële schepping aanwezig was. Roep er maar een en overtuig je dat hij net als alle anderen een heel volmaakt echt wezen is! Daarbij moet Ik je nog zeggen dat, hoe licht en etherisch zij er ook uitzien, ieder van hen toch zo sterk is en zo'n kracht en macht in zich heeft, dat de kleinste en zwakste van hen in een ogenblik de gehele aarde zo zou kunnen verwoesten dat daarvan ook niet het kleinste stofje over zou blijven! Nu je dit weet, kun je er een roepen en laat hem een paar proeven uitvoeren!"
Hoofdstuk 134: De opheffing van de zee van Galiléa. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[14] JARAH zegt: "Lieve bode uit de hemel, maak in de naam des Heren, als het zonder schade gedaan kan worden, dat deze berg, die op natuurlijke wijze te moeilijk te bestijgen is, makkelijk en zonder gevaar naar boven en. naar beneden begaanbaar zal zijn, ook aan de zijde van de zee, waar hij anders alleen maar voor vogels toegankelijk is!"
Hoofdstuk 135: Jarah's bewijs van liefde. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[8] IK zeg: "Dat zul je meteen te zien krijgen! Kijk, daar in het noordelijke deel van de hemel staat een ster die een wat roodachtig schijnsel geeft, richt er, net als bij de eerdere, het oog van je hart op en richt je aardse oog er ook op en dan zul je op die ster het mooiste antwoord op je vraag krijgen!"
Hoofdstuk 138: De zelfverloocheningschool in het hiernamaals. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[1] JARAH zegt: "Met hulp van de Heer heb ik het wel begrepen, maar het begon mij wel weer erg te duizelen! Want ik ben daardoor tot de volle overtuiging gekomen, dat een geschapen geest een eeuwigheid nodig heeft om ook maar een van die oneindig grote hoofdmiddenzonnen door en door te leren kennen. Jij hebt daarvan verteld dat hun aantal in de eindeloze eeuwige ruimte naar menselijke begrippen ontelbaar is, en dat elk van hen de draagster of liever de heerseres is van drie ordes middenzonnen met hun aardezonnen, die in eindeloos grote banen om haar heen draaien en waarvan het aantal door geen sterfelijke geest bevat kan worden! Maar als zo'n ontzettend grote hoofdmiddenzon iedere geschapen geest al een eeuwigheid kost om te bezichtigen, hoe lang zal hij dan met al die ontelbare anderen bezig zijn!?
Hoofdstuk 142: Ken Gods werken tot vermeerdering van de liefde.(5/6.3.1853) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[4] Wie God niet als een volmaakt mens liefheeft, kan nog minder zijn naaste liefhebben, die een nog heel onvolmaakt mens is! Als er echter geschreven staat dat God de mens geschapen heeft naar Zijn evenbeeld, wat moet God dan anders zijn -als de mens Zijn evenbeeld is -dan ook een mens, maar dan natuurlijk geheel volmaakt!? Of zie Ik er nu anders uit dan een mens omdat jij, Mijn kindje, een paar heel kleine druppeltjes van Mijn heerlijkheid hebt gezien?"
Hoofdstuk 144: God, de volmaakte mens. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[8] Denk nu eens op die manier aan de geestelijke zon! Het licht dat van haar uitgaat wordt door het steeds golvende oppervlak van de geschapen levenszee opgenomen, en deze speelt met dat licht, en er ontstaan daardoor allerlei karikaturen, die nog wel het matte licht afstralen, maar tevens ieder spoortje van de goddelijke oervorm vernietigen. Op gelijke wijze is het hele heidendom en nu ook het Jodendom een vertekening van al het zuiver goddelijke.
Hoofdstuk 148: De natuur en haar geestelijke betekenis. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[9] Maar wanneer jullie een kalme waterspiegel zien waarin de zon schijnt, dan zal vanaf de waterspiegel dezelfde majesteit en waarheid terug gekaatst worden die je aan de hemel ziet. En zo heeft men ook een rustig, hart nodig, vrij van hartstochten, dat slechts door algehele zelfverloochening, deemoed, geduld en zuivere liefde kan worden bereikt, opdat het evenbeeld van God in de geest van de mens net zo zuiver en waar teruggekaatst zal worden als de aardse zon door een rustige waterspiegel.
Hoofdstuk 148: De natuur en haar geestelijke betekenis. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[13] Maar meer nog dan zich van alle zware arbeid te onthouden, moet iedere ziel alle hartstochten uitbannen! Want de hartstochten zijn de stormen in de ziel, zij woelen het levenswater om, en Gods evenbeeld wordt dan in de ziel net zo verscheurd als de weerkaatsing van de zon op de golven van de zee. Het beeld van de zon schittert wel op de golven, maar hoe vertekend! En als de storm lang aanhoudt, stijgen er weldra zware dampen op uit de bewogen zee en vullen de lucht van de zielehemel met donkere wolken. Die verhinderen het licht van de geestelijke zon om het levenswater van de ziel te bereiken, - en de ziel wordt donker, kan niet meer het echte van het onechte onderscheiden en houdt de begoocheling van de hel voor een licht uit de hemel.
Hoofdstuk 148: De natuur en haar geestelijke betekenis. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[5] Als de hoofdman Mijn naam uitspreekt wordt de satan met geweld op de grond geworpen, en hij dreigt de hoofdman deze voor hem walgelijke naam nooit meer uit te spreken. Hij kent de Nazareeër en vervloekt hem omdat hij de godheid zijn macht wilde ontnemen en het nog maar weinig scheelde of hij zou heer van de hemel en de hele wereld worden!
Hoofdstuk 152: De hoofdman daagt de satan uit.(19.3.1853) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[19] De HOOFDMAN zegt: "Wordt er dan in de hemel ook gegeten en gedronken?"
Hoofdstuk 156: Het mannelijke en het vrouwelijke der engelen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[20] De ENGEL zegt: "O ja, maar niet zoals op de aarde, maar geestelijk! Wij hebben de eeuwen door het woord van God ook in ons zoals hemel en schepping door dat woord bestaan en er geheel mee vervuld zijn. Dat woord is voorlopig ons wezenlijke bestaan en voor dit bestaan is het ook het enige werkelijke levensbrood en de echte levenswijn. In onze aderen stroomt het net als het bloed bij dat bij jullie stroomt, en onze ingewanden zijn gevuld met het brood van God."
Hoofdstuk 156: Het mannelijke en het vrouwelijke der engelen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[5] EBAHL zegt: "Mij verbaast het ook bijzonder, maar ik zie iets wat mij nog meer verbaast dan de hoeveelheid die hij eet. Kijk, zijn schotel blijft even vol! Hier geldt echt de wijze spreuk: 'Wat de hemel neemt, dat geeft hij het volgende ogenblik weer terug!' Deze tafel zal door mij en mijn nakomelingen als een blijvend heilig voorwerp voor alle tijden bewaard worden, en ieder jaar zal er een feest worden gehouden, waarbij aan deze tafel alle armen van de stad gespijzigd en gelaafd zullen worden!"
Hoofdstuk 157: Aalmoezen en herdenkingsfeesten. Aan de zee - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
...  16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37 - 38 - 39 - 40 - 41  ...