Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

1535 resultaten - Pagina 28 van 103

...  16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37 - 38 - 39 - 40 - 41  ...
[13] Toen keek de waard naar de grote vishouder, en die was, net als tevoren, vol prachtige edelvissen. Daarop kwam hij vol vreugde weer bij ons, at en dronk aan onze tafel en vertelde ons wat hij gezien had en hoe goed hij van de overste was afgekomen. Tegelijk vroeg hij ook in welk deel van de zee deze monsters zich bij voorkeur ophielden, om ze te kunnen ontlopen; want het zou toch wel niet erg vertrouwd zijn om deze ergens tegen te komen.
Hoofdstuk 66: De hebzuchtige overste van Kapérnaum - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[12] Toen zakte de rook, en binnen in het gat begon het geweldig te keer te gaan en te bruisen. Dat duurde echter maar heel kort en al gauw zag men dat het verzonken stuk land langzaam maar zeker omhoogkwam, en na een uurtje was het gat weer zodanig opgevuld dat niemand kon zien dat dit deel ooit verzonken was geweest.
Hoofdstuk 70: Het verzonken land - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[13] Maar uit die wijsheid blijkt immers toch ook weer duidelijk dat het levende geloof in God geen eenvoudige zaak is. Hoe het er echter in de tempel met het geloof aan een God voorstaat, weten jullie zelf maar al te goed, en daar hoeft verder geen woord meer over gezegd te worden. Want waar men er geen gewetenszaak van maakt de geboden van God naast zich neer te leggen en daarvoor in de plaats wereldse voorschriften als heilig en van God gegeven in te stellen, daar is alle geloof aan een waarachtige God volledig verdwenen. Zo ziet het geloof in God er nu bij de joden uit! En vraagje nu tenslotte eens zelf af, hoe sterk jullie eigen geloof in een ware God was! Voor je bij Mij kwam zochten jullie nog iets goddelijks in de tempel en kwam je diens instellingen zoveel mogelijk na, -maar aan het echte bestaan van een God twijfelden jullie zelf, en jullie geloof was alleen maar een reeds vanaf de wieg aangenomen gewoonte, die jullie heel moeilijk af hadden kunnen leggen, omdat jullie daarvoor in de plaats niets beters wisten te vinden en jullie oude gewoontegeloof een deel van je levenswijze was geworden. Daarom stelde dan ook jullie geloof zo goed als niets voor .
Hoofdstuk 64: Het ongeloof als bewijs van rijpheid voor een nieuwe openbaring, Vergelijking van de mensen ten tijde van Noach en van Jezus. De geestelijke toestand van de mensen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[10] Het hemelrijk lijkt hier op een zaaier die goed zaad uitstrooide. Een deel viel op een weg; daarvan werd een deel door de vogels uit de lucht opgegeten en een deel door de wandelaars vertrapt. Het zaad kwam daar dus niet op en gaf ook geen vrucht. Een deel viel op rotsachtige grond. In het begin kwam het op zolang de stenen nog vochtig waren, maar de wortels die voedsel zochten vonden geen houvast in de steen; het vocht was ook niet voldoende om de halm te voeden en zo verdroogde deze en gaf ook geen vrucht. Een ander deel viel tussen doornen en struikgewas. Dat groeide weliswaar in het begin heel goed op, maar toen het zich volledig moest ontwikkelen, werd het door de doornen en het wilde struikgewas overwoekerd, het verkommerde en gaf ook geen vrucht slechts een deel viel op goede grond, kwam op en bracht rijkelijk vrucht voort.
Hoofdstuk 65: De leiding aan gene zijde van de mensen die vóór Jezus leefden. Het hemelrijk - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[3] Hier ging het echter om een samenloop van omstandigheden, die sinds lange tijd precies berekend was voor het bereiken van een goed doel. Hier , onder dit stuk land, bevond zich reeds sinds voor jullie onvoorstelbare aardse oertijden een grote holte, die een onderaardse voortzetting van de zee was. Maar in de loop van de tijd blokkeerde en verstopte aangegroeide zeeklei de reeds vanaf het begin wat nauwe verbinding tussen de open zee en de daarmee verbonden onderaardse zee, die zijn water daaruit betrok. Toen de aanvoer van het water in de loop van de tijd helemaal opgehouden was, zakte het onderaardse water steeds verder en er ontstond daardoor een grote holle ruimte. Door herhaalde aardbevingen brokkelde onder dit stuk land het ene loshangende deel na het andere af en viel in de diepte van de holle ruimte. Daardoor is dit ingestorte stuk land natuurlijk steeds dunner geworden en kreeg het steeds minder houvast.
Hoofdstuk 72: Invloed van geesten bij natuurlijke gebeurtenissen als toelatingen van de voorzienigheid. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[6] Maar IK zei: 'Tot nu toe nog niet; dat zal hun pas over een paar dagen ten deel vallen, dat wil zeggen, als zij hun instelling wat zullen veranderen, -anders laat Ik ze nog een aantal dagen vrijwel midden op zee tevergeefs roeien!'
Hoofdstuk 74: Het schip van de Farizeeën op de woeste zee - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[6] Kijk, dat zijn, heel in het kort, de woorden van jehova naar aanleiding van de slechte wens van het volk! De gevolgen van de daardoor steeds meer gevoede hoogmoed van het volk kun je voor een klein deel lezen in het boek der Koningen en in de Kronieken, waar in het kort die mooie verhalen zijn opgetekend, -maar voor het grootste deel zie je ze nu voor
Hoofdstuk 76: De oorzaken van het verval van de mensen. Theocratie en monarchie Eindtijd en gericht. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[1] Na de snel genuttigde ochtendmaaltijd bestegen wij allen een tamelijk hoge berg dicht bij Kapérnaum. Ook de waard en de uit de dood opgewekte dochter gingen mee, en de waard zei tegen een knecht dat hij wat brood en wijn mee moest nemen, omdat Ik eerder onder vier ogen tegen hem had gezegd dat wij tot de avond op de berg zouden blijven. Een andere knecht gaf hij opdracht twee van de grote edelvissen als geschenk aan de overste te overhandigen. Dat gebeurde dan ook en wij gingen meteen op weg en bestegen binnen een paar uur zonder moeite de berg. Vanaf de zeer gunstig gelegen bergtop overzag men een groot deel van de Galilese zee, en men kon zelfs het schip zien dat nog verwoed worstelde met de golven.
Hoofdstuk 77: Op een berg bij Kapérnaum - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[14] DE OVERSTE zei: 'U bent in uw recht, dat weet ik heel goed, en niemand kan u iets in de weg leggen. Maar laat u niet beetnemen door van hem te geloven dat hij de beloofde Messias van de joden is! Want hij verspreidt die godslasterlijke leer onder het volk, en ik weet maar al te goed dat nu al heel veel mensen in hem geloven, omdat hij zijn leer met allerlei toverkunsten ondersteunt die hij voor het grootste deel vast en zeker met hulp van Beëlzebub uitvoert. Dat is alles wat ik u eigenlijk had willen zeggen, en het was mij daarom erg aangenaam dat u vandaag nog naar mij toegekomen bent.'
Hoofdstuk 78: Een gesprek tussen de waard en de overste over de Heer De Heer in het noorden van Galilea (Ev.Joh. hfdst.7) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[1] Toen zei DE MINERVAPRIESTER: 'Luister, godmens, onze bezigheden bestaan ook voor een groot deel uit de dagelijkse tijdsbepaling, het rangschikken en tellen van dagen, weken, maanden en jaren, en wij moeten een studie maken van de planeten en de twaalf hemeltekens en vaststellen welke het jaar beheersen! Dat is een bezigheid die veel kennis, ervaring en werk vereist, en het is voor de gehele mensheid iets zeer noodzakelijks omdat zij zonder onze waakzaamheid, zorg en inspanning al gauw met al haar verschillende werkzaamheden in de war zou raken.
Hoofdstuk 96: Over de astrologie - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[4] Toen wij daar aankwamen, kwam ons meteen een aantal mensen tegemoet die Jored de tollenaar, die zij zeer goed kenden, verwelkomden, maar ook om begrip en geduld vroegen, omdat zij hem nog een deel van de vispacht schuldig waren.
Hoofdstuk 97: De Heer geneest zieken in een vissersdorpje - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[8] Daarom zeg ik jou als bestuurder van deze plaats: Als wij nu als vrienden zo blijven zoals wij waren, dan zullen wij ons geruime tijd ongestoord in de nieuwe leer kunnen oefenen tot wij daarin, door de ons beslist ten deel vallende genade van deze ware, nieuwe god, zekerheid gekregen zullen hebben dat ook ons veel zal lukken waar tot op heden nog geen Romeinse rechter weet van heeft en hebben kan, en die zal ons dan, zoals ik al eerder opmerkte, met rust laten. Zeg jij nu maar of ik gelijk heb of niet!'
Hoofdstuk 98: De handige verdedigingstoespraak van de heidense priester - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[11] Mijn vraag aan een zo groot kunstenaar als u is wel buitengewoon vermetel, omdat iedere ware kunstenaar zijn kunst als zijn waardevolste bezit beschouwt en ook moet beschouwen, en ik ook heel goed weet dat ook de grootste kunst beduidend van haar waarde inboet als zij onder de mensen heel gewoon wordt; maar omdat uw kunst, zeker voor het betere deel van de mensheid, een eerste levensvraag is, en door haar juiste oplossing de mensheid het grootste en onschatbaarste levensgeluk beschoren zou zijn, zou ik slechts voor een paar aanwijzingen, waardoor men zeker achter dit geheim kan komen, voor het welzijn van de mensen best driekwart van mijn grootste schatten aan u willen geven. U zou daardoor beslist niets verliezen, en wij zouden daardoor iets oneindigs winnen! Wat zegt u, grote meester, op dit voorstel van mij?'
Hoofdstuk 85: De kunst om te leven - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[13] Als Ik van de mensen die Ik goed doe, geld zou willen aannemen, zou Ik rechtstreeks tegen Mijzelf getuigen, en zou Ik niet Diegene zijn die Ik ben; want als Ik jullie schatten uit de hemelen breng en geef, omdat Ik daartoe de macht heb, kan Ik Mij daarvoor niet met dode materie laten betalen. Jullie mensen kunnen dat echter wel met mate en doelgericht doen; want ook Mozes heeft voorgeschreven dat priesters en richters door het volk gevoed en onderhouden moeten worden, en het tiende deel van alles moeten krijgen wat geoogst wordt op de akkers en in de wijnbergen en ook van de huisdieren. Maar Ik en Mijn leerlingen zullen dat niet nodig hebben; want wie levensmeester wordt zoals Ik, zal deze middelen daarna niet voor zijn onderhoud nodig hebben. Waar zij ook heen zullen gaan, alles wat zij nodig hebben, zal hun van boven gegeven worden. Want al het goede wat jullie de Vader in de hemel in Mijn naam zullen vragen, zal Hij jullie zonder meer geven.'
Hoofdstuk 91: De dokter krijgt van de Heer de kracht om door handoplegging zieken te genezen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[15] Daar namen de inwoners genoegen mee en zij begonnen alles wat hun door dit wonderteken ten deel was gevallen, heel gelukzalig in ogenschouw te nemen.
Hoofdstuk 99: Joreds arme vissersdorpje wordt door de Heer wonderbaarlijk gezegend - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
...  16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37 - 38 - 39 - 40 - 41  ...