Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

3483 resultaten - Pagina 28 van 233

...  16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37 - 38 - 39 - 40 - 41  ...
[12] God heeft Zich echter op de daartoe meest aangewezen wegen altijd zeer duidelijk geopenbaard aan Zijn naar de ware levensvrijheid zoekende wezens, die met alle rede en verstand begaafd zijn, en hij heeft ze voorbereid op deze komst van Hem. Met deze komst is nu echter ook al het beloofde vervuld. De schepselen zien Hem zoals zichzelf in vlees en bloed, Hij gaat geheel als mens onder hen rond en leert hen als eeuwige Vader hun grote en eeuwige bestemming kennen.
Hoofdstuk 239: De gedachte dat God Zich verveelt. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[2] Jullie weten dat ieder mens zichzelf, geheel onafhankelijk van de almacht van de goddelijke wil, vrijwillig volgens de erkende, goddelijke orde moet bekwamen en vormen om zo een vrij kind van God te worden.
Hoofdstuk 241: Het rijk van God in het hart van de mens. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[5] Maar hoe kan een mens bij zichzelf constateren of hij zich werkelijk volgens de goddelijke orde in de zuivere liefde bevindt?
Hoofdstuk 241: Het rijk van God in het hart van de mens. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[6] De mens moet bij zichzelf nagaan of hij, wanneer hij een arme broeder of een arme zuster ziet of wanneer deze naar hem toe komen om hulp, in zijn hart een drang voelt die hem zichzelf doet vergeten en waarbij hij met veel vreugde en zonder beperking liefdevol wil geven! Voelt hij dat, en dat natuurlijk oprecht en levendig, dan is hij als een echt kind van God reeds rijp en klaar, en de gegeven beloften die een op die wijze gereed kind van God kan verwachten, beginnen dan volle werkelijkheid te worden en wonderbaarlijk in woord en daad zichtbaar te worden, en daardoor zal jullie leraarschap bij je leerlingen gerechtvaardigd zijn.
Hoofdstuk 241: Het rijk van God in het hart van de mens. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[7] Die leerlingen echter bij wie de beloften zich niet openbaren, zullen dat voorbeeld voor ogen moeten houden, en het aan zichzelf moeten wijten als bij hen de gegeven beloften nog steeds niet zichtbaar worden, want zij hebben hun hart nog niet geheel opengesteld voor de arme, naaste medemens.
Hoofdstuk 241: Het rijk van God in het hart van de mens. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[9] Als hij zover komt, zal bij hemzelf wel zichtbaar worden dat de belofte van de leer van God niet ijdel en inhoudsloos is. Gaat hij echter door met alleen maar zijn verstand te raadplegen en daarnaar te handelen, dan zal hij het aan zichzelf te wijten hebben als hij gedurende zijn gehele aardse leven geen vervulling van de gedane belofte zal bereiken -en ook in het hiernamaals heel moeilijk! -Zeg eens, of jullie dit alles echt vanuit de levensgrond begrijpen!"
Hoofdstuk 243: Hinderpalen voor de vervulling der beloften. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[3] De mens moet daarom zover gebracht worden dat hij het wezen van de dichtbijzijnde en ook van de verre dingen, in zichzelf ziet, zich daar bewust van wordt en deze dan in het levende licht van zo'n innerlijk bewustzijn bekijkt. Als hij het zóver heeft gebracht, wat echt niet onmogelijk is, heeft hij van ons daarover geen onderricht nodig!
Hoofdstuk 244: De vrije wil van de engel. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[4] Naar mijn mening doen wij genoeg, als wij de mens de enig ware en duidelijke levensweg laten zien. Al het andere komt dan wel vanzelf, zoals ook onze hemelse vriend zo mooi heeft aangetoond dat men in zekere zin slechts de juiste vrucht in een akker behoeft te leggen, waarop deze dan uit zichzelf voortbrengt en tot wasdom komt. Maar voor ons zelf en voor ónze bemoediging kan de hemelsbode ons net zo goed de ogen openen voor het zien van de morgenster, als hij eens door de gal van een vis de oude Tobias de ogen heeft geopend, want hij lijkt mij dezelfde Raphaël te zijn, die eens de jonge Tobias heeft geleid!"
Hoofdstuk 244: De vrije wil van de engel. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[12] Jullie hebben op de Venusaarde de totale gelijkheid gezien van alle mensen en hun gelaatsuitdrukking. Alle mannen leken op elkaar als twee druppels water, en zo ook de meisjes en de vrouwen. Overal één en dezelfde vorm, maar op zichzelf beschouwd heel mooi en volmaakt. Dat is ook heel goed.
Hoofdstuk 246: Voordelen van de Venus orde. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[1] ZINKA zegt: "Heer! Bij die kwalijke zaak zullen toch ook wij niet betrokken worden? Onze heer en gebieder was tot op heden Herodes. Hij deed veel wat eigenlijk gruwelijk onrechtvaardig was ten opzichte van de arme mensheid - ik zag dat heel duidelijk -, maar wat konden wij anders doen dan zijn bevelen, hoe miserabel ook, ten uitvoer brengen? Wat kan dan een van uw beulsknechten doen, als u hem gebiedt een echte of vermeende misdadiger het hoofd af te slaan? Hij kan dan wel honderdmaal voor zichzelf er volledig van overtuigd zijn dat de veroordeelde werkelijk onschuldig is, -toch moet hij de scherpe bijl op zijn nek leggen.
Hoofdstuk 10: Zinka's verdediging en zijn verslag van Johannes de doper. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[5] Dit bracht tenslotte Herodes ertoe met ons naar Johannes te reizen in de zeer woeste omgeving aan de Jordaan, om zichzelf ervan te overtuigen of Johannes' activiteiten werkelijk zo gevaarlijk waren! Maar bij Johannes aangekomen, vond hij zelfs bij het meest kritische onderzoek niet het minste spoor van al datgene wat de tempel hem had voorgelogen. Daardoor werd hij uiteindelijk zelf erg woedend en boos over de onuitsprekelijke verdorvenheid van de tempel en zijn bewoners.
Hoofdstuk 12: De gevangenneming van Johannes de doper. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[10] Toen zweeg Zinka, maar Cyrenius verzocht hem de geschiedenis verder te vertellen. En ZINKA ging aldus verder: "De zwarte knechten van de tempel kwamen er al gauw achter dat Herodes, die half joods en half nog steeds heiden is, de jonge Herodias graag mocht, maar het als Jood, wegens het plegen van echtbreuk, niet helemaal aandorst een nauwere betrekking met haar aan te knopen. Op zichzelf zou dat zijn geweten echt geen grijze haren bezorgd hebben, maar terwille van de grote mond van de tempel moest hij op z'n minst het uiterlijke decorum bewaren.
Hoofdstuk 12: De gevangenneming van Johannes de doper. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[4] JARAH antwoordt een beetje verontwaardigd: "Hoor eens, ik mag toch veronderstellen dat ik er niet als een leugenaarster uitzie? Zolang ik leef en denk, is er nog nooit een leugen over mijn lippen gekomen, -en zou ik dan aan de zijde van mijn Heer, mijn God.en allerwaarachtigste Meester, met een leugen aankomen om daardoor jullie nieuwsgierigheid te bevredigen?! O, verheven heer, dan kent u Jarah nog lang niet! Kijk, al is het verstand nog zo verlicht, dan woont daar ook de leugen. Je kunt iemand.met je verstand uit eigen overtuiging iets uitgelegd hebben terwijl die overtuiging totaal onjuist was, en dan heb je door je uitleg volmaakt gelogen, -want je hebt jezelf en je naaste misleid. Maar de ware en zuivere liefde liegt nooit en kan niet liegen, omdat zij de naaste, die ook een kind van God is, meer acht dan zichzelf en daarbij God boven alles! Ik ben echter vol liefde tot God en dus ook tot de naaste -zou ik dan in staat zijn om onwaarheid tegen u te spreken? ! Verheven Cornelius, deze veronderstelling van uw kant was toch niet zo hoffelijk!"
Hoofdstuk 5: De twijfel van Cornelius. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[3] Ik antwoordde hem koelbloedig: ' Als hij niet uit zichzelf komen wil, zullen wij voor niets gaan! Want voor wij hem kunnen doden, leven wij allang niet meer. Daar hij de geheimste gedachten van de mensen kent en ook hun bedoelingen, zal hij ons al doden als wij hem nog maar nauwelijks zien! Onder deze omstandigheden zie ik echt geen reden om hem op te gaan zoeken! ' Toen zei hij: 'Ik wil het en mijn wil is goed. Als de profeet goed is, zal hij mijn goede wil ook als goed onderkennen en naar mij toekomen! Dat ik met hem niet datgene zal doen wat ik in mijn verblinding met Johannes heb gedaan, bewijzen mijn tranen om de goede Johannes. Ga en voer mijn wil uit!'
Hoofdstuk 14: De opdracht van Herodes. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[4] Als de priesters echter wordt toegestaan in Gods plaats naar believen de scepter te zwaaien, dan zal de keizer zich ook helemaal niet zo kwaad maken wanneer deze volksverdovers zonodig heimelijk, of ook openlijk, in de huid van de monarch kruipen, in zijn naam spreken en zelfs wetten uitvaardigen indien zij dat zowel voor de heerser, voor zijn staat en natuurlijk ook voor zichzelf heilzaam vinden. Dat lijkt des te aanvaardbaarder in die provincies die, zoals het Joodse vaderland hier, ver verwijderd liggen van de residentie van de heerser .
Hoofdstuk 17: De politiek van de tempelpriesters. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
...  16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37 - 38 - 39 - 40 - 41  ...