Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

1060 resultaten - Pagina 28 van 71

...  16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37 - 38 - 39 - 40 - 41  ...
[6] Nu heb Ik met name aan jullie Essenen bekend gemaakt hoe het in de toekomst met alles gesteld moet zijn en ook zal zijn, en wat Mijn echte leerlingen moeten doen en kunnen verwachten, en nu kunnen wij deze heuvel dan ook verlaten en ons naar beneden naar de herberg begeven, waar het ochtendmaal al klaar staat. Daarna zullen wij pas beginnen aan het werk, ter wille waarvan jullie Mij in het volste geloof gevraagd hebben om naar jullie toe te komen.
Hoofdstuk 200: Het onderwijzen van leraren - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[9] Ik zei: 'Doe nu maar zoals Ik gezegd heb! Want een echte leerling moet immers steeds onder de ogen van de meester aan een werk beginnen, zodat de meester, als de leerling iets niet lukt, hem op de tekortkomingen en de reden van het mislukken kan wijzen. Want geen enkele leerling is net zo volmaakt als zijn meester; maar als hij door zijn vlijt en ijver als zijn meester zal zijn, zal hem ook, net als de meester, niets meer mislukken. Doe nu dus maar wat Ik gezegd heb, dan zal alles wel terechtkomen en helemaal goed gaan!'
Hoofdstuk 201: De genezing van de zieken van de overste der Essenen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[15] Omdat de twee Farizeeën wel wisten wat Roclus nog meer van hen verlangd had, zeiden zij tegen de overste Roclus: 'Stel nu het bedrag vast dat jij nodig acht voor het levensonderhoud van deze in totaal ongeveer twintig personen, dan betalen wij je dat hier! Maar wat de straatroof betreft ben jij zelf een heer en kunt zelf onderhandelen met de mannen die hier aanwezig zijn. Van onze kant zullen wij voor altijd van al het overige afzien; want ook wij beginnen nu ons grote onrecht in te zien en zullen ons zoveel mogelijk inspannen om het goed te maken.
Hoofdstuk 210: Roclus geneest de zieken - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[10] En nu weetje alles wat jullie voorlopig nodig hebben. Maar als jullie bij verschillende gelegenheden in Mijn naam zullen onderwijzen en werken, maak je dan geen zorgen over hoe en wat jullie moeten spreken en hoe jullie een werk moeten beginnen en beëindigen; want Ikzelf zal jullie steeds alles in het hart en in de mond leggen, jullie verstand goed verlichten en jullie moed en wil sterken! Met deze verzekering kun je nu ook vol troost de noodzakelijke lichamelijke rust nemen, zodat je morgen onverdroten kunt werken.'
Hoofdstuk 220: De Heer neemt afscheid van de Essenen (16.8.1861) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[7] Ik zei: 'Welnu, in dat geval kun je wel met je optreden beginnen!'
Hoofdstuk 8: Een harpspeler zingt voor de Heer - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[3] Ik zei: 'Niemand heeft nog zijn hand naar Mij uitgestrekt om Mij te grijpen; waarom zou Ik hen dan straffen? Ik heb eerst gesproken, en nu praten zij onder elkaar en beginnen zich uit de voeten te maken; want Mijn woord heeft hun niet gesmaakt en daarvoor straf Ik die blinden niet. Wanneer ze echter eenmaal hun handen naar Mij zullen uitstrekken, zal ook de straf over hen komen, zoals Ik jullie al verscheidene keren heb getoond. Laat ze nu dus maar ongestraft praten en huns weegs gaan! Maar laten wij nu het huis van vriend Zacheüs binnengaan, dan zal hij een middagmaal voor ons klaarmaken.'
Hoofdstuk 28: De Heer geneest de zoon van Zacheüs - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[5] Maar zo'n bezetenheid wordt toegelaten opdat de mensen, bij wie het geloof in God en in de onsterfelijkheid van de ziel bijna helemaal verdwenen is, toch weer aan geestelijke dingen beginnen te denken en daar ook in gaan geloven. Want ook jullie zijn al zwak geworden in het geloof, en daarom was deze les vóór Mijn komst naar dit huis ook heel noodzakelijk.
Hoofdstuk 29: Waarom de bezetenheid van de zoon werd toegelaten (20.9.1861) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[12] Maar over Mijn vijanden zal het gericht beginnen los te breken, wat zal lelden tot hun ondergang, die velen die nu leven nog zullen meemaken. Ik heb het je nu gezegd, en je weet nu hoe je je voortaan moet gedragen.
Hoofdstuk 30: Over de maat van goed en kwaad - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[1] (De Heer:) 'Nu moet je dat allemaal natuurlijk enkel geloven; maar als je geloof door werken levend wordt, zul je door je levende geloof beginnen te schouwen, zelf te voelen en ten diepste overtuigd te weten, en dat is veel beter voor de ziel van de mens dan wanneer ze iets pas als overtuigend waar aanneemt, als ze het zich door haar eigen zoeken en speuren met grote moeite langs de weg van de ervaring eigen heeft gemaakt.
Hoofdstuk 37: De voorwaarde voor een persoonlijke openbaring van God - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[11] Jullie vragen je nu natuurlijk af waarom Ik zoiets toelaat. En Ik zeg jullie: de reden dat Ik zoiets toelaat is, dat het voor een menselijke ziel die te traag is om ernstig te zoeken beter is dat ze toch iets gelooft en zich door dat geloof in een orde invoegt, dan dat ze in haar traagheid en werkschuwheid volledig zou afsterven. Als het bedrog en de verdrukking eenmaal te ver gaan, dan worden de lichtgelovigen in de eerste plaats door de nood gedwongen om zelfstandig verder naar de waarheid te zoeken. Ze merken het bedrog, laten hun traagheid varen, beginnen ernstig zelf te zoeken en schuwen de strijd niet -en daaruit komt weldra allerlei licht voort. En in de tweede plaats is daarna voor een mens, die zolang bedrogen en daarom een ijverige zoeker is, een door Mij opnieuw gegeven openbaring hem onuitsprekelijk veel meer welkom en ook effectiever bij het verdrijven van het oude bijgeloof.
Hoofdstuk 19: Over de leiding van de mensen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[3] Maar als de mensen teveel verdwalen en verstrikt raken in de verleidelijkheden van de wereld en denken dat ze alleen maar bestaan om als verstandige en denkende wezens zichzelf uit de met alle dingen rijkelijk toegeruste wereld van alle denkbare genietingen te voorzien, en als ze het eigenlijke doel niet ontdekken waarom ze in de wereld geplaatst zijn en wie hen in de wereld heeft geplaatst, dan kan er natuurlijk geen sprake zijn van een echte, hogere openbaring van God en Zijn wil van liefde; die kan pas plaatsvinden, wanneer de mensen door allerlei nood en ellende tenminste in zoverre beginnen na te denken, dat ze vragen: 'Waarom moesten wij eigenlijk in deze ellendige wereld komen, en waarom moeten wij ons eigenlijk zo laten kwellen en martelen tot aan onze zekere dood, die een ellendige afsluiting van onze vertwijfeling is?' - zoals ook jij, Nojed, vroeger op soortgelijke wijze filosofisch hebt geleuterd.
Hoofdstuk 23: Over de noodzaak en het doel van verzoekingen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[2] Maar de allerergste en allerduisterste toestand zal niet lang duren, en dan zal het gebeuren dat de valse leraren en profeten uiteindelijk zichzelf de doodsteek zullen geven. Want dan zal Mijn geest, dat wil zeggen de geest van alle waarheid, ontwaken onder de op vele manieren gekwelde mensen, de zon des levens zal geweldig beginnen te stralen en de nacht van de dood zal in haar oude graf ondergaan.
Hoofdstuk 40: Over de geestelijke omstandigheden van onze tijd - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[6] Een zuivere gemeente zal op soortgelijke wijze als dit stadje voortbestaan, eerst omgeven door mensen zonder enig geloof, die alleen maar allerlei winstgevende industrie zullen bedrijven en zich niet om Mijn zuivere leer en nog minder om het beruchte heidendom van Rome in die tijd zullen bekommeren. Onder zulke omstandigheden zal die zuivere gemeente er dan ook beginnen uit te zien als een bedroefde weduwe.
Hoofdstuk 40: Over de geestelijke omstandigheden van onze tijd - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[7] Ik zei: 'ja,ja, daar heb je natuurlijk wel gelijk in; als alle mensen net als jij zouden denken en hun hart dezelfde gezindheid zou hebben, zouden goud, zilver, parels en alle kostbare edelstenen hun nooit onheil bezorgen! Maar omdat de mensen, die het belangrijk vinden dat God met goud, zilver, parels en edelstenen wordt geëerd, heel anders beginnen te denken en dus ook weldra een andere instelling krijgen, zou het heel onverstandig van God zijn als Hij Zich liet eren met datgene wat in alle tijden het meeste en grootste onheil onder de mensen heeft gesticht.
Hoofdstuk 55: Het prachtvertoon op tafel bij het ochtendmaal - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[12] Maar toen de wijn de Farizeeën flink had verhit en zij een woordenwisseling met Mij probeerden te beginnen, stond de schriftgeleerde op, kwam heel brutaal voor Mij staan en zei: 'Meester, zeg ons toch vanuit welke macht u uw kennelijke wonderen verricht?'
Hoofdstuk 67: Farizeeën en schriftgeleerden verzoeken de Heer (Luc. 17:20-21) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
...  16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37 - 38 - 39 - 40 - 41  ...