Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

6040 resultaten - Pagina 28 van 403

...  16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37 - 38 - 39 - 40 - 41  ...
[2] Als je een jonge vogel, die pas uit het ei is gekropen, voert om hem sterk te maken voor het vliegen, maar hem naast het goede voer tevens kortwiekt, zeg dan eens, zal de vogel dan zelfs aan het beste voer iets hebben? De vogel zal wel in leven blijven, maar zolang je hem kortwiekt komt er van het vrije vliegen niets terecht!
Hoofdstuk 28: De zonde toont de mens dat hij mens is. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[8] Gods vrije wil bepaalt, volgens de eeuwig volmaakte kennis en wijsheid van inzicht in Zichzelf de wet, en bekrachtigt deze door de eigen nog altijd vrije noodzaak. Dit is de grond van alle geschapen, aardse zaken en hun voortbestaan voor zover dat noodzakelijk is voor de innerlijke ontwikkeling, stabilisering en uiteindelijke zelfstandigmaking van de geest.
Hoofdstuk 28: De zonde toont de mens dat hij mens is. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[12] Zou je dan echter met jouw vrije kennis zulke diermensen tot iets hogers op willen leiden, dan zou je met hen net zo weinig aan kunnen vangen, als wanneer je de bijen in een school zou willen leren hoe ze nu eindelijk eens hun cellen op een betere en doelmatiger manier zouden moeten gaan bouwen.
Hoofdstuk 28: De zonde toont de mens dat hij mens is. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[8] Daaruit blijkt toch wel heel duidelijk, dat God, die de mensen een aan Hem gelijke geest gaf, de mensen heus niet heeft geschapen om dieren te worden, maar om volledig vrij, aan God gelijk te worden."
Hoofdstuk 29: De zegen van de vrije wil. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[1] Als een mens, zonder onderscheid van geslacht, huidskleur en aardse belangrijkheid, door God geschapen is voor deze allerhoogste roeping -wat je nu wel volkomen duidelijk zal zijn -, kan zijn geestelijke ik nooit gedwongen worden tot datgene waarvoor God hem bestemd heeft. Ieder voorschrift moet zonder dwang zijn en alleen voor aanwijsbaar kwaadwillige tegenstanders van het vrije voorschrift moet er een deugdelijke, altijd op de vrijwillige verbetering van de mens gerichte straf gegeven kunnen worden. Deze straf moet echter altijd zodanig zijn, dat zij niet als een willekeurig, maar als een noodzakelijk gevolg van het niet opgevolgde ordevoorschrift ondervonden wordt. Dan zal de menselijke geest daardoor beginnen met zelfstandig te denken, en het gegeven voorschrift al gauw tot het zijne maken en ernaar handelen. Een geheel willekeurig vastgestelde straf voor een vergrijp, zal het menselijke gemoed altijd verharden en verbitteren en van de mens een duivel maken, wiens wraaklust niet eerder zal uitdoven tot hij zich, hetzij nog in deze, maar heel zeker in de andere wereld op de ergste manier zal wreken, -wat hem toegestaan moet worden, omdat hij anders in de hel van zijn eigen hart in der eeuwigheid niet zou zijn te verbeteren!
Hoofdstuk 30: Samenhang tussen straf en opvoeding. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[7] Wie van jullie heeft niet wat liefde en wat daarbij behorend verstand? Bestaat hij daarom echter uit twee wezens? Of moet hij 's nachts in één kamer op alle plaatsen licht aansteken om iets te zien, als er al een lamp brandt met een heldere vlam, die ook vuur is? Geeft één heldere vlam in diezelfde kamer dan niet genoeg licht voor de gehele kamer? Komt het licht niet van de vlam af, die vuur is? En omdat het van de vlam afkomt, is het daarom iets anders dan de lichtende vlam zelf? - O, jullie blinden! Zulke heel natuurlijke zaken kunnen jullie niet als één geheel zien, - hoe willen jullie later het hemelse begrijpen?
Hoofdstuk 32: Hoofdkenmerken van Gods wezen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[25] Bovendien is zelfs onze overste Jaïrus nu met lichaam en ziel aan hem verknocht omdat hij tweemaal zijn dochter voor hem heeft opgewekt uit de dood, en hij ondersteunt hem met alles wat hij maar wil -en daarom zijn wij ook niet in staat om in Jeruzalem ook maar iets tegen hem uit te richten. Kort en goed, wij zitten nu aan alle kanten vast en kunnen niets tegen hem doen. Het lijkt mij nog het beste om niets te laten blijken van ons probleem of ons volledig bij hem als leerlingen aan te sluiten - meer nuttigs valt er voor ons tegen hem niet te doen, omdat we niets kunnen bedenken dat hij niet meteen tot in de finesses zou weten."
Hoofdstuk 35: Roban's wijze raad. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[12] ROBAN vraagt nog verder en zegt: "Maar heb je er ooit iets van gemerkt, dat bij zulke buitengewone daden soms heel onmerkbaar de satan meewerkte!?"
Hoofdstuk 36: Roban de zoeker. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[3] Zou men echter een wonder blijvend maken, of zou men alle verkondigers van de hier gehoorde waarheden de macht geven altijd wonderen te doen, dan zou in de eerste plaats een blijvend wonder door het mensenverstand maar al te gauw in de rij van de natuurlijke dagelijkse verschijnselen gezet worden en de grote zeggingskracht verliezen. Terwijl in de tweede plaats een wonder dat door alle verkondigers van de waarheid steeds verricht zou kunnen worden, daardoor óók alledaags zou worden. Zoals dat ook gaat met de alledaagse toverij van de straatgoochelaars, die ik weliswaar niet na kan apen, en waarbij ik niet begrijp hoe en met welke middelen zij plaats vindt, maar die omdat men iets dergelijks te vaak ziet, de waarde verliest van het eigenlijke wonderbaarlijke, en afzakt tot het alledaagse en heel gewone.
Hoofdstuk 31: Jaïrus spreekt over de invloed van wonderen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[15] Als Roban dat hoort komt hij heel eerbiedig naar Mij toe en vraagt Mij, of Ik er iets op tegen heb als hij een reis naar Sichar zou maken.
Hoofdstuk 36: Roban de zoeker. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[18] Maar er zijn altijd mensen en geesten, die steeds menen dat men in dén vreemde meer kan zien, ervaren en leren dan thuis; en toch schijnt overal één en dezelfde zon. Ja, in den vreemde kan men wel andere streken, andere mensen en andere zeden en talen leren kennen; maar of het hart daarbij iets wint, is een andere zaak!
Hoofdstuk 36: Roban de zoeker. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[8] IK zeg: "Maar niet vóór de middag, maar na de middag! Want déze mooie tijd willen wij aan iets beters besteden. Nu gaan wij echter eerst aan het morgenmaal!"
Hoofdstuk 37: De komst van Lydia. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[3] De ENGELEN zeggen: "U heeft wel gelijk, maar zeg dat niet zo luid! En als u Hem menselijk vindt, erger u dan niet; want al het menselijke zou niet menselijk zijn, als het niet in alle eeuwigheden voordien, goddelijk zou zijn geweest. Als Hij Zich daarom bij tijd en wijle volgens uw bekende en gewende manieren gedraagt, dan gedraagt Hij Zich niet op een voor Hem onwaardige manier; want iedere vorm, iedere gedachte was eerst in Hem voordat zij door Zijn wil een buiten Hem bestaande, vrije wil begon aan te nemen en te vormen. Er is in de oneindigheid geen voorwerp en geen wezen dat niet uit Hem zou zijn voortgekomen. Deze aarde en alles wat in en op haar leeft, is niets anders dan Zijn eeuwig onveranderlijke vastgehouden gedachte, die door Zijn woord werkelijkheid werd. Als Hij deze werkelijke gedachte nu in Zijn gemoed en wil zou laten vallen, iets wat Hem helemaal geen moeite zou kosten, dan zou er op hetzelfde ogenblik ook geen aarde meer zijn, en alles daarin en daarop zou haar vernietigende lot delen.
Hoofdstuk 38: Het menselijke en goddelijke van Jezus. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[3] IK zeg: "Beste vriend, wat je nu hebt dat zul je voor eeuwig behouden! Maar houdt het voorlopig voor jezelf en voor een paar van je intiemste vrienden, want als je er openlijk over zou spreken, dan zou je Mijn zaak, en daardoor de mensen, meer schaden dan helpen! Denk er tevens aan dat je je niet ergert als je hier of daar het menselijke aan Mij ontdekt, want eer engelen of mensen waren, was Ik alle eeuwigheden reeds de eerste mens, en daarom heb Ik echt wel het recht om temidden van Mijn geschapen mensen ook mens te blijven!"
Hoofdstuk 39: Engelenwoorden in het hart. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[14] IK zeg: "Oh, daar heb Ik allerminst wat op tegen! Want daarom heb Ik jouw plan met de Farizeeën al naar de middag verschoven, omdat Ik maar al te goed wist, dat je al gauw iets anders van plan zou zijn. - Maar omdat het vandaag zulk mooi weer is gaan we nu naar de zee en wat vissen vangen voor vanmiddag en vanavond. Laat degenen, die mee willen, opstaan!"
Hoofdstuk 39: Engelenwoorden in het hart. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
...  16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37 - 38 - 39 - 40 - 41  ...