Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

15542 resultaten - Pagina 28 van 1037

...  16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37 - 38 - 39 - 40 - 41  ...
[8] Wat heeft u eraan als u de weg naar Rome kent, maar er nooit gebruik van maakt om naar Rome te gaan en daar de grote stad van de koning te zien?! Welke kenner van de weg naar Rome kan zeggen, dat hij Rome kent omdat hij de weg daarheen kent, terwijl hij nog nooit één stap op die weg heeft gezet?! En wat voor nut heeft u dan van de kennis van de schrift, de weg naar God, als u nog nooit één stap daarop hebt gezet!
Hoofdstuk 119: Het voorbeeld van de reis naar Rome. Aan de zee van Galilea. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[9] Ik ken net als u de hele schrift, maar Ik heb altijd naar de daarin gegeven wetten van God gehandeld; daarom ken Ik God volkomen en kan Ik u dan ook uit de oorspronkelijke bron meedelen, dat er nog nooit iemand van u en van uw soort God heeft gekend en op uw slechte wegen ook nooit zult leren kennen, want u bent allemaal godloochenaars!
Hoofdstuk 119: Het voorbeeld van de reis naar Rome. Aan de zee van Galilea. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[11] Nadat Ik dat aan de, Farizeeën en schriftgeleerde verkondigd heb, klinkt uit het volk een machtig bijvalsgeroep, en men wil de Farizeeën en schriftgeleerden molesteren. Dat verhinder Ik echter en Ik ga met de leerlingen en al de Farizeeën en schriftgeleerden door het kleine zeepoortje naar buiten aan de zee. En omdat hier al verscheidene schepen klaar liggen, scheept men zich meteen in, en we varen met een matige, goede wind snel van de oever weg, opdat de grote volksmenigte ons niet bereiken kan.
Hoofdstuk 119: Het voorbeeld van de reis naar Rome. Aan de zee van Galilea. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[1] Toen we een punt bereikt hadden waar het volk ons niet meer kon zien, liet Ik weer naar de kust varen; want het was al bijna middag en we hadden in het schip niets te eten. We kwamen ongeveer twee uur gaans van het vorige huis weer aan land, en moesten toen nog een behoorlijk stuk terug lopen naar een klein dorp, waar we middagpauze wilden houden.
Hoofdstuk 120: Aan de zee. Matthéus de tollenaar. (27.11.1851 ) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[8] In het dorp gekomen bracht Matthéus ons naar zijn huis, waarin alle tollenaren die bij deze belangrijke tol werkten en een aantal opzieners en andere 'zondaars' -volgens het oordeel van de Joden, Farizeeën en schriftgeleerden - aan het middagmaal zaten. Het huis van Matthéus was groot en het was tevens een herberg, waarin de Joden moesten betalen om iets te eten en te drinken te krijgen, terwijl de tollenaars, opzieners en 'zondaren' niet behoefden te betalen, omdat ze in dienst waren van het huis, dat de tol van de Romeinen in pacht had.
Hoofdstuk 120: Aan de zee. Matthéus de tollenaar. (27.11.1851 ) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[3] 'In tegendeel', zei een schriftgeleerde, een goede bekende van Jozef, Jozef heeft mij meer dan eens zijn nood geklaagd over zijn zoon Jezus, en daarbij gezegd: 'Ik weet niet wat ik met deze jongen aan moet! Zijn geboorte moet zeer uitzonderlijk geweest zijn. Uit de verschijnselen, die daarmee schijnbaar zeer nauw verband hielden, had men kunnen opmaken dat het goddelijke wezen Zelf Zich door dit kind op aarde moest manifesteren. Ook verscheidene, beslist buitengewone verschijnselen alsmede zijn vaak heel wijze gezegdes uit zijn vroegste kindsheid spraken daar maar al te duidelijk voor. Dit alles heeft mij met de grootste verwachtingen vervuld en dat des te meer, omdat ik in rechte lijn van David afstam. Maar juist nu het tijd wordt dat de jongen wat moet gaan leren, is er met hem niets te beginnen. Als ik hem naar een onderwijzer laat gaan, dan kan deze niets van hem gedaan krijgen; de jongen weet en begrijpt alles beter, en als de onderwijzer hem streng wil aanpakken, dan is het helemaal uit!
Hoofdstuk 121: Gesprek over Jozef, Maria en Jezus. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[6] Johannes, de evangelist, zegt: 'Vrienden, ik weet precies hoe het zit, en ben er geheel mee op de hoogte, maar het ogenblik is nog lang niet gekomen om jullie dat te vertellen. Er komt beslist een moment, waarop u het van Hem Zelf zult horen! Tot zo lang moeten Zijn daden en Zijn wijsheid voldoende voor u zijn'. De Farizeeën en schriftgeleerden drongen er wel bij Johannes op aan, dat hij hen toch. tenminste een paar aanwijzingen zou geven, maar Johannes liet zich niet overhalen. Toen gingen er verscheidene tolbeambten en de opzieners naar hun werk, omdat ze klaar waren met het middagmaal en er kwam ruimte aan de grote tafel.
Hoofdstuk 121: Gesprek over Jozef, Maria en Jezus. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[2] Tijdens dit prettige samenzijn, waarbij de Farizeeën en schriftgeleerden ook met de tollenaars en zogenaamde zondaars steeds beter overweg konden kwam een keukenmeisje naar de huisheer toe en zei: 'Wat moeten we doen? De vissers zijn nu pas gekomen, ze hebben vis gebracht en willen iets te eten en te drinken hebben, maar omdat we vandaag toevallig zoveel vreemde gasten hebben, die zo goed als onze hele voorraad opgegeten hebben, weten we in de keuken niet wat we moeten doen. Matthéus, de tollenaar, vraagt: 'Hoeveel zijn het er?' Het meisje antwoordt: 'Het zijn er wel twintig,' Dan zegt Matthéus, de tollenaar: 'Laat ze maar binnenkomen, hier is nog genoeg voorraad!'
Hoofdstuk 122: De twijfel van Johannes de doper. (28.11.1851) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[4] Als de vissers echter Petrus en een aantal van hun vroegere collega's herkennen begroeten ze elkaar, waarbij de vissers meteen een beetje mokkend, omdat het er op hun tafel wat magerder uit ziet dan op de onze, tegen Petrus zeggen: 'Voor ons is het voldoende, want we zijn nog echte getrouwe leerlingen van Johannes en het is ons geboden te vasten. jullie kunnen echter, als nieuwe leerlingen van Jezus, naar hartelust eten zoals we zien; want van vasten schijnt bij jullie geen sprake meer te zijn!' (Matth. 9:14)
Hoofdstuk 122: De twijfel van Johannes de doper. (28.11.1851) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[5] Petrus zegt: ' Johannes vastte voor datgene wat wij hebben, en wij vastten met hem volgens zijn leer en strenge prediking. Johannes kondigde Degene aan, bij Wie wij zijn, en hij getuigde van Hem. Toen Deze echter kwam en zich zelfs door Johannes liet dopen, vertrouwde Johannes niet geheel en al op zijn gevoel, en dat deden jullie ook niet. Want terwijl Johannes onder invloed van de Geest over Jezus getuigde en, toen Deze naar hem toe kwam, tegen ons zei: 'Zie, Die daar komt, Die is het van Wie ik tegen jullie gezegd heb, dat Hij na mij zal komen, Die ik niet waardig ben de riemen van Zijn schoenen los te maken!', had hij toch nog zijn verborgen twijfels, net zoals jullie, en hij twijfelt tot op dit uur nog. Daarom vast hij nog steeds, en jullie vasten ook; bij ons gelovigen wordt echter niet meer gevast! Dat jullie nog vasten is jullie eigen schuld! En zo hoort het ook, want zoals de blinde zijn ogen niet kan laten genieten van het licht en haar kleuren, zo zal ook degene, die in zijn hart blind is, zijn hart en zijn maag niet kunnen verzadigen. Begrijp je dat?
Hoofdstuk 122: De twijfel van Johannes de doper. (28.11.1851) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[7] Waarom volgde hij Hem dan niet, terwijl hij toch tegen ons, door de geest gedreven, zei: 'Naar Hem moet je luisteren!?' Waarom wilde hij Hem dan niet horen?! Waarom volgde hij Hem niet dadelijk, terwijl hij daarvoor toch zijn hele leven zo hard voor zichzelf was terwille van Deze, Die gekomen is?! Het is ons niet bekend dat Deze, Die wij volgden, hem ooit verboden heeft Hem te volgen. Geef me daarom eens één deugdelijke reden, waarom Johannes Jezus niet meteen gevolgd is!'
Hoofdstuk 122: De twijfel van Johannes de doper. (28.11.1851) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[2] Kijk nu eens naar de ons bekende orde van de Essenen, die is ook streng, en hun eerste gebod is eerlijkheid; maar wat hebben ze aan al hun eerlijkheid en al hun andere strenge regels?! Bij wie tellen ze mee?! Noch de Grieken, noch de Joden houden rekening met hen, alleen bij de Romeinen schijnen ze een paar aanhangers te hebben. Gesteld nu dat het een hele goede en zuivere leer is die zij volgen, dan is die toch alleen maar voor die paar mensen, die zich daarvoor uit de wereld teruggetrokken hebben, heel goed, maar voor de totale mensheid toch geheel onbruikbaar!
Hoofdstuk 125: Het vertrouwen van Matthéus de tollenaar. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[5] Stel dat een paar arme mensen niet meer bezitten dan een eigen gebouwd hutje en voor de winter een spaarzame voedselvoorraad, waarmee ze zelf slechts ternauwernood in leven zullen kunnen blijven totdat de aarde weer vrucht zal gaan geven. En er komen tien mensen naar hen toe, dus naar die twee die zelf nauwelijks ruimte genoeg hebben in hun hut, en deze tien vragen om binnen gelaten te worden, en om onderdak en voedsel. Zeg dan eens, kan welke leer dan ook deze twee opdragen, of zelfs maar adviseren of aanpraten, dat het goed en zegenrijk is om tegemoet te komen aan de wens van de tien aan de deur staande mensen, en zichzelf daardoor geheel en al te gronde te richten?!'
Hoofdstuk 125: Het vertrouwen van Matthéus de tollenaar. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[18] Ik zeg je nu onomwonden: Onder allen, die sinds het begin van de wereld uit vrouwen zijn geboren, was er niemand beter dan Johannes; maar wie van nu af aan de minste zal zijn van Mijn leerlingen in het echte Rijk van God, die zal vele malen groter zijn dan Johannes, die jullie je meester noemen, maar die je nog nooit begrepen hebt! Want hij wees je de weg naar Mij en hij effende de weg voor en tot Mij, maar de wereld in jullie heeft je harten verblind; daarom kun je Mij ook niet herkennen, hoewel je hier bij Mij staat!
Hoofdstuk 125: Het vertrouwen van Matthéus de tollenaar. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[20] Wie ooit in het bezit is van kapitaal, eigendom en een bedrijf waarmee hij veel winst kan maken, maar die die winst voor zichzelf en zijn kinderen houdt, en afwerend neerkijkt op de arme broeders, en de arme kinderen vermijdt die door gebrek aan alle aardse bezittingen, honger, dorst en koude lijden, en ze wegjaagt als ze naar hem toekomen en hem om een aalmoes vragen, die is een vijand van God! En wie tegen een broeder zegt: 'Kom over een paar dagen of weken maar terug dan zal ik het een en ander voor je doen!', maar die, als dan de hoopvolle en op hem rekenende broeder komt en hem vraagt om zijn belofte gestand te doen, zich verontschuldigt met te zeggen dat hij ook nu niets kan doen, hoewel hij er heimelijk wel toe in staat is, waarlijk, waarlijk Ik zeg je: dat is een vijand van God! Want hoe wil hij God liefhebben Die voor hem onzichtbaar is, terwijl hij toch zijn broeder niet liefheeft die hij ziet en wiens nood hij kent!?
Hoofdstuk 125: Het vertrouwen van Matthéus de tollenaar. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
...  16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37 - 38 - 39 - 40 - 41  ...