Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

10915 resultaten - Pagina 28 van 728

...  16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37 - 38 - 39 - 40 - 41  ...
[2] Ik vroeg hen of er hier geen zieken waren. Zij antwoordden echter, dat er merkwaardig genoeg niet één mens ziek was.
Hoofdstuk 86: Kana in Galilea. De verlokking van satan. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[3] Ik zei echter: dat ze naar lichaam wel gezond waren, maar niet naar ziel. 'Want wie ontucht en hoererij pleegt, die is heel ziek in zijn ziel! Want door deze zonde wordt het hart van de mens van dag tot dag steeds harder, gevoellozer en onbarmhartiger tegen de naaste en het houdt op het laatst alleen nog maar van zichzelf en het onderwerp, waarmee het geilen kan, maar niet om het onderwerp zelf, maar vanwege het geilen. Zo'n hart ontvlucht dan het woord van God dat hem af wil brengen van zijn slechte verlangen, en wordt tenslotte zelfs een vijand van degenen, die het woord van God in hun hart bewaren en daarnaar leven. Velen van jullie lijden aan deze ziekte en Ik ben daarom weer naar jullie gekomen, om je van deze kwade en dodelijke ziekte te genezen. Wie van jullie weet dat hij aan deze kwade ziekte lijdt, Iaat die zich aan Mij toevertrouwen en Ik zal hem genezen!'
Hoofdstuk 86: Kana in Galilea. De verlokking van satan. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[5] Bij velen ging het er echter niet in de eerste plaats om, dat ze niet genezen wilden worden van die hartstocht, maar het ging hen veel meer om de schande! Want verder waren het eerbare, geziene mensen, en het zou erg onaangenaam voor hen zijn geweest, als hun buren op deze manier hadden gehoord, dat hun lichaam zwak was. Maar ze hadden niet in de gaten, dat ze zich door na Mijn meelevende vraag te verdwijnen, wel erg bloot gaven.
Hoofdstuk 86: Kana in Galilea. De verlokking van satan. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[9] Een aantal van hen, die met Mij waren meegegaan, gingen naar hun eigen huis; Mijn leerlingen echter en moeder Maria en Mijn broers, dat wil zeggen de vijf zonen van Jozef, bleven bij Mij.
Hoofdstuk 86: Kana in Galilea. De verlokking van satan. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[3] Wie is er dan bij Mij iets te kort gekomen?! Is iedereen niet iedere dag door de hemel verzadigd, zowel lichamelijk als geestelijk? Heeft er Iemand honger en dorst geleden, of heeft er soms iemand ergens anders onder geleden? Is er iemand door een wereldlijk gerecht vervolgd omdat hij. met Mij meegegaan is?! Ik zeg je: Wie gaan wil, die ga; wie echter blijven wil, die blijve! Want niet Ik heb de mensen nodig, maar de mensen hebben mij nodig! Wie Mij verlaat, zal ook door Mij verlaten zijn, en die Mij met zoekt, die zal Ik ook niet zo ijverig zoeken! - Ga nu naar buiten en breng hen dat maar over!'
Hoofdstuk 87: De Joden verlangen terug naar hun zuurdeeg. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[5] Ik zeg: 'Je hebt Mij niet begrepen! Kijk, deze burgers hebben Mij helemaal in hun harten opgenomen, en Mijn leer is voor hen heilig geworden; deze Joden zijn het echter niet geheel en al eens met Mijn leer die Ik hen in Sichar gaf, en zij verlangen weer naar hun zuurdeeg en niet zozeer naar hun huishouden, en willen daarom nu naar huis! Beleefdheidshalve wilden ze Mij eerst nog bedanken, om door jullie niet aangezien te worden voor ruwe onbehouwen lummels. Ga daarom maar gerust naar buiten en breng hen alles onomwonden over wat Ik nu tegen je gezegd heb!'
Hoofdstuk 87: De Joden verlangen terug naar hun zuurdeeg. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[7] Degenen, die zich beledigd voelen, zeggen echter: 'Maar wij gaan! Wij zijn weliswaar werkelijk niets bij Hem te kort gekomen, maar we hebben schoon genoeg van dat nutteloze Scythenleven; en daarbij moet je bij Hem altijd erg opletten om niet met het een of andere woordje Iets fouts te zeggen! Want dan zit je direkt in de hoek waar de klappen vallen en moet je maar zien zonder al te veel kleerscheuren weer in de pas te komen; want van enige toegevendheid is bij Hem geen sprake! Wat Hij eenmaal zegt, daar trekt Hij niets van terug! Daarom willen wij ook niet langer bij Hem blijven!'
Hoofdstuk 87: De Joden verlangen terug naar hun zuurdeeg. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[6] Van degenen, die gebleven waren, zeiden er een aantal: 'Nee, van hem of haar zou ik dat nooit gedacht hebben!' Anderen moesten er om lachen en zeiden: 'Wat heeft U dat slim aangelegd! AI had men hen er tien jaar lang over ondervraagd, dan zouden ze er toch nooit iets over gezegd hebben; U heeft hen echter alleen maar heel liefdevol en vriendelijk aangeboden om hen hiervan te genezen, - en kijk, nu kiezen ze allen het hazenpad! Ze dachten zeker dat U, Die water in wijn kon veranderen, hen ook misschien bij name kon roepen en zeggen: ' Jij hebt daar zo en zoveel maal mee gezondigd, en jij deed het ook zo en zoveel maal!' en dat zouden ze natuurlijk niet kunnen verdragen en daarom namen ze de benen! Maar ze zijn er nog niet achter gekomen, dat ze zich door weg te lopen veel meer verraden hebben! We veroordelen ze niet - want we kennen onze eigen zwakheden ook wel, en we weten wel dat men het beste alleen maar voor eigen deur veegt en schoonmaakt -, maar het blijft toch wel wat lachwekkend dat ze geloofden, door zich uit de voeten te maken, niet herkend te worden als die zondaars, die U bedoelde! Nee, die zijn nog een ietsje dommer dan een neushoorn uit Perzië!'
Hoofdstuk 86: Kana in Galilea. De verlokking van satan. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[8] Ik zeg jullie in alle ernst: geile mensen, ontuchtigen en hoeren zullen niet in het rijk van God binnengaan, tenzij ze zich geheel en al bekeren van hun zeer slechte levenswandel! Want denk er om, alle andere zonden begaat de mens buiten het lichaam en hij kan zich er daarom makkelijker van losmaken - want wat uiterlijk plaats vindt, heeft niet zo'n verderfelijke invloed op de mens, als wat in hem gebeurt! -; de hoererij gebeurt echter in de mens, bederft de ziel en de geest en is daarom ook het gevaarlijkste van al het kwade! Vermijdt het daarom meer dan wat ook en ontvlucht het als de pest; want de prikkel van de wellust gebruikt de duivel als een listig middel om zijn doel te bereiken! Wee degene, die zich zo door de satan heeft laten grijpen! leder zal uiteindelijk de grootste moeite hebben om zich uit de klauwen van de satan los te maken! Onuitsprekelijk lijden en verdriet zal zijn deel zijn! Wees allen hier erg op bedacht; want anders zul je nog het moment en de dag beleven, waarop je het erg berouwen zult! Laten we nu echter gaan slapen!'
Hoofdstuk 86: Kana in Galilea. De verlokking van satan. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[9] De beledigden zeggen echter: 'Dat moet je zelf dan maar weten; wij gaan! Mochten wij de heer des huizes nog iets schuldig zijn, laat hij dan maar de rekening voor ons opmaken!'
Hoofdstuk 87: De Joden verlangen terug naar hun zuurdeeg. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[11] Na dit antwoord staan ze op, gaan op weg en haasten zich daarvandaan. Toen ze echter verscheidene uren gaans van Kana verwijderd waren en van moeheid hun voeten niet meer konden verzetten, vielen ze langs de weg neer en genoten daar met een paar honderd man hun nachtrust.
Hoofdstuk 87: De Joden verlangen terug naar hun zuurdeeg. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[12] Afdalend van Jeruzalem komt er echter langs diezelfde weg een sterk Romeins legioen soldaten en stuit op die slapende mensen. Omdat de vermoeiden niet wakker te krijgen zijn, bewaakt men hen tot de ochtend van de nieuwe dag. Als ze dan in de ochtend ontwaken zijn hun handen geboeid, en omdat ze geen geldige reispapieren bij zich hebben, worden ze allen als gevangenen voor het gerecht te Jeruzalem gebracht en daar een week lang verhoord, tot ze zich als Jood gelegitimeerd hebben en na betaling van een boete zich vrijgekocht hebben en vrijgelaten worden.
Hoofdstuk 87: De Joden verlangen terug naar hun zuurdeeg. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[13] Een deel van die Romeinse soldaten komt echter diezelfde morgen ook naar Kana. Als ze ons huis onderzoeken en wij ons legitimeren met de reispas uit Jeruzalem, maken ze verder geen moeilijkheden en trekken verder naar Kapérnaum. Eerst besprak de overste van dit legioen, die Mij herkende, nog vele zaken met Mij en vertelde Mij tevens, dat hij nu voor langere tijd in Kapérnaum zal resideren, waar zijn familie al een paar dagen eerder heengegaan is, en waar hij ze weer zal ontmoeten. Hierbij nodigt hij Mij ook uit om naar Kapérnaum te komen en hem daar te bezoeken, hetgeen Ik beloof na een paar dagen te zullen doen.
Hoofdstuk 87: De Joden verlangen terug naar hun zuurdeeg. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[3] Ik zeg: 'O, dat hoeft niet, Ik ken het gebroed tot in de onderste wortelvezel! Ik heb daarvoor uit uw geslacht in Rome al een 'koning van Macedonië' uitgekozen, die zal de opdracht krijgen om deze verwardste aller kluwens met een gloeiend zwaard door te hakken! Ik wil echter eerst nog veel doen ter mogelijke verbetering van zo velen van hen!'
Hoofdstuk 88: Overste Cornelius en de tempelreiniging. (4.10.1851) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[3] Ik zeg: 'Ja, ga en doe dat; want Mijn leerlingen moeten ook hun wereldse huishouding in orde hebben! Regel echter jullie huishouding vast voor de komende paarjaar en verhuur deze aan een arm persoon, maar wel kosteloos! Want jullie als Mijn broers en leerlingen mogen in de hele toekomst van niemand huur of loon vragen, maar alleen maar dat aannemen wat men je vrijwillig zal geven!' De broers en ook Maria beloven dat en vertrekken naar Nazareth.
Hoofdstuk 89: Twee rustdagen in Kana. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
...  16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37 - 38 - 39 - 40 - 41  ...