Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

1972 resultaten - Pagina 29 van 132

...  17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37 - 38 - 39 - 40 - 41 - 42  ...
[5] Ook vanuit de centrale zon van dit systeem, waartoe ook de zon behoort, kunnen zielen op deze aarde overgeplaatst worden om Mijn kindschap te verwerven; dit is ook mogelijk vanuit de zonnegebieds- en de zonnenalcentraalzon. Echter alleen uit het gebied van hetzelfde zonnenal waarin zich deze aarde bevindt, kunnen ook nog zielen hierheen komen, -maar vanuit de algemene oercentraalzon niet gemakkelijk meer, omdat de zielen van die noodzakelijkerwijs enorme, reusachtige mensen te immens veel substantie in zich hebben, dan dat ze opgenomen zouden kunnen worden door het kleine lichaam van een mens van deze aarde.
Hoofdstuk 113: De mensen van de sterrenwerelden en het kindschap van God - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[1] (DE HEER:) 'Jullie kunnen je nu inderdaad terecht afvragen waarom nu juist deze kleine aarde en haar kleine mensen deze eer en genade hebben gekregen, want in de eindeloze scheppingsruimte is immers een ontelbaar aantal zeer grote en heerlijke lichtwerelden, die veel geschikter zouden zijn om Gods kinderen te dragen, te voeden en te voorzien van alles wat daarvoor nodig is. Zo zouden de wereldgrote mensen van de oercentraalzon immers meer aanzien hebben als kinderen van God dan de onder het stof zittende wormen van deze kleine aarde! -Naar de uiterlijke schijn te oordelen zou er inderdaad niets of in ieder geval niet veel tegen deze vraag in te brengen zijn; maar gezien de innerlijke verhoudingen van de dingen des levens zou dat zelfs een soort onmogelijkheid zijn.
Hoofdstuk 114: De grote scheppingsmens en de aarde - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[3] Wanneer Ik jou een voet zou afhakken of een hand, dan zou je voortleven zoals je dit bij veeloude soldaten kunt zien, bij wie tijdens gevechten handen, voeten, oren en neuzen werden afgehakt, en die toch nog, zij het verminkt, verder leven; maar de geringste verwonding van het hart, waarin zich de kleine centrale levenszenuw bevindt, heeft ogenblikkelijk de lichamelijke dood tot gevolg.
Hoofdstuk 114: De grote scheppingsmens en de aarde - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[4] En zoals deze voorziening in het menselijk lichaam is getroffen, zoals ook in de warmbloedige dieren, zo bestaat deze voorziening ook in de grote scheppingsruimte: Alle talloos vele hulsglobes vormen in hun totaliteit een immens, voor jullie begrippen eindeloos groot mens. In deze mens is de hulsglobe waarin wij ons bevinden het hart, en juist deze aarde is de buitengewoon kleine levenszenuw voor deze hele grote mens; deze levenszenuw bevindt zich niet in het centrum van het hart, maar meer links daarvan.
Hoofdstuk 114: De grote scheppingsmens en de aarde - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[6] Deze levenszenuw waarover wij nu spreken, bevindt zich ergens aan de linkerkant van het hart en is een uiterst onaanzienlijke, buitengewoon kleine cel, te vergelijken met een héél kleine ganglioncel onder de bal van de kleine teen aan de linker voet en een overeenkomstige onder de kleine teen van de rechtervoet. Deze gevoelscellen, waar alleen maar de opperhuid overheen ligt, zijn de centrale gevoelszenuwgeleiders van de voeten, -en wie heeft daar oog voor, en wie weet, dat ze dat zijn?!
Hoofdstuk 114: De grote scheppingsmens en de aarde - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[7] Wanneer iemand lichamelijk het ongeluk zou hebben om de kleine tenen van zijn voeten te moeten missen, dan zou hij heel moeilijk kunnen lopen, -veel moeilijker dan wanneer hij zijn grote tenen had moeten missen. Nu kan er iemand opstaan en vragen: 'Maar waarom zijn, Heer, nu juist de kleinste dingen in Uw onmetelijke schepping meestal het belangrijkst?'
Hoofdstuk 114: De grote scheppingsmens en de aarde - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[11] Nu gaan we naar een legeraanvoerder van de derde orde! Deze heeft op zijn .beurt weer ongeveer tien aanvoerders van de tweede categorie onder zich; over hen voert hij het bevel en hij moet ze allemaal leiding geven. De bevelen van deze derde aanvoerder, die we 'hoofdman' zullen noemen, worden alleen gegeven aan de onder hem staande troepen aan voerders, en die geven ze dan door aan de aanvoerders van de kleine troepen, en deze dan pas aan de afzonderlijke gewone soldaten. Zojuist spraken we van een zonnegebied en het spreekt vanzelf, dat er in de scheppingsruimte ook meerdere zonnegebieden zijn; deze moeten op hun beurt ook weer een gemeenschappelijke, nog grotere leider hebben.
Hoofdstuk 115: Wezen en inhoud van een hulsglobe - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[2] Ik ga nu alleen uit van deze kleine aarde van ons. Hoe lang zou een mens er voor nodig hebben om over haar hele oppervlakte van punt naar punt over land en te water te reizen?! Ik geloof amper dat je in vijf a zes duizend jaar zover komt datje zou kunnen zeggen: 'Nu is er op de hele wijde aarde geen enkel punt meer dat ik niet met mijn voeten heb betreden!' Als je hier ook nog de tijd bij op zou tellen dat je bepaalde dingen serieus onderzoekt en bekijkt, en tegelijkertijd de daarmee noodzakelijkerwijs verbonden rust en verpozingsuren meerekent, ja, dan zou je alleen voor deze aarde toch al meer dan honderdduizenden jaren nodig hebben. Want rusturen kunnen toch waarlijk niet achterwege blijven bij het steeds zeer verheffende aanschouwen van Uw grote wonderwerken en van de hier en daar hemels mooie omgevingen en landschappen, en je wilt vaak ook graag jarenlang in een prachtige omgeving blijven.
Hoofdstuk 116: Ontoereikendheid van het menselijk inzicht. Troost in de goddelijke liefde - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[7] Wel, dan zou je pas met een kleine planetaire zon klaar zijn! Maar dan bleven er nog aeonen maal aeonen zonnen over, waaronder nog de buitengewoon grote centraalzonnen. Laten we ophouden! Alleen alom deze ene hulsglobe volledig te leren kennen, zouden er al hele eeuwigheden nodig zijn! Wie zou er nu nog kunnen en willen denken aan het doorgronden van een tweede hulsglobe?! Ik heb daarom aan deze ene voor meer dan eeuwig genoeg, en laat het zeker heel graag aan de andere hogere geesten over om de talloos vele andere te onderzoeken! Mij begint het in ieder geval steeds meer te duizelen als ik alleen al goed aan deze ene denk!
Hoofdstuk 116: Ontoereikendheid van het menselijk inzicht. Troost in de goddelijke liefde - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[8] Ja, kijk, dat zijn voor een werelds denkend mens wel heel verstandige woorden, en de bedelaar heeft zo'n kleine terechtwijzing ook verdiend; maar degene die de arme man zo tegemoet treedt, is toch nog lang niet rijp voor Mijn rijk, want Ik laat Mijn zon alle dagen opkomen en schijnen over goede en slechte mensen, en ten gunste van alle schepselen.
Hoofdstuk 125: De noodzaak om zichzelf te onderzoeken - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[10] Wie echter welgesteld is, en als zodanig alleen maar echte grote vreugde ondervindt door te geven, en de arme er niet op aankijkt dat hij hem al diverse keren een kleine gave heeft geschonken, is dan wat dit punt betreft reeds klaar om Mijn rijk binnen te gaan, als hij tenminste geen rekening hoeft te houden met een andere kleine fout in zijn ziel.
Hoofdstuk 125: De noodzaak om zichzelf te onderzoeken - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[5] En zie, daar zijn er nu nog maar weinig van; behalve jullie zijn er verder geen, behalve de Moren die hier waren en hier voor hun stam het nodige licht gehaald hebben en daarmee in hun land ook goed zullen werken! Daarom moeten jullie van nu af aan, omdat je met weinigen bent,je handen met !n de schoot leggen, maar zonder ophouden werken, opdat het aantal maaiers op de grote levensakker van Mijn gewassen steeds groter wordt! Dat is het wat Ik je wilde zeggen toen Ik daarstraks over Mijn akker sprak, over de rijpe vrucht, en het daarvoor te kleine aantal maaiers.
Hoofdstuk 128: De geestelijke betekenis van de twee gelijkenissen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[10] Dan zegt de reiziger: 'Ik wist toch al bij voorbaat dat het met zo'n klein lichtje niet zal gaan, ook al is het nog zo'n kleine woestijn! Wat moeten we nu doen? We zijn nu eenmaal onderweg en het ziet er treurig uit!' Overdreven ernstig zegt dan weer de bij zichzelf zeer verbaasde gids: De dieren zijn moe en hebben wilde dieren geroken -hoe ver die ook weg zijn -en gaan tot ons geluk niet verder! ' De reiziger zegt: 'En wat moeten we dan als de wilde dieren lucht van ons krijgen en ons in deze nacht een zeer onaangenaam bezoek komen brengen?' De gids die nog veel banger is dan de reiziger, verzekert hem: 'O, in zo'n nacht hoeven we daar niet bang voor te zijn; want het is nog nooit voorgekomen dat een reiziger ooit door de wilde dieren is lastig gevallen in zo'n nacht!' Gelukkig komt er inderdaad geen wild dier zo aan de rand van de woestijn tevoorschijn. De gids en de reiziger wachten tot het dag wordt en spreken elkaar, zo goed als het gaat, tot dan moed in.
Hoofdstuk 119: Het verschil tussen een ware en valse leider - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[2] Als iemand echter maar iets van Mijn leer weet en dat meteen in praktijk brengt, dan zal hij daar al duidelijk een groter en levender nut van hebben dan iemand anders die weliswaar met alle eerbied over Mij en Mijn leer spreekt, maar nooit bij zichzelf het besluit kan nemen om haar in de daad om te zetten. Want de eerstgenoemde zal, doordat hij handelt volgens het weinige dat hij vernomen heeft, dit ook juist in zijn ziel tot leven brengen, en het kleine zaadje zal spoedig een grote oogst vanuit de levende geest opleveren die geen enkele kwade macht ooit meer kan vernietigen, terwijl de ander die Mijn leer aanprijst en zorgvuldig bewaart, door geestelijke honger geplaagd ook alle andere leren er bij zal halen en daarbij toch nog van geestelijke honger zal sterven. Zal diens ziel Mij aan gene zijde dan herkennen, als zij hier door haar doen en laten niet de ware geest van Mijn woorden geheel en al naar waarheid eigen heeft gemaakt?
Hoofdstuk 122: Het belang van het daadwerkelijke christendom - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[7] De 'ceders' staan dus voor de woorden en wetten in de Schrift. Ooit, toen de ceders op de Libanon nog jong en krachtig waren, brachten ze de mensen veel nut, en een rechter, Samuël, kon waarachtig bidden onder hun takken. Maar het aardse winstbejag van de mensen heeft de mooie Libanon bijna geheel van zijn ceders ontdaan, en op de.plaats van de oude en gezonde ceders groeide maar al te gauw allerlei wild struikgewas, en zelfs de oude nog overgebleven ceders met hun vele voos geworden takken dienen nu meer de apen dan de mensen tot beschutting en gerief, -maar natuurlijk alleen maar toevallig; want een aap kan de waarde van een. ceder niet onderkennen, en hem dus ook niet waarderen en er de doelmatigheid van bepalen.
Hoofdstuk 128: De geestelijke betekenis van de twee gelijkenissen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
...  17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37 - 38 - 39 - 40 - 41 - 42  ...