Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

1253 resultaten - Pagina 29 van 84

...  17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37 - 38 - 39 - 40 - 41 - 42  ...
[4] Of maak in een ander geval, als de moordenaar een te beruchte en helemaal lichamelijke duivel zou zijn, ook jacht op hem en vraag hem dan, wanneer je hem gevangen hebt, de reden waarom hij die gruweldaden gepleegd heeft, en of hij er geen berouw over heeft! Spreekt hij (de waarheid)* , (*toegevoegd) doe dan zoals ik hiervoor gezegd heb; loochent hij de daad echter of geeft hij op jullie vragen geen behoorlijk antwoord, hoewel jullie er van overtuigd zijn dat hij de booswicht is, zorg er dan voor dat hij verder onschadelijk wordt voor de menselijke samenleving, maar niet door zijn dood, maar hetzij door hem achter stevige tralies te zetten, door het blind maken van zijn ogen of door een verbanning naar een dusdanig verre streek aan zee, dat hij daar nooit meer vandaan kan komen.
Hoofdstuk 244: Over rechtspreken en straffen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[9] Een dicht bij Mij staande Romein zei: 'Heer, wie zal er in dat geval nog droefheid kunnen voelen? Dat zul je beslist alleen maarbij die wereldse mensen aantreffen, die in eigenliefde en zelfzucht leven en in de grootste onwetendheid van God en van hun ziel. Want die weten niets van een leven van de ziel na de dood van hun lichaam, en ook al hebben zij daar ooit iets over gehoord, dan geloven zij het niet, zoals veel van zulke mensen mij maar al te goed bekend zijn. Ik ben tot nu toe slechts een heiden, en uiterlijk gezien ben ik het nog steeds, maar aan de onsterfelijkheid van de menselijke ziel heb ik reeds vanaf mijn jeugd geloofd, en nadat ik verschijningen had gehad, stond het leven van de ziel na de dood van het lichaam voor mij volkomen vast. Maar als je dat aan andere, wereldse mensen vertelt, lachen zij erom, halen hun schouders op en houden uiteindelijk alles voor het werk van een levendige fantasie en verbeeldingskracht.
Hoofdstuk 1: Een zonsopgang en de betekenis daarvan - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[3] Agricola zei: 'Zo, dat is een heel prijzenswaardige rechtspraak! Moet er dan niet volgens onze wetten bij iedere misdadiger in de eerste plaats op gelet worden in hoeverre hij bij een bepaald misdrijftoerekeningsvatbaar is?! Wanneer een onnozel mens een nog zo grote misdaad begaat, die voor een meer intelligent mens volgens de wet zeker de doodstraf zou betekenen, dan moet degene die aantoonbaar dom is, opgesloten worden, zodat hij in het vervolg geen gevaar meer betekent voor de menselijke samenleving. Als hij zijn leven heeft gebeterd, moet hij worden vrijgelaten en als dat niet volledig het geval is, als galeislaaf worden gebruikt om zo voor zijn zonden te boeten en daarbij toch nog enig nut te hebben voor de mensen.
Hoofdstuk 8: De misdadige tempelverordeningen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[12] De jodin zei: 'Ja, ja, het is heel juist en waar wat u daar zegt, maar daar ligt voor ons vieren nu juist de eigenlijke moeilijkheid, die wij niet zo gemakkelijk uit de weg kunnen ruimen. Want voor een profeet, hoe groot ook, spreekt hij te duidelijk en te wijs en doet hij te ongelooflijk buitengewone dingen. Voor u, Romeinen, is dat niet moeilijk, omdat u zo'n buitengewoon mens meteen voor een God houdt en hem als zodanig aanneemt en kunt vereren en aanbidden, maar dat gaat bij ons joden niet, omdat wij alleen aan één enkele God geloven, die niemand kan zien zonder te sterven. De wijsheid van deze verheven man gaat zeker alle huidige menselijke begrippen te boven en ook zijn daden en hij moet daarom zeer veel van de zuiver goddelijke geest in zich hebben. Maar daarom kunnen wij, joden, hem toch niet als een God aanvaarden! Wat vindt u daar nu van?'
Hoofdstuk 22: De weetgierigheid van de jonge jodin met betrekking tot de Heer - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[10] Ik zei: 'Ja, dat zeker, want als jullie Mijn wetten met menselijke inzichten beoordelen, dan moeten jullie daarin natuurlijk welleemten en gebreken ontdekken. Als je je naaste liefhebt als jezelf, zul je hem niet haten, niet vijandig zijn en hem geen schade berokkenen; en als je dat doet, dan zul je hem al helemaal niet lichamelijk en nog minder geestelijk door allerlei onaangenaamheden willen doden.
Hoofdstuk 31: Het vijfde gebod - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[16] O Heer en Meester, die zo wijs en almachtig is, wat zegt U daar nu van? Want ik heb nu gesproken en weergegeven wat ik volgens mijn menselijke verstand aan dit laatste basisgebod zeer gebrekkig heb gevonden, weliswaar als gevolg van wat ik van mijn rabbi heb ontvangen. O, geeft U ons allen daar nu eens een juist licht op, want ik voor mij geloof dat juist dit gebod, dat onmogelijk gehouden kan worden, de mensen het meest tot allerlei zonden en andere misdaden heeft verleid, omdat ik maar al te goed weet dat juist dit laatste gebod vrijwel door alle meer bezonnen Joden als niet goddelijk wordt gezien! O, open Uw heilige mond en maak ons Uw wil bekend!'
Hoofdstuk 35: Het negende en tiende gebod - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[4] Ik zei: 'Je zou nog wel moeten spreken, omdat je ook de profeten verdacht hebt gemaakt; maar omdat je nu inziet en begrijpt dat de wet van Mozes puur goddelijk is en geen gebreken en hiaten in zich heeft alsof het een menselijke wet zou zijn, kun je je de rest nu besparen. Maar als er nog iets is wat je met twijfel vervult, dan kun je het vragen, en dan zal je een licht gegeven worden.
Hoofdstuk 38: Over menselijke kritiek. De raad van de Heer om zich van alle twijfel te ontdoen. Het innerlijke omgaan met de Heer. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[7] De Griek zei: 'Luister eens, je bent een totaalonhandelbare jongen en er is met jou, als je werkelijk enige geheimen bezit, met alle menselijke verstand niets te beginnen, daar zijn we nu wel helemaal achter! Je hebt je er goed in geoefend om voor de mensen voor god te spelen; ga zo maar door, dan zul je nog eens een groot en zeer beroemd man worden. Maar als je werkelijk zo goddelijk almachtig, en daarbij duidelijk een Jood bent, dan kun je geen vriend van de Romeinen zijn. Het zal voorjou toch niet moeilijk zijn alle Romeinen in één slag uit dit godenland van jou te verdrijven. Waarom laten jullie je dan hun strenge wetten welgevallen?'
Hoofdstuk 41: Raphaël en de Grieken - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[8] Bijna allen gaven haar gelijk, en één van de Farizeeën, die een schriftgeleerde was, zei: 'Ja, ja, men kan in deze zaak volgens onze menselijke begrippen het mooie kind niet helemaal ongelijk geven, want de hoofdwet luidt nu eenmaal woordelijk zo, hoewel achteraf in de boeken van Mozes is uitgelegd hoe men dit gebod moet opvatten en nakomen. Maar in een eenvoudige hoofd en basiswet zou werkelijk de essentie behoren te staan van wat er wordt geëist en verlangd, en tenminste de hoogst noodzakelijke nevenomstandigheden moeten er duidelijk in zijn aangeven. Want iedere uitleg achteraf en verdere completering van een eenmaal gegeven wet schijnt te zeggen dat de wetgever bij het geven van de basisgeboden nog niet aan alles heeft gedacht, wat hij door het gegeven gebod eigenlijk wilde gebieden en verbieden.
Hoofdstuk 31: Het vijfde gebod - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[9] Wel, als mensen geboden geven, is dat begrijpelijk, omdat in hun denken en willen geen goddelijk verlichte volmaaktheid kan zijn, en het is ook heel natuurlijk dat bij menselijke wetten dan achteraf allerlei aanvullingen en uitleggingen te voorschijn moeten komen; maar bij een waarachtig goddelijke wet moet waarlijk geen zodanige leemte voorkomen dat die dan pas achteraf met allerlei aanhangsels en toelichtingen aangevuld moet worden! Ja, als je de zaak zo bekijkt, zou je bij de Mozaïsche wet op de gedachte kunnen komen dat deze helemaal niet zuiver goddelijk is, of dat hij door de zelfzuchtige kwade wil van de mensen zo is vervormd. Ik wil daarmee geen oordeel over de wet uitspreken, maar alleen mijn tot nu toe nog beslist erg kortzichtige mening geuit hebben.'
Hoofdstuk 31: Het vijfde gebod - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[8] Ik zei: 'Vriend, als Ik, zoals jullie mensen, met een of andere zwakheid behept zou zijn, dan zou Ik je ronduit zeggen wat er met deze jongeling aan de hand is, maar omdat Ik helemaal geen menselijke zwakheden bezit en in Mijn geest reeds van eeuwigheid goed inzie, wat voor ieder mens binnen de ontwikkelingssfeer van zijn ziel h ct heilzaams te is, zeg Ik nooit tegen iemand een woord waaraan Ik Mij een paar dagen later niet meer zou willen houden, en dus blijft het erbij dat jij deze jongeman uit jezelf nog heel goed zult leren kennen.
Hoofdstuk 43: De vraag van Agricola over het wezen van Raphaël. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[14] Maar hij zei (Nikodemus): 'Jullie hebben mijn raad nooit serieus genomen, omdat jullie mij er al meermalen van hebben beschuldigd dat ik het heimelijk met de Galileeërs hield, en ik beschouw bij deze ongelooflijke aangelegenheid mijn raad dan ook overbodig. Want als Jehova welverdiend een grote straf of zelfs de volledige ondergang voor ons heeft bepaald, dan zal geen enkele menselijke raad daar nog iets aan kunnen doen en aan ons weinig zeggende ambt is dan voor altijd een eind gekomen. Als Jehova echter de twaalf verschrikkelijke vuurzuilen alleen als een laatste waarschuwing tot ware boete voor ons heeft neergezet, dan zullen wij nog wel op het juiste moment door een profeet vernemen, welke boete en offers God van ons verlangt. Maar denk er allen wel aan: jullie hebben Zacharias vermoord hoewel hij duidelijk een profeet was! Ook de prediker en doper aan de Jordaan is door jullie tussenkomst in de gevangenis van Herodes onthoofd. En opnieuw kwam er een grote wijze uit Galilea, leerde drie dagen in de tempel, en zijn leer was goed en waar voor het volk en daarom jullie wilden hem ook stenigen. ja, als jullie alle mensen die met de geest van Jehova vervuld zijn, steeds zo willen bejegenen, dan is onze algemene, wisse ondergang niet meer te voorkomen, en kan zelfs God jullie geen raad meer geven en ik al helemaal niet, hoewel ik een Oudste in de tempel ben!'
Hoofdstuk 45: Het nachtelijke lichtverschijnsel van de tien wolkenzuilen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[16] Nikodemus zei: 'Net als jij nu, stelden in de tijden van de ware profeten ook de hogepriesters in de Hoge Raad die vraag, en het droevige besluit was helaas altijd dat de ware profeten steeds voor het merendeel werden gestenigd of gewurgd, en pas naderhand als zodanig herkend werden. En zoals het toen was, zo en nog veel erger is het nu, wat ik tot mijn grote spijt openlijk moet bekennen. En omdat het helaas zo is, is ook het geduld van de Heer met ons hoogstwaarschijnlijk op, wat die twaalf verschrikkelijke vuurzuilen ons nu maar al te duidelijk laten zien en daartegen zal waarschijnlijk geen enkele menselijke raad meer iets kunnen doen. Kijk maar eens hoe ze steeds groter en compacter worden -dat komt vast en zeker doordat ze steeds dichterbij komen!
Hoofdstuk 45: Het nachtelijke lichtverschijnsel van de tien wolkenzuilen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[2] En zie, deze en meer ongelukken vielen mij louter door natuurverschijnselen ten deel, en daarom heb ik altijd wat angst wanneer ik weer zo'n bijzonder verschijnsel meemaak. Ik heb bij al mijn ongelukken mijn aardse leven weliswaar niet verloren, wat veel mensen bij soortgelijke gelegenheden buiten hun schuld wel is overkomen, maar ik ben toch altijd bang wanneer door Gods toelating dergelijke verschijnselen op aarde optreden, waarmee onze menselijke krachten zich nooit kunnen meten. En dat is vooral het geval, nu daar in het oosten die twaalf enorme vuur en lichtzuilen alles op de aardbol dreigen te vernietigen. Ik geloof in God en vertrouw er vast op dat Hij ons voor alle grote tegenspoed zal beschermen, maar op de plaats waar die dreigend uitziende zuilen het oppervlak van de aarde raken, zou ik mij echt niet willen bevinden, want daar woedt vast en zeker een verschrikkelijke vuurstorm.'
Hoofdstuk 47: Nicodémus bij Lazarus op de Olijfberg - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[7] 'Wel', denken en zeggen jullie bij jezelf, 'hoe is zoiets nu mogelijk? God moet toch alles kunnen doen wat Hij maar wil!' ja, dat kan God waarlijk. Maar bij de volkomen vrijheid van de menselijke wil kan en mag God nooit of te nimmer doen wat Hij wil, want als God de menselijke wil ook maar enigszins zou beïnvloeden, zou de mens een marionet worden, bestuurd door het koord van de vaste goddelijke wil, en zou dan nooit tot een vrij, zelfstandig leven kunnen komen. Kan hij dat echter uit zichzelf niet bereiken, dan is het met het eeuwige leven van zijn zielonvermijdelijk ook voor eeuwig gedaan.
Hoofdstuk 50: De Heer legt de lichtverschijnselen uit - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
...  17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37 - 38 - 39 - 40 - 41 - 42  ...