Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

2200 resultaten - Pagina 29 van 147

...  17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37 - 38 - 39 - 40 - 41 - 42  ...
[2] Maar Ik zal telkens opnieuw geduld hebben en tegen iedereen die Mij zo aanroept, zeggen: 'Heb nog korte tijd geduld tot de gegeven maat vol wordt! Houd vol tot het einde en je zult zalig zijn; want de dwang van de wereld zal jullie, reinen, geen kwaad doen aan je ziel, en jullie, als Mijn jongste kinderen, die in allerlei kwellingen, nood en ellende de weg door het vlees hebben doorstaan, zullen in Mijn rijk des te dichter aan Mijn hart rust vinden en Ik zal jullie tot rechters maken over de wereld en over degenen, die jullie met nood en kwellingen van allerlei aard zonder reden en zonder dat Ik hen daartoe het recht gaf, gepijnigd hebben!
Hoofdstuk 251: Het zwaard als tuchtigingsmiddel bij ongelovige volken. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[9] CYRENIUS zegt: "Heer, geheel dezelfde dank breng ook ik U en ik waag het om nu voor U, o Heer, een kleine voorspelling te doen aan de hand van datgene wat U, bij de uitleg over het gebruik van het zwaard, speciaal toegevoegd heeft over het bekende volk van God: dit zou wel eens in grote aantallen in Jeruzalem te vinden kunnen zijn! Over dit volk zou ik reeds nu met het allerscherpste zwaard een onmenselijk groot kruis willen slaan; want het lijkt mij reeds overrijp te zijn voor het zwaard!"
Hoofdstuk 251: Het zwaard als tuchtigingsmiddel bij ongelovige volken. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[13] En kijk, precies dezelfde omstandigheden vinden jullie in de zon. Binnen in haar bevindt zich een geweldig vuur, waarvan de lichtkracht de lichtsterkte van de uitwendige lichtatmosfeer onnoemelijk veel malen overtreft. Uit dit licht ontwikkelt zich voortdurend de zuiverste zonnelucht, en deze lucht wordt zelf aan de oppervlakte van de zon vuur en licht, echter in mindere mate dan het vuur en het overweldigende licht ervan in het machtige centrum van de zon. Maar de buitenste zonlichtatmosfeer is derhalve in wezen toch geheel gelijk aan het vuur in het centrum van de grote zon! Zodra zij even sterk geactiveerd wordt, zal zij ook geheel gelijk zijn aan het inwendige vuur.
Hoofdstuk 252: De 'Vader' en de 'Zoon' in Jezus. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[6] Daarop zegt MATHAËL: "Heer, Heer, U, de wijste van eeuwigheid. Ondoorgrondelijk grote dingen heeft U ons uitgelegd en U heeft ons Uw orde laten zien zoals zij is en was van eeuwigheid! Ik kan nu denken wat ik maar wil, en zie, het is mij allemaal helder en duidelijk voor wat betreft de onveranderlijke verhoudingen tussen U, de Schepper, en ons, Uw schepselen! AI Uw instellingen zijn zo wijs gemaakt dat ook het scherpste verstand en het meest verlichte brein nergens iets kunnen vinden dat in zichzelf en met zichzelf ook maar in het minst strijdig zou zijn.
Hoofdstuk 253: De verschijnselen bij de doop van de Heer. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[4] Deze zwarten hebben jullie nu echter op veel manieren laten zien welke kracht een onbedorven ziel bezit, en Ik Zelf heb jullie nu de reden daarvan op vele wijzen zonneklaar uitgelegd, en daarom meen Ik nu, dat jullie dat nu heel goed als een vaststaande waarheid aan kunnen nemen, en dat des te meer als Ik jullie er nog bij zeg, dat het bij de mensen plaatsgevonden heeft, nu nog plaatsvindt, en verder nog plaats zal blijven vinden.
Hoofdstuk 262: De uitstralende levenslichtsfeer van Mozes en de patriarchen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[7] Verder mag een echte vrouw zeker nooit haar ergernis de overhand laten krijgen tegenover een man; want in het vrouwelijke wezen moet immers het grootste geduld en de grootste zachtmoedigheid en deemoed overheersen. In haar moet de man pas de ware rust vinden voor zijn onstuimige hart, en zelf zachtmoedig en geduldig worden! Als echter de vrouw uiteindelijk tegen de man zou gaan opspelen, wat moet dan de man wel doen, bij wie het er toch altijd al meer stormachtig dan vreedzaam uitziet?!
Hoofdstuk 10: Een evangelie voor het vrouwelijk geslacht - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[3] Ja, jullie zullen eeuwig steeds maar door nieuwe wonderen Ieren kennen en daarmee om Ieren gaan, maar het einde daarvan toch eeuwig nooit en nimmer bereiken, -hetgeen jullie jezelf gemakkelijk kunnen verklaren als je erover nadenkt, of het mogelijk zou zijn zo lang door te tellen tot je aan het eind van de getallen komt! Daar Ik echter geestelijk van eeuwigheid eeuwigdurend als één en dezelfde God besta, denk, wil en handel, en werkzaam ben door Mijn liefde en wijsheid, die altijd dezelfde blijven, en die zichzelf na iedere scheppingsperiode, doordat het werk voor alle toekomstige eeuwigheden volmaakt gelukt is, natuurlijk ook volmaakter en nog zuiverder gelukkig moeten voelen, dan kunnen jullie die verstandiger zijn wel op je vingers natellen, dat Ik, zoals de Vader nu in Mij en uit Mij spreekt, tot aan de huidige scheppingsperiode zeker niet in het een of andere oneindigheidspunt in de eeuwige ruimte een soort winterslaap heb gehouden! Laat een scheppingsperiode vanaf haar oerbegin tot aan de complete, uiteindelijke geestelijke voleinding duizendmaal duizenden aeonenmaal aeonen van duizendjarige cycli duren, dan is zo'n scheppingsperiode toch niets vergeleken bij Mijn eeuwige bestaan, en haar expansiegrootte die jullie onmetelijk vinden, is wat ruimte betreft niets in de oneindige ruimte!
Hoofdstuk 254: De grootte van de schepping. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[9] De geleerden noemen dit zuiver geestelijke gevoel van het voor de geest halen van feiten uit het verre verleden, of feiten die nog in de toekomst plaats moeten vinden, de 'fantasie' van de mens. Maar dat is het niet, omdat men fantasie alleen maar dat kan noemen, wat de ziel zelf uit de voorraad van haar beelden als iets nieuws samenstelt, waardoor zij dan een verder in de vrije natuurwereld niet voorhanden vorm of werk tot stand brengt. Uit dit vermogen, dat alleen maar uit de ziel stamt, zijn alle gereedschappen, alle gebouwen en kleding van de mensen en fabels en allerlei dichtwerken voortgekomen, waarvan de achtergrond heel zelden volle waarheid is, maar meestal slechts pure leugen en eigenlijk helemaal niets voorstelt.
Hoofdstuk 255: De menswording van de Heer in onze scheppingsperiode en op onze aarde. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[8] Daarop vroeg de dienaar weer aan het mannetje, hoe de krokodilleëieren dan in deze streek terechtgekomen waren, omdat men in dit stroomgebied immers nog nooit een krokodil had gezien. Toen zei het mannetje: 'De krokodillen zijn erg slim en kennen de natuur goed. Zij weten door hun aard en hun ervaring, dat het in de streken stroomopwaarts beter en gezonder voor de ontwikkeling van hun eieren is dan in de gebieden stroomafwaarts. Daarom sluipen zij meteen na de regentijd 's nachts zwemmend hierheen, en nog ettelijke dagreizen verder van hier opwaarts tot aan het gebied waar de stroom te sterk wordt, en begraven daar een onnoemelijk aantal eieren in het warme zand. Als zij daarmee klaar zijn, precies in de tijd dat jullie grote mensen net als wij door de modder de oevers van de stroom niet gemakkelijk kunnen benaderen, dan gaan zij 's nachts weer zwemmend naar de lagere gebieden terug, waar rijke kudden zijn waarop zij 's nachts altijd met veel succes kunnen jagen. Zodra de jongen hier uit hun eieren komen, kruipen zij meteen naar het water en zwemmen dan heel gemakkelijk daarheen waar de oude krokodillen zich gewoonlijk ophouden. Daar vinden zij ook meteen voedsel en groeien erg snel. Omdat wij echter goed weten waar hun voedzaamste eieren te vinden zijn, zoeken wij deze op, proberen er zoveel mogelijk te vernietigen en voeden ons met deze kost, die een lekkernij is voor ons gehemelte. Alleen met het opsporen gaat het in het begin niet zo gemakkelijk, en bovendien vallen ons nog vaak enige vijanden lastig; de ene is een machtige bewoner van de lucht, de adelaar, en de tweede is de verwenste klapperslang. Maar als wij met een aantal bij elkaar zijn, kunnen beide ons niets doen. -Maar let nu op hoe wij de eieren zoeken, vinden en meteen ook zullen vernietigen! ,
Hoofdstuk 258: De taal van de dieren. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[3] Mijn dienaar vroeg het wakkere mannetje, hoe het komt dat er zich, ondanks al hun ijver, toch nog steeds krokodillen in de rivier ophouden en gedijen. Toen zei het mannetje heel serieus: 'De grote natuurgeest wil dat de krokodillen in deze rivier nooit helemaal uitgeroeid zullen worden; want ook hun bestemming is, de aarde en haar bewoners van nut te zijn. Maar de overhand krijgen mogen zij niet, daarom zijn wij er om hun toename binnen de juiste perken te houden. De grote geest heeft dat alles op deze wijze manier geregeld en zo moet het allemaal gebeuren, opdat het ene leven in het andere zijn vervolmaking kan vinden. De overgangen zijn steeds bitter, maar daar tegenover staat dan een aangenaam hoger bestaan! ,
Hoofdstuk 259: Voorbeelden van de intelligentie van de dieren. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[4] Wij willen u daarom alleen maar smekend vragen, of de nu zo overgelukkig geworden Marcus aan ons een schadevergoeding moet geven of niet! Zo helemaal zonder schadevergoeding zou deze onteigening in onze huidige, penibele situatie toch wel iets zijn dat in de geschiedenis der mensheid moeilijk ergens zijn weerga zou vinden. - Allerhoogste heer, wat hebben wij armen te verwachten?"
Hoofdstuk 16: De deputatie uit Caesarea - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[7] Ga en bekijk de grond die Marcus buiten de tuinmuur nog volledig in bezit heeft! Het is nog ruim twintig morgen land. Ik verkoop het aan jullie voor tien zilvergroschen. Als jullie vinden dat het dat waard is, betaal dan de tien groschen en de grond is van jullie! Behalve in de Sahara in Afrika vind je nergens op de goede grote aarde een slechtere gleba* (* Gleba: latijn voor 'aardkluit'.); want behalve zand en dode steenslag en hier en daar een verkommerde distel zul je niets vinden!
Hoofdstuk 16: De deputatie uit Caesarea - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[6] Om zijn drogleer dan bij het volk volledig en blijvend ingang te doen vinden, hoeft hij slechts een aantal tovertrucjes toe te voegen en het arme goede volk laat zich door hem, de harte en gewetenloze bedrieger meteen met ontelbare scherpziende, scherphorende en gewoonlijk almachtige goden opschepen!
Hoofdstuk 23: Roclus' mening over goden en priesters - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[11] Zij zijn weliswaar uiterlijk in het bezit van de oude, profetische overleveringen en lezen en beschouwen deze ook het meest; maar juist daardoor belanden zij ook het eerst en het snelst in een dicht bos vol duisternis en twijfel, waaruit zij nooit meer de weg kunnen vinden. Omdat zij nu eenmaal priester zijn, moeten zij zich voor het volk door allerlei dwaas uiterlijk vertoon de schijn geven als wisten en begrepen zij iets; maar ze weten en begrijpen mets, behalve het feit -echter alleen heimelijk in zichzelf -, dat zij totaal niets weten, begrijpen en beseffen!
Hoofdstuk 26: Cyrenius bejegent Roclus als vriend. De oorzaak van het verval van het priesterschap - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[8] Maar dat men ondanks de macht die men in zichzelf bezit er niet op los mag slaan, ook al zou men het nog zo graag willen, komt, omdat het er op deze wereld voor ieder mens om gaat -zoals jij dit heel juist opmerkte tegen het eind van het gesprek met Cyrenius -dat hij zich als een echt mens moet vinden en zich als een concrete levenskracht moet consolideren, omdat hij zich anders onmogelijk als een vrij en zelfstandig wezen voor eeuwig in stand zou kunnen houden tegen de voortdurende, vijandelijke inwerking van de grote machtige krachten! Ook al heb je je niet precies met deze woorden van mij uitgedrukt, je hebt er wel dezelfde zin en betekenis in gelegd.
Hoofdstuk 37: Raphaël beschrijft Gods wezen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
...  17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37 - 38 - 39 - 40 - 41 - 42  ...