Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

1563 resultaten - Pagina 29 van 105

...  17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37 - 38 - 39 - 40 - 41 - 42  ...
[5] JUDAS ISKARIOT zei: 'Dat begrijp je niet! Ik werk weliswaar graag hard als ik eenmaal bezig ben; maar ik kan niet ontkennen dat ondanks alle vlijt de herinnering aan al het gehoorde en geziene mij weer van het werk aftrekt en naar jullie voert, om daar nog meer te horen en te zien. Want zo bijzonder geesteloos als waarvoor jullie, broeders, mij houden, ben ik niet! Als ik zo was dan zou ik beslist niet bij jullie zijn! Maar ik wilde weer graag bij jullie zijn, en natuurlijk het meest bij onze Heer, en daarom moest ik gaan, als door een onzichtbare macht getrokken, en nu ben ik hier . Mocht dat jullie echter onaangenaam zijn en sta ik jullie op een of andere wijze in de weg, dan hoeven jullie het maar te zeggen en vooral de Heer, dan ga ik weer naar waar ik vandaan ben gekomen, en dan blijven we toch nog goede vrienden! ,
Hoofdstuk 35: Judas Iskariot in het huis van Kisjonah - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[11] Daarop zei IK tegen hen:" Waarlijk, waarlijk! Mozes heeft jullie geen brood uit de echte hemel gegeven, maar slechts uit de lucht van de zichtbare, aardse hemel (Joh. 6,32); alleen Mijn Vader in de echte, geestelijke hemel geeft Jullie nu door MIJ het ware brood uit de hemel! Want dit ware brood uit de hemel in Mij geeft de wereld het leven!' (Joh.6,33)
Hoofdstuk 43: Het brood des levens (Ev.Joh. 6,22-35) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[6] Iets dergelijks deed ik ook toen U heel concreet over Uw vlees en bloed begon te spreken, omdat zij mij vroegen hoe ik dát dan opvatte. Toen zei ik: 'Dat is nog duidelijker dan het voorgaande, en verklaart en bevestigt mijn eerdere mening! Is de aarde, menselijk gedacht, niet in zekere zin een echt lichaam van God, en alle bevruchtende wateren Zijn bloed?! Waar komt dan al het aardse voedende brood verder nog vandaan? En is in geestelijk opzicht Gods liefde voor ons onwaardige mensen soms niet een ware aardse bodem voor ons, die ons lichamelijk en geestelijk draagt, duldt en voedt, en is de gave van de rede en het verstand en nu Zijn leer daarbij soms niet het ware levende bloed van God, dat onze naar wijsheid dorstende zielen verkwikt, versterkt en waarachtig levend maakt?!'
Hoofdstuk 48: In de herberg van de waard van Kapérnaum - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[6] Dan doet zich nog een heel belangrijke vraag voor, en dat is de volgende: Bij de Romeinen, Grieken en Egyptenaren en bij nog vele andere volkeren van deze aarde worden de lijken tot as verbrand. Ergens anders gooit men ze in zee en worden ze door de zeemonsters gegeten en daardoor deel van het lichaam van de zeemonsters, en gaat zo'n monster dan dood, dan wordt het weer door andere dieren gegeten. Wat moet er op de jongste dag van deze lichamen opgewekt worden? Bij het verbranden is het grootste deel van het lichaam in rook en damp opgegaan die zich met de lucht vermengd heeft, en bij de in zee geworpen lichamen is vlees en al een bijbestanddeel van de zeedieren geworden en zo in een heel ander wezen overgegaan. Wie moet dan de voormalige menselijke lichaamsbestanddelen uit de talloos vele dierenlichamen, uit het water, uit de lucht, uit de mineralen en uit de planten en wonnen verzamelen en weer samenvoegen?
Hoofdstuk 54: De opstanding van het lichaam - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[15] Daarop gingen wij meteen naar huis, waar wij toch nog maar hoogstens duizend passen vandaan stonden.
Hoofdstuk 57: De springvloed - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[22] Waarlijk, Ik zeg tot jullie: Waar het hart God niet door daden van ware en zuivere, onzelfzuchtige liefde aanbidt, daar is ieder gebed een lege en waardeloze klank, die in de lucht verklinkt en volledig wegsterft. Ik ben nu jullie Meester, en jullie zijn Mijn leerlingen. Geloof wat Ik jullie zeg en doe wat Ik jullie opdraag, en volg Mij na! Meer is onder ons niet nodig.'
Hoofdstuk 57: De springvloed - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[2] IK zei: 'Niets anders, dan dat je tegen die oude, rijke zonderling genoeg hebt gezegd! Als dat hem niet tot een beter inzicht brengt, zal iets anders hem daar nog minder toe brengen. Maar nu was er wel genoeg gepraat. Het is in je eigen vaderland heel moeilijk de mensen tot de zuivere waarheid te brengen! Want dan hoor je meteen de oude vraag: 'Waar heeft hij dat vandaan? We kennen hem al van kinds af aan!' En dan heeft verder onderricht al geen zin meer. Want wie twijfelt aan de persoon van de leraar, twijfelt ook min of meer aan hetgeen hij leert. En als men zulke mensen die in feite toch niet slecht zijn, met wonderen en buitengewone tekenen tot een bepaald geloof dwingt, zou dat betekenen dat opeens hun ziel en hun wil van alle vrijheid worden beroofd; daarom is het beter hen zolang te laten gaan, tot zij tenslotte zelf om meer uitleg komen vragen.
Hoofdstuk 59: Het wezen van de wereldse mens - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[10] Maar hoewel zulk stof niemand enig nut kan schenken, kan het een wandelaar toch min of meer schaden. Als er wind komt en het stof in de lucht opwaait, moet je je ogen sluiten en je mond dichthouden, anders kunje blind worden en stikken. Ook moetje zolang blijven staan, of zelfs met je gezicht naar beneden op de grond gaan liggen tot de wind het hinderlijke stof ver weg gedragen heeft. En dat heeft de wandelaar beslist ook tijd gekost, waardoor hij noodzakelijkerwijs later op zijn plaats van bestemming aankomt dan zonder die stofoverlast.
Hoofdstuk 59: Het wezen van de wereldse mens - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[7] Maar toen wij de hut verlieten en vlak aan zee liepen, bemerkte een van de joden dat zich op een afstand van ongeveer tweehonderd passen een monster bevond dat geweldig lag te kronkelen, en een zwerm zeevogels die vanuit de lucht daarop neerdook. Hij vroeg Mij , wat dat voor een ondier was.
Hoofdstuk 62: De grote zeeslang - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[7] Kijk, voor de hele, eindeloos grote schepping neemt God zowel wat tijd als ruimte betreft steeds een en dezelfde wijze orde in acht! Zou het God dan soms onmogelijk zijn, zonder verwekking en zonder moederlichaam een van alle wijsheid en kracht voorzien mens te scheppen, net zoals het Hem mogelijk is in een oogwenk de bliksem uit de lucht te laten komen?! Beslist niet, en Ik Zelf heb jullie daarvoor de overtuigendste bewijzen gegeven!
Hoofdstuk 63: De reden van de menswording van God - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[3] Maar in deze tijd is toch bijna ieder geloof aan God bij de mensen uitgeblust! Waar zou bij de mensen het heldere bewustzijn van het leven der ziel na de lichamelijke dood nog vandaan moeten komen?!
Hoofdstuk 68: De oorzaak van de vrees voor de dood - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[6] We stonden nu snel van onze zitplaatsen op en gingen naar het noodlottige stuk land dat daar ongeveer een half uur vandaan lag. Zo kwamen we weldra bij het onheilspellende gat. Buiten Mij en de waard durfde niemand helemaal tot aan de rand ervan te gaan. De twintig nieuwe leerlingen weken al van ver terug; want het gat was werkelijk heel luguber om te zien. De waard zei, dat hij zelf nog nooit zo dicht bij het gat gekomen was en pas nu de onpeilbare diepte ervan zag.
Hoofdstuk 70: Het verzonken land - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[18] Overigens zijn deze mensen heel vriendelijk en zij gedragen zich tegenover iedereen goed gemanierd; maar dat alles is te vergelijken met de mooie sierlijke buitenkant van een graf, dat daardoor heel stichtelijk is om te zien, -maar dat van binnen toch vol dode drek en verpestende walgelijke lucht is. Zolang zo iemand heel rustig zijn winst kan opstrijken en zijn zaken goed blijven lopen, zal hij steeds in een beste en zo nu en dan zelfs vrijgevige bui zijn; maar als hij er bij de een of andere speculatie eens behoorlijk bij inschiet, kijk dan maar eens naar jouw vriendelijke man, en begin dan eens met hem over innerlijke geestelijke waarheden te spreken, dan garandeer Ik je dat je nog voor je goed en wel je mond hebt opengedaan, zijn huis wordt uitgezet! En kijk, dat is ook voornamelijk de reden dat Ik een halt toegeroepen heb aan je overigens zeer lofwaardige geestdrift; want bij zulke mensen is ieder innerlijk geestelijk woord vrijwel volkomen tevergeefs!
Hoofdstuk 59: Het wezen van de wereldse mens - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[12] In zulke reuzendieren verzamelt zich de allerruwste levensstof van de wereldzielen, en deze wordt daarin verzacht en in zekere zin rijper gemaakt voor een hoger leven. Als het dier dan eindelijk eens doodgaat, gaat zijn verzamelde leven over in duizendmaal duizenden hogere levensvormen, waarin het reeds in kortere tijd een grotere levensrijpheid bereikt, hetzij nog in het water, of in de lucht of op de aardbodem, en dat gaat dan zo door alle levensvormen heen omhoog tot aan de mens. Maar de mensenzielen die zich via deze weg ontwikkeld hebben, staan toch op een heel lage trap en werden door de oude wijzen 'kinderen van slangen en draken , genoemd; want de oude wijzen wisten in hun eenvoud meer van de oorsprong der zielen dan de wijzen van heden.
Hoofdstuk 62: De grote zeeslang - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[8] Maar als dat God mogelijk is, waarom laat Hij het dan toe dat de mens eerst in een vrouwelijk lichaam verwekt moet worden, en vervolgens daarin van periode tot periode en van deel tot deel moet groeien en zich moet ontwikkelen? Als hij in het moederlichaam na vrij lange tijd voldoende ontwikkeld is, komt daar de moeizame geboorte, terwijl er nog heel wat aan zijn lichaamsdelen ontbreekt. Na verloop van tijd worden deze steeds meer volgroeid; de tong wordt soepeler en begint woorden te stamelen, de organen ordenen zich steeds meer, en de krachtiger en mondiger wordende ziel kan zich daar meer en meer van bedienen, en zo gaat dat van fase tot fase op en voorwaarts net zolang, tot de mens, zo ongeveer na dertig of veertig j aar, een krachtige, ervaren, verstandige man is. Alle kennis en ervaring heeft hij zich door eigen moeite en arbeid eigen moeten maken om voor zijn medemensen als nuttig medeburger waardevol en achtenswaardig te zijn. Ja, maar waarom moet dat alles met de mens gebeuren als God almachtig is en meteen zonder geboorte en opvoeding volledig wijze, sterke mensen uit de lucht of zelfs maar uit het niets kan maken?
Hoofdstuk 63: De reden van de menswording van God - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
...  17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37 - 38 - 39 - 40 - 41 - 42  ...