Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

3934 resultaten - Pagina 29 van 263

...  17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37 - 38 - 39 - 40 - 41 - 42  ...
[6] JARAH zegt: "Nou, in de naam van mijn Heer dan, omdat jij het kennelijk niet anders wilt, zal ik je meteen maar een vraag stellen. Zeg mij dan maar waarom God de Heer, die de hoogste liefde en wijsheid is, het vooral in deze tijd toelaat, dat met name de zogenaamde dienaars van God en de bevoorrechte brengers van het woord van God, juist de meest gewetenloze, slechtste, arrogantste en heerszuchtigste mensen zijn, die zonder enig geweten, meestal heimelijk, de schandelijkste daden ongestraft uitvoeren. Waarom hebben ze geen vrees voor God, Wiens macht en heerlijkheid zij toch voor alle mensen tijdens de prachtigste ceremoniële praal met overluide stem verkondigen? -Kijk, dat is een heel belangrijke vraag voor onze tegenwoordige tijd!"
Hoofdstuk 200: Het gesprek tussen Jarah en Josoë. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[3] Oh, ik weet het absoluut juiste antwoord, en het geldt niet alleen maar voor nu, maar het zal voor alle tijden gelden zolang Gods woord ergens aanwezig is en er op deze lieve moeder aarde priesterkastes zijn, die zich daar het meest mee bezighouden! Het antwoord op de door mij aan de lieve Josoë gegeven vraag is als volgt:
Hoofdstuk 201: Jarah's tuin. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[2] JOSOË zegt: "Wonderlijk wijze Jarah! Het is mij, alsof ik iets waarneem als door een voor het gezicht gehouden doek, maar van enige duidelijkheid is nog lang geen sprake. Belicht de zaak dus maar verder, want ik ben aan je lippen gekluisterd! Het onderwerp is te belangrijk om ook maar één woord te missen, en daar schijnen ook allen aan de tafel en alle omstanders diep van overtuigd te zijn, want zij wachten met zichtbare gretigheid angstvallig op het vervolg. Maak het antwoord dus maar tot het einde toe af!"
Hoofdstuk 202: Toepassing van de gelijkenis van Jarah. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[4] De mensen van deze aarde zijn, geestelijk gezien, net als de bodem van mijn tuintje. En het woord van God, dat eerst door de aartsvaders, te beginnen bij Adam, en later door de patriarchen en door de door God Zelf geroepen profeten, vanuit de hemelen onder de mensen kwam, is als de edele en goede zaadkorrels, die ik in de grond van mijn tuintje stopte. Zoals echter geen zaadkorrel meteen als hij in de grond gelegd wordt al een nieuwe verveelvoudigde rijpe vrucht wordt, zo is het ook met het woord van God.
Hoofdstuk 202: Toepassing van de gelijkenis van Jarah. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[5] Als het woord, door het horen, in het hart van de mens komt, moet het door daden, die zijn als de leven gevende voedingskracht van de aardbodem, -en die, zoals in Gods woord staat, gericht moeten zijn op onze broeders en zusters, -levend worden. En daardoor moet het ook op de juiste manier gaan ontkiemen en een zegenrijke en daardoor rijpe vrucht worden, voor de echte en volgroeide vrucht van het geestelijke leven in God! Mensen zoals profeten en priesters, die voorbestemd zijn om het woord het eerst op te nemen, om het, zodra het in hen tot rijpheid is gekomen, weer geheel zuiver voor alle tijden der tijden verder uit te zaaien op de grote mensenakker van deze aarde, maar die het alleen maar als een middel gebruiken om er zelf vet van te worden, lijken op de aarde die de edele zaadkorrel laat verrotten om zich daarmee vet te mesten. In die omstandigheden is het niet te verwonderen, dat op de akker van zulke zichtbaar valse profeten en priesters, voor de grote akker der lekenmensen uiteindelijk niets dan slecht onkruid, dorens en distels ontkiemen en tot kwade wasdom komen!
Hoofdstuk 202: Toepassing van de gelijkenis van Jarah. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[8] God de Heer ziet dat echter van te voren en laat daarom toe dat de afgestompte mensheid een tijdlang met varkensvoer gevoerd wordt, en dat hun bodem door het onkruid een hoge voedingswaarde krijgt. Dan pas smaakt de in de nacht naar licht smachtende mensheid de reine en edele vrucht van het zuivere woord van God. En in die gelukzalige situatie leven wij nu."
Hoofdstuk 202: Toepassing van de gelijkenis van Jarah. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[1] Heus, door de tijden heen gebeuren er, altijd door toedoen van de zogenaamde dienaren van God, ongehoorde gruwelen! Dat maakt echter dat de mensen die daar betrouwbare berichten over horen, en zelf ook niet onkundig zijn van Gods woord, zich dan iedere dag steeds meer gaan afvragen: 'Wat moet dat? Wat is Gods woord? Kan het volgens de zin van Zijn woord Gods wil zijn, dat de verkondigers van Gods woord, van Zijn liefderijke wil, Zijn genade, Zijn zachtmoedigheid en Zijn vrede, pure hebzuchtige, liefdeloze en brutale duivels worden ten opzichte van hun medemensen?'
Hoofdstuk 203: Het materialisme. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[7] Zulke brengers van het woord van God blijft het natuurlijk gelijk of zij de hen toevertrouwde gemeenten met brood uit de hemelen of met vuil uit afschuwwekkende putten verzadigen, als zij daarvoor maar koninklijk betaald worden! Het behoeft ons daarom ook niet al te zeer te verbazen, als wij van de kant van de tempel niet zelden dingen horen, die ons van ontzetting bijna helemaal doen verstarren en verstijven.
Hoofdstuk 203: Het materialisme. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[10] Wij merkten de zeer zelfzuchtige vraatzucht van de tempelgrond, waarmee ik natuurlijk het priesterdom bedoel, het eerst, en bevrijdden ons zoveel mogelijk van hen. En wij, die ook een edel zaad van God zijn, verspilden onze innerlijke levenskiemkracht niet aan het vullen van de grote buik van de tempel, maar wij richtten ons naar Gods orde, die wij steeds meer in ons herkenden, en staan daarom nu al als een veelvoudig gezegende vrucht vrij op de grote mooie akker van God. De Judeeërs, Mesopotamiërs en de naar het zuiden wonenden, zullen echter nog een hele tijd nodig hebben voor ze beseffen dat zij de meest voor de gek gehouden narren van de tempel te zijn!
Hoofdstuk 203: Het materialisme. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[1] IK zeg: "Lieve dochter van Mijn hart, Ik zeg je: Je hebt geen woord teveel of te weinig gezegd! Daarom geef Ik ook jullie allen de raad om alles wat dit meisje nu gezegd heeft te onthouden, er goed aandacht aan te schenken en ernaar te handelen. Als iemand echter commentaar heeft, laat die dan opstaan en spreken!"
Hoofdstuk 204: Het onkruid blijft als mest achter. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[2] Heus, een vrije ware innerlijke zedelijke reinheid met echte alles opofferende naastenliefde gaat bij mij boven alles; maar die, welke wij bij de kluizenaar hebben gezien, is bij mij geen stater waard. Wie rein is, moet rein in zijn hart zijn voor God, maar de wereld behoeft daar niet zo veel van te weten; want als die hem daarvoor prijst, zal hij van Mij weinig lof te verwachten hebben.
Hoofdstuk 209: Deemoedig door de zonde. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[5] Door het oordeel van de in haar wonende geest voelt zij weldra wat goed en wat slecht is. Daarnaast doet zij door de uitwendige zintuigen ervaring op, door goede en slechte, prettige en pijnlijke, en andere indrukken. Bovendien toont God de ziel, innerlijk door buitengewone openbaringen en uiterlijk door het woord, de weg van Zijn orde.
Hoofdstuk 210: Wat is het lichaam, wat is de ziel. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[5] Dan beginnen de verschillende stadia van de eerst uiterlijke en vervolgens innerlijke ontwikkeling.
Hoofdstuk 216: Het ontwikkelingsproces van een tarwekorrel. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[5] Als Mozes zegt: 'In den beginne schiep God hemel en aarde', dan bedoelt Mozes daar absoluut niet de zichtbare hemel en de zichtbare materiële aarde mee. Daaraan zal hij als echte wijze nooit gedacht hebben, omdat hij altijd alleen maar de volle innerlijke waarheid in zijn verlichte wezen bezat. Maar hij verhulde zijn grote wijsheid door beeldspraak, zoals hij voor het volk zijn te stralende gezicht met een drievoudige afdekking moest verhullen.
Hoofdstuk 219: De schepping van hemel en aarde. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[8] En nu, na die lange voorbereiding, ben Ik Zelf eindelijk gekomen en toon de mensen duidelijk de wegen, die zij moeten gaan door hun eigen innerlijke kracht, die tot op heden al die tijd de best mogelijke vorming voor het pro en contra heeft gehad. Met Mijn aanwezigheid wordt de mens pas de grootste vrijheid van handelen gegeven om zijn leven te voltooien en daarbij krijgt hij een nieuwe wet der liefde, waarin met goddelijke volkomenheid alle andere wetten en alle wijsheid uit God inbegrepen zijn.
Hoofdstuk 230: Gods lessen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
...  17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37 - 38 - 39 - 40 - 41 - 42  ...