Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

13521 resultaten - Pagina 29 van 902

...  17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37 - 38 - 39 - 40 - 41 - 42  ...
[4] Lazarus zei: 'Daarmee ben ik helemaal tevreden, hoewel ik daarbij ook de oprechte wil wel voor de daad wil aanvaarden en dus wil en zal ik ook voor jullie beiden een goede vriend zijn. Overigens moet ik jullie, m'n beste vrienden, eerlijk bekennen dat jullie vloek mij veel meer voordeel dan nadeel heeft opgeleverd; want alle vreemdelingen zijn juist naar mijn herberg toegestroomd, zodra zij bij de tollenaars gehoord hadden dat die door de tempel verboden was. Want de vreemdelingen redeneerden als volgt: 'De herbergiers uit de stad, wie de als beste en goedkoopst bekendstaande herberg op de berg reeds lang een doorn in het oog was, hebben zeker met allerlei offers enerzijds en allerlei leugenachtige verdachtmakingen anderzijds de zeer op offers beluste tempel in de arm genomen en dat bewerkstelligd! Nu gaan we pas echt alleen maar naar de herberg op de berg en geven daar ons geld uit voor de beslist goedkoopste en beste verzorging!'
Hoofdstuk 153: De verzoening van de Farizeeën - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[12] De Farizeeër zei: 'Vriend, je hebt wel gelijk - want er kan maar één waarheid zijn -; maar alleen al het zien van deze grote man Gods moet voor degene die in hem is gaan geloven, immers ook een nog groter vertrouwen opwekken dan wanneer men slechts met zijn dienaren en leerlingen spreekt! Het is bij ons echt geen loze nieuwsgierigheid om hem te zien en te spreken; maar omdat wij dat alles over hem gehoord en nu ook van hem gezien hebben, is er in ons een grote, krachtige liefde voor hem ontwaakt, en dat is de reden waarom wij hem zelf ergens zouden willen zien en spreken. De van God vervulde jonge vriend zal vast heel precies weten waar hij, de geheiligde van God, zich nu bevindt! Mocht hij nu ook ergens in Galilea zijn, dan zouden wij hem onmiddellijk achternagaan, hem opzoeken en om onderricht en raad vragen.'
Hoofdstuk 153: De verzoening van de Farizeeën - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[7] De mens moet dus in de wereld werkzaam zijn en vrijwillig de kwade verlokkingen van de wereld weerstaan. Daardoor wordt zijn ziel sterk en zal de kracht van Gods geest haar doordringen. Maar door als een luiaard door het leven te gaan, komt niemand ooit tot het ware, eeuwige leven, want dat vereist de grootst mogelijke en volledige werkzaamheid op de talloze terreinen en gebieden van het leven.
Hoofdstuk 156: Over het klooster - en kluizenaarsleven. Het doel van verleidingen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[10] Ik zei: 'Laat maar; Mijn dienaar weet wel wat hij nu moet doen! Het zal allemaal heel goed gaan en zo zij het dan ook!'
Hoofdstuk 167: De taak van de zeventig uitgezondenen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[4] Maar de gekozen vorst, die Ikzelf mogelijkerwijs ook zou kunnen zijn, zegt verder: 'Ga heen en predik eerst voor de rechtvaardigen, opdat zij goed worden, dan zullen zij de vrucht van hun werken eten! (vs 10) Wee echter de tragen en goddelozen; want zij zijn altijd slecht, en hun zal vergolden worden naar hun werken en zoals zij het verdiend hebben! (vs 11) Luister, daarom zijn kinderen vorsten van Mijn volk, en zelfs vrouwen heersen over hen. Mijn volk, je (verkeerde) troosters verleiden je (Denk aan Rome!) en verwoesten de weg die je moet gaan!(vs 12)
Hoofdstuk 176: Het ineenstorten van verkeerde geloofssystemen uitgelegd uit Jesaja 3, 6 27 - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[11] Daarom zeg Ik jullie nu nog eenmaal: Waarschuw de mensen vooral voor de geestelijke luiheid; want daarmee beginnen alle kwade dingen waarover de profeet gesproken heeft, en Ik moet ze helaas toelaten! Denk daarover na, dan zullen we er in de herberg nog een woordje over spreken! -En nu gaan we daar ook dadelijk heen; want we zullen in deze nacht nog veel te doen krijgen!'
Hoofdstuk 176: Het ineenstorten van verkeerde geloofssystemen uitgelegd uit Jesaja 3, 6 27 - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[3] Toen Rafaël na een uur klaar was met het beschrijven van de zondvloed van Noach, waarover alle aanwezigen - zoals reeds gezegd - zeer verwonderd waren, zei Ik: 'Luister, het is nu bijna middernacht en tijd om op te breken! Laten we daarom op weg gaan naar de Olijfberg; want nu rusten de ogen van onze vijanden, zodat wij ons ongezien naar de stad kunnen begeven! Laten we echter niet allemaal tegelijk gaan, maar liever wat verspreid en ook moet niemand onderweg iets zeggen; want toen het donker begon te worden heeft de tempel er vanwege Mij spionnen op uitgestuurd, maar ook omdat er twee Farizeeën en twee levieten nog niet zijn teruggekeerd. Maar de spionnen vrezen nu dat hun vannacht iets ergs kan overkomen. Daarom zullen ze niemand aanspreken, ook niet als er iemand in hun buurt komt, maar natuurlijk alleen als hij zwijgt. Als er twee met elkaar praten, zouden ze meteen merken of iemand een jood uit Jeruzalem is of een Griek, Galileeër of Romein. Dan zouden ze op hem afkomen om te vragen waar hij midden in de nacht vandaan komt. Laten we daarom ook deze kleine voorzichtigheid niet uit het oog verliezen!'
Hoofdstuk 181: Terugkeer naar de Olijfberg - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[7] Ik verhief Me en zei: Wie met MIJ mee wil gaan moet opstaan en meegaan!'
Hoofdstuk 181: Terugkeer naar de Olijfberg - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[15] Daarmee wilde Petrus Mijn vraag ontwijken; maar Ik zei: 'Die mensen daar beneden gaan ons nu niets aan! Ik heb hier nu alleen met jullie te maken en zie datje dit verschijnsel niet begrijpt. Daarom moet Ik het aan Mijn Jacobus vragen!'
Hoofdstuk 182: Een merkwaardige zonsopgang - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[11] Nikodemus zegt: 'Begrepen hebben we het wel zo ongeveer; maar bepaald aangenaam klonk deze voorspelling niet en men zou hier toch wel willen vragen: Heer, moet dat allemaal zo gaan totdat eindelijk Uw waarheidslicht eens geheel vrij en ongehinderd over de hele aarde zal mogen schijnen? Wij hebben nu Uw zuiverste woord en licht ontvangen en zullen het ook zo verder verspreiden; de zalige gevolgen daarvan zullen de mensen dan toch wel laten zien dat het door ons gepredikte woord het enig ware en echte is. En ik zie niet in wie het nog zou kunnen wagen om daar met een valse leer tegen op te treden.'
Hoofdstuk 184: De Heer verklaart het verschijnsel van de nevenzonnen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[15] Ik zei: 'Dat kan nog wel een poosje wachten; want de mens leeft niet van brood alleen, maar ook van ieder woord dat uit Gods mond komt. Ik moet werken zolang het dag is; als de nacht komt is er met dit volk niet goed om te gaan en te werken. De Farizeeën zijn nu wel weggegaan om opnieuw te overleggen of Ik misschien niet toch nog op een of andere manier te vangen ben. Daarom zullen ze snel weer terugkomen om het Mij lastig te maken. Maar daar staat een hele groep Sadduceeën, die het ook al op Mij gemunt hebben en zo dadelijk een gesprek met Mij gaan beginnen. Bij die gelegenheid zal het ook niet ontbreken aan de nodige Farizeeën en schriftgeleerden. Daarom blijven we in de tempel, omdat immers ook het volk zich hier ophoudt. Maar als iemand van jullie weg wil g4an om zijn lichaam te verzorgen kan hij dat ook doen; maar Ik heb liever dat jullie hier blijven.'
Hoofdstuk 196: De vraag naar de belastingpenning - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[4] Ik zei: 'Ik hoef toch werkelijk niet aan jullie te vragen, wat Ik verder nog moet doen of zeggen! Toen Johannes het volk onderwees en tot boetedoening maande, zijn jullie ook zo opgetreden om jullie werelds recht te handhaven, maar jullie deden geen boete en je hield ook het volk ervan af door jullie huichelachtige woorden, wat jullie daarnet ook weer deden. Maar daardoor zullen jullie jezelf ook des te meer verdoemenis op de hals halen. Dat zegt Degene tegen je die de macht heeft om je te behouden of je te gronde te laten gaan, afhankelijk van wat jullie met je handelwijze willen bereiken.
Hoofdstuk 200: De Heer hekelt de Farizeeën - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[6] Hierop zei Jozef 'Wel, wel, dat is heel wat, datje nu eens een keer zo veel en zo wijs hebt gesproken, en ik zie ook in dat je helemaal gelijk hebt. Maar toch moet je ook de priesters niet voor het hoofd stoten en van te voren met hen overleggen om te voorkomen dat ze je voor een ketter uitmaken. Als men van te voren met hen overlegt over een werk dat volgens de letter van de wet toch niet in de haak is en een klein offer geeft, dan geeft een wijze priester ook altijd graag toestemming voor een werk, dat niet duidelijk volgens de wet is toegestaan. Ik zal daarom meteen naar onze Oudste gaan en hem deze kwestie voorleggen.'
Hoofdstuk 206: De houding van de Heer als jongeling tegenover de priesters - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[16] Ik zei toen: 'Ook jij moet eens gelijk hebben, maar niet helemaal! Want Ik stel vast dat behalve Jacobus niemand met ons hoeft mee te gaan en wij daarom ook maar voor drie man het hoogst noodzakelijke gereedschap hoeven mee te nemen, en dat alleen maar opdat men weet, dat wij als timmerlieden van huis gaan. Jacobus, maak je daarom klaar voor de reis!'
Hoofdstuk 207: De Heer geeft als jongeling enkele proeven van Zijn almacht - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[13] Sterf je echter als een in Gods ogen ongerechtigd mens, dan zal er wel een zeer lange nacht tussen de dood van je lichaam en je ware opstanding volgen - het is echter niet zo dat je je daar niet bewust van bent, de ziel is er zich wel van bewust -, en dat zal een echte en lang durende dood van de ziel zijn. Want een dood waar de ziel geen weet van heeft, zou ook geen echte dood voor haar zijn; maar de dood waarvan ze zich bewust is in het rijk van de onzuivere geesten, zal een grote pijn en kwelling voor haar zijn. Zie, zo zal het gaan! En nu jullie dat weten, moeten jullie een volgende keer duidelijker en meer volgens de waarheid denken en spreken; en waar jullie niets van weten, daar moet je Mij naar vragen, opdat je door je woorden niet tot allerlei verkeerde denkbeelden vervalt! Onthoud dat allemaal goed!'
Hoofdstuk 209: Onderricht op de top van de berg - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
...  17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37 - 38 - 39 - 40 - 41 - 42  ...