Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

737 resultaten - Pagina 29 van 50

...  17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37 - 38 - 39 - 40 - 41 - 42  ...
[20] Laat Mij Me daarom verblijden aan je hart; want nu ben Ik niet meer alleen in de wijde oneindigheid! Ik heb omwille van een broeder niet voor niets de oneindige ruimte gevuld met talloze wezens van allerlei soort, Ik heb niet voor niets talloze geestenscharen uit Mij in het leven geroepen!
Hoofdstuk 93: Seths zorg voor de spijziging van alle aanwezigen. Abedams woorden over de daadwerkelijke naastenliefde. De belofte van de menswording van de Heer in de stam van Seth - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 2)
[20] Want Mijn gedachten vullen steeds de oneindige ruimte, die eeuwig is vanuit Mij; maar zij komen pas tevoorschijn waar en wanneer Ik hen met Mijn wil omvat en ze dan vasthoud.
Hoofdstuk 94: Seths deemoedige dank. Seth als `broeder' van de Heer - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 2)
[17] Bedenk, hoe in een klein zaadje van een ceder niet alleen de boom verborgen ligt, die je in volle wasdom voor je ziet, maar een oneindig aantal van zulke bomen, - in één hazelnoot zoveel hazelnoten, dat als ze niet weer zouden vergaan, zij in tweeduizend jaar reeds meer ruimte zouden innemen dan de hele aarde zelf!
Hoofdstuk 123: Het wonder van de menswording van de oneindige God. Maria als Pura, wat de geest betreft - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 2)
[10] Waar is het oord, ja waar ergens een punt in de oneindige ruimte, dat onbekend zal blijven voor mijn geest, dat niet waar te nemen zou zijn en niet te begrijpen en te bevatten in al zijn delen?!
Hoofdstuk 129: Het lied over het leven van Kenan, de zanger - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 2)
[4] Deze luidt als volgt: alles wat ziel heet en in de vrije toestand de gehele oneindige ruimte vult en in het rijk van de geesten een ondergrond is die de talloze legers van alle soorten engelen en Meesten bewonen, dat zijn Mijn vrije, nog niet gevestigde gedachten; deze reeds levende gedachten van Mij vervullen echter niet alleen wat Ik zojuist noemde, maar zij zijn tevens de levende vaten of dragers van het leven van alle wezens die van Mij stammen.
Hoofdstuk 135: Over verwekkingen die wel of niet volgens de orde geschieden - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 2)
[10] Want Ik ben van mening: Zoals het eindige, ruimtelijk begrensde nooit de oneindige ruimte geheel zal vullen - ook al zou het zich eeuwigdurend naar alle kanten uitbreiden -, is toch ook het omgekeerde het geval.
Hoofdstuk 138: De Heer komt de mens eeuwig naderbij. De tegenstelling tussen de oneindig-heid van God en de eindige, begrensde gedaante van de Heer in Abedam - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 2)
[11] Want waar en hoe moet de eindeloze ruimte zich beginnen samen te trekken tot een eindig wezen?! Waar moet liet beginnen als het geen grenzen heeft, en hoe - zonder grenzen?!
Hoofdstuk 138: De Heer komt de mens eeuwig naderbij. De tegenstelling tussen de oneindig-heid van God en de eindige, begrensde gedaante van de Heer in Abedam - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 2)
[5] Een vierde merkte op: 'Ik kan mijn gedachten wenden en keren zoals ik naar wil, maar het is voor mij gewoonweg onmogelijk, om het oneindige van (ie ruimte weg te denken -, en dus ook het eeuwige!
Hoofdstuk 139: De twijfel van de piekeraars over het oneindige en eindige wezen van God en Abedams heldere antwoord - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 2)
[6] Want ook al laat ik ergens in de eindeloze verte de ruimte door een eindeloos ver uitgestrekte ringmuur begrenzen, dan dringt mijn geest toch al weer .nel door de scheids of grensmuur heen en ziet niets anders voor zich dan de ruimte die zich almaar verder uitstrekt naar alle kanten in oneindige diepten.
Hoofdstuk 139: De twijfel van de piekeraars over het oneindige en eindige wezen van God en Abedams heldere antwoord - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 2)
[7] Ik volg deze diepten dan weer eindeloos ver en richt me in de eindeloze verre diepten opnieuw een nog eindelozer ringmuur op; houdt de ruimte hier dan soms op? - O, beslist niet!
Hoofdstuk 139: De twijfel van de piekeraars over het oneindige en eindige wezen van God en Abedams heldere antwoord - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 2)
[10] Maar bij die beschouwingen rijst toch vanzelf de volgende vraag: is deze oneindige en eeuwige ruimte het wezen van God, of is de ruimte van Gods wezen vervuld?
Hoofdstuk 139: De twijfel van de piekeraars over het oneindige en eindige wezen van God en Abedams heldere antwoord - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 2)
[14] Maar heeft God een gedaante zoals wij en is Hij daarbij toch van een eeuwige duur en is de buitengewoon sterke macht van Zijn wil werkzaam in de eindeloze ruimte, dan rijst toch ook weer de vraag: heeft Hij met Zijn wil, hoewel die reeds sinds eeuwigheden van Hem uitgaat, tot op heden reeds de volle oneindigheid van de eeuwige ruimte doordrongen?
Hoofdstuk 139: De twijfel van de piekeraars over het oneindige en eindige wezen van God en Abedams heldere antwoord - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 2)
[16] Maar als Gods wezen toch wel een gestalte heeft, dan kunnen we ons weer opnieuw afvragen of in de een of andere verre diepte van de eeuwig oneindige ruimte zich niet een tweede, even machtige Godheid bevindt, wier wezen een gestalte heeft, en misschien ook nog een derde en zo verder tot in het oneindige, welke Godheden ons dan toch zeker niets meer aangaan?'
Hoofdstuk 139: De twijfel van de piekeraars over het oneindige en eindige wezen van God en Abedams heldere antwoord - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 2)
[18] Als dat zo is, - wat voor een strijd staat dergelijke goden eens te wachten, als zij elkaar ontmoeten met de grote macht van hun wil in de weliswaar eindeloze diepten van de oneindige ruimte!'
Hoofdstuk 139: De twijfel van de piekeraars over het oneindige en eindige wezen van God en Abedams heldere antwoord - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 2)
[20] Om een einde te maken aan jullie eindeloos dom gedroom, heb Ik erbarmen met jullie dwaasheid en wil Ik jullie een waar licht geven voor jullie duistere hart, luister dus: Wat jullie de oneindigheid van de ruimte noemen, is de geest van Mijn wil, die sinds eeuwigheden deze eindeloze ruimte heeft geschapen en haar allerwegen heeft gevuld met wezens van allerlei soort. Deze geest heeft echter een centrum dat een wezenlijke gedaantevorm heeft, waarin alle macht van deze oneindige geest verenigd is om werkzaam te zijn en dit machtscentrum van het oneindige goddelijke geesteswezen is de liefde, welke het leven is van deze geest; en deze liefde ben Ik sinds eeuwigheid.
Hoofdstuk 139: De twijfel van de piekeraars over het oneindige en eindige wezen van God en Abedams heldere antwoord - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 2)
...  17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37 - 38 - 39 - 40 - 41 - 42  ...