Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

1957 resultaten - Pagina 29 van 131

...  17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37 - 38 - 39 - 40 - 41 - 42  ...
[1] Toen ook dit geregeld was, kwam OUBRATOUVISHAR naar Mij toe en zei: 'U alleen bent almachtig en meer dan almachtig! Kijk, ik en mijn broeders en zusters hebben nu het heil gezien van alle mensen die rechtschapen van hart en van goede wil zijn, en die zorgen voor de vorming van het hart en het gemoed en niet voortijdig voor die van het verstand, dat eigenlijk slechts een rechterarm van het hart moet zijn. Dit is en blijft de enige, juiste weg van het ware leven en zijn heil, hetgeen wij Moren allen, als mensen die een heldere geest hebben, goed inzien en begrijpen.
Hoofdstuk 11: De meningen van de Nubiërs over wonderen doen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[2] Toen Marcus met Raphaël, die hem het nut van alles wat zich in huls bevond had laten zien, en met de twaalf afgevaardigden bij mijn tafel kwam, zei RAPHAËL heimelijk tegen hem: 'Bespaar je ditmaal de Heer hardop te loven, die dat toch al luid genoeg uitje hart hoort; want het gaat er nu om dat deze twaalf Caesareeërs mogelijkerwijs ook tot de Heer bekeerd worden! Zij hebben eigenlijk helemaal geen geloof, maar zijn pure atheïsten uit de fraaie school van Epicurius, een van de voornaamste grondleggers van het dierbare genootschap van de Essenen.
Hoofdstuk 20: Roclus bezichtigt het wonderbouwsel - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[4] Mathaël, jij kent de sterrenbeelden van de oude Egyptenaren goed, en Regulus in de grote Leeuw is je welbekend! Wat zie je er van? Een schemerig puntje, en toch is hij daar waar hij zich in de ruimte bevindt zo'n grote zonnewereld, dat een bliksem die toch in vier ogenblikken een afstand van 400.000 veldwegen * (* I veldweg = ongeveer 1/4 uur en iets meer. 10 veldwegen = I Duitse mijl. 400.000:10--40.000 d.mijl=beweging van het licht per seconde. Noot van Jakob Lorber. (I d.mijl=7 ,5 km, dus 40.000 mijl=300.000 km; zie "Robert Blum", deel 2, hfdst. 299,8; de uitg.) aflegt, volgens de jou, Mathaël, welbekende oude Arabische cijferindelingen meer dan een triljoen aardse jaren nodig zou hebben om de afstand van zijn noord tot aan zijn zuidpool af te leggen! Zijn eigenlijke naam is Urka of liever Ouriza (de eerste, of het begin van de schepping van aeonenmaal aeonen zonnen en een bijna eindeloos grote, omhulsde scheppingsglobe); zij is de ziel of het centrale zwaartepunt van een hulsglobe, die echter op zichzelf slechts één zenuw vormt van de grote menselijke vorm der geschapen werelden, waarvan deze denkbeeldige, grote mens er zoveel heeft als het zand en het gras van de gehele aarde, -maar toch vormt deze grote menselijke vorm eigenlijk alleen maar één scheppingsperiode van het begin tot aan de geestelijke voltooiing.
Hoofdstuk 254: De grootte van de schepping. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[7] MATHAËL zegt: "O Heer, ja zeker, ja zeker snap ik het; maar terwijl ik het snap, begin ik mij zo'n beetje helemaal te verliezen en op te lossen in het niets! Want Uw eeuwige macht en grootte, de oneindige ruimte en de eeuwige duur der tijden verslinden mij volledig. Het begint al wel heel vaag tot mij door te dringen, en - of ik het goed begrepen heb wat U, o Heer, in zekere zin ingefluisterd heeft, weet ik natuurlijk nauwelijks of eigenlijk helemaal niet nauwelijks uit te spreken zo schemerig begint het mij te dagen, dat U van zulke scheppingsperioden er niet slechts -om ook op Arabische wijze te tellen -zeg maar tientallen of honderdtallen meegemaakt heeft, maar ontelbare! Want als ik in de tijd terug tel en bij het heden begin, zou ik met het tellen beslist nooit klaar komen, en nooit in der eeuwigheid tot de tijd komen, waarvan men zou kunnen zeggen dat het Uw eerste was!
Hoofdstuk 254: De grootte van de schepping. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[9] De geleerden noemen dit zuiver geestelijke gevoel van het voor de geest halen van feiten uit het verre verleden, of feiten die nog in de toekomst plaats moeten vinden, de 'fantasie' van de mens. Maar dat is het niet, omdat men fantasie alleen maar dat kan noemen, wat de ziel zelf uit de voorraad van haar beelden als iets nieuws samenstelt, waardoor zij dan een verder in de vrije natuurwereld niet voorhanden vorm of werk tot stand brengt. Uit dit vermogen, dat alleen maar uit de ziel stamt, zijn alle gereedschappen, alle gebouwen en kleding van de mensen en fabels en allerlei dichtwerken voortgekomen, waarvan de achtergrond heel zelden volle waarheid is, maar meestal slechts pure leugen en eigenlijk helemaal niets voorstelt.
Hoofdstuk 255: De menswording van de Heer in onze scheppingsperiode en op onze aarde. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[2] Maar zo is het niet met de uitstralende levenssfeer van de geest. Die is als de ether die de gehele, eindeloze ruimte in gelijke mate vervult. Zodra de geest dus eenmaal als hij vrij in de ziel doorbreekt en in beweging komt, wordt ook zijn uitstralende levenssfeer op datzelfde ogenblik eindeloos ver geactiveerd, en zijn zien, voelen en werking reikt dan zonder de minste beperking net zo eindeloos ver naar buiten als de ether, die tussen en in de scheppingen de ruimte volledig vult; want deze ether is -onder ons gezegd -eigenlijk geheel identiek met de eeuwige levensgeest in de ziel, welke slechts een verdicht brandpunt is van de algemene levensether die de gehele oneindigheid vervult. En wanneer de levensgeest, uitstralend uit de ziel, met de vrije ether van de ruimte in kontakt komt, verenigt zich zijn voelen, denken en zien ogenblikkelijk met de oneindige, vrije levensether en gaat zonder af te zwakken tot in de eindeloze verten, en wat de grote levensether in de eindeloze ruimte, terwijl het alles omstroomt en doordringt, overal voelt, ziet, denkt, wil en bewerkstelligt, dat voelt, ziet, denkt wil en veroorzaakt dan ook op hetzelfde ogenblik de afzonderlijke geest in de ziel; en dat ziet, voelt, denkt, wil en veroorzaakt dan ook de ziel zolang zij door haar geest doordrongen wordt en de geest in verbinding staat met de hem zeer nauw verwante, oneindige en algemene, vrije levensether in de ruimte.
Hoofdstuk 256: De uitstralende levenssfeer van de ziel en die van de geest. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[4] Ook al zijn dan, door de inwoning in de zielen, delen van de algemene geest van elkaar afgezonderd, toch vormen zij steeds een volmaakte eenheid met de algeest, zodra zij de ziel tengevolge van de hiervoor vereiste wedergeboorte van de geest, geheel doordringen. Hun individualiteit blijft echter volkomen gehandhaafd, omdat zij, doordat zij levensbrandpunten zijn in de ziel met haar menselijke vorm, ook diezelfde vorm bezitten en daardoor met hun ziel, die eigenlijk hun lichaam is, als geesten die alles op dezelfde wijze zien en voelen ook noodzakelijkerwijs dat voelen en uiterst helder waarnemen wat er allemaal strikt persoonlijk in de hun omsluitende zielen aanwezig is. En om diezelfde reden kan dan ook een ziel zodra die door haar geest geheel en al vervuld is, ook alles zien, voelen, horen, denken en willen, omdat zij op die wijze dan volledig één is met haar geest.
Hoofdstuk 256: De uitstralende levenssfeer van de ziel en die van de geest. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[5] De werken van de mensen zijn eigenlijk slechts na-aperij en bestaan slechts uit grove, uiterlijke voortbrengselen, die iedere eigenlijke, innerlijke, reële waarde missen. De mens kan weliswaar uit alle mogelijke kneedbare stoffen een soort bijenwascellen namaken, ja hij kan ze ook natekenen en naschilderen, -maar wat een plompheid spreekt daaruit, nog afgezien van de stof waaruit de bij haar cellen bouwt! Het schijnt trouwens dat de natuur zich met de mensen als het ware een scherts veroorloofd heeft! Hij is kennelijk in het bezit van een veelomvattende intelligentie en ook beseft hij wat ware volmaaktheid is; maar ook al doet hij zijn uiterste best, hij bereikt deze toch nooit of te nimmer!
Hoofdstuk 22: Roclus bewijst zijn atheïsme - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[11] En zo heb jij, jonge tovenaar, dit dan ook tot stand gebracht, wat ons, doordat het plotseling opdook, eigenlijk hierheen heeft gelokt! Dit is een toverstuk dat alles weg heeft van hetgeen ik en mijn elf metgezellen in Thebe gezien hebben; voor het geheim, hoe men dit tevoorschijn kan brengen, zou ik veel goud betalen, maar ik weet dat jij het evenmin verkoopt als die magiër in Thebe. Want jij bent nog jong en zult hiermee nog veel geld en andere schatten verdienen.
Hoofdstuk 44: Roclus vertelt over de toverkunst van een Indische magiër - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[1] RAPHAËL zegt: 'Je bent toch wel een merkwaardig iemand! Jouw vele ervaringen hebben je dermate in verwarring gebracht, dat je nu helemaal met meer in staat bent om het valse van het eigenlijk ware te onderscheiden! Als je aan de magiër, die in Thebe was, alleen maar gevraagd zou hebben of hij voor jou zonder dat kamertje met dat raam een landschap met een meer tevoorschijn wilde toveren, dan zou hij dat voor een wereld vol goud nog niet voor je gedaan hebben, omdat zoiets hem totaalonmogelijk zou zijn geweest; maar in dat bewuste kamertje had hij door dat bepaalde raam nog een aantal landschappen voor je tevoorschijn kunnen toveren!
Hoofdstuk 45: Raphaël verklaart de toverwerken van de Indisch~ magiër - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[3] En omdat ik nu toch eenmaal zonder schipbreuk te lijden .dit weliswaar kleine, maar toch zeer netelige punt heb aangeroerd, moet Ik nu wel uit naam van mijn elf metgezellen eerlijk bekennen dat mijn hele eerdere, dwaze eis eigenlijk alleen maar een uitvlucht was om daardoor achter dit geheim te komen, en te weten te komen hoe zoiets mogelijk was! Want langs natuurlijke weg kon dat allemaal onmogelijk ontstaan! En.dus vertel ik u nu pas de waarheid dat de nieuwsgierigheid ons tegen wil en dank hierheen heeft gevoerd! Toen wij dat alles bliksemsnel zagen ontstaan, dachten wij allen eenstemmig: Daar moet of een god of een Indische, grote magiër aanwezig zijn, omdat zoiets met natuurlijke mensenkracht onmogelijk is uit te voeren! Wij besloten dan ook snel onder een of ander voorwendsel hierheen te gaan om achter het wonder en de meester van dat wonder te komen.
Hoofdstuk 19: De eigenlijke bedoeling van Roclus en zijn metgezellen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[9] Maar waar vinden wij zulke geordende werken, dat wij daaruit ook maar met enige waarschijnlijkheid een allerhoogst, meest wijs en tevens almachtig, goddelijk wezen af zouden kunnen leiden? Maar al te bekend is de leerstelling van alle theïsten en theosofen* (* god gelovigen en godgeleerden): 'Zie naar de aarde, haar bergen, velden, zeeën en rivieren en naar alle ontelbare creaturen die haar bewonen! Alles wijst op het bestaan van hogere goddelijke wezens!' -, of, zoals bij de blinde joden, op slechts één god, wat eigenlijk wel iets verstandiger is, en ook gemakkelijker, dan het hebben van zoveel onzichtbare heren, waar men met de een blijkbaar ruzie moet krijgen als men de ander huldigt en offers brengt. Ik zou wel eens willen weten wie er tegelijkertijd met Juno en Venus overweg zou kunnen, of met Mars en Janus, of met Apollo en Pluto!
Hoofdstuk 22: Roclus bewijst zijn atheïsme - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[4] Nu is mijn vraag, hoeveel blindheid en domheid er voor nodig is om dat te kunnen geloven! Waar is daar de god, en niet de mens die dat allemaal in elkaar heeft gezet als illusie voor zijn medemensen, die hij alle kennis op leven en dood onthoudt opdat zij voortdurend zo dom en blind mogelijk zullen blijven en met bebloede handen dag en nacht zullen werken, zodat de arbeidsschuwe plaatsvervangers van god zich goed kunnen vetmesten op kosten van de arme, domme saters. Wat interesseert zo'n mensgoddelijke hoogheid ook het leven van miljoenen? Om zich niet alle furiën op de hals te halen, moeten die ieder ogenblik bereid zijn hun leven ergens op het spel te zetten om hun onverdelgbare kwelgeest die op gods plaats zit, wat eigenlijk hun grootste kwaad is, te onderhouden!
Hoofdstuk 27: Het kunstmatige Allerheiligste in de tempel te Jeruzalem. Indische gruwel van boetedoening - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[7] Want zoals een vals en blind geloof, dat eigenlijk een bijgeloof is, maar al te gauw als zodanig te herkennen is aan allerlei leugens, bedrieglijke daden en een steeds toenemende liefdeloosheid, zo is ook een waar, levend geloof als zodanig te herkennen aan de volle waarheid in alle dingen, zonder enige terughoudendheid, en door een voortdurende toename van de liefde onder de mensen en tot God, en vanuit deze waarheid en liefde in dé goddelijke kracht en macht, die God in het hart heeft gelegd van leder mens die de waarheid ziet.
Hoofdstuk 47: De vruchten van de nacht en de vruchten van het geestelijke - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[1] ROCLUS zegt: 'Ik zou het zeker zonder tegenspraak moeten dulden; want waarheid blijft waarheid, of deze mij nu schade of voordeel oplevert! Ik weet nu echter wat je mij hiermee eigenlijk wilt zeggen en dat zal zeker wel zijn, dat ook onze orde iets slechts is en dat deze tenslotte zijn ondergang tegemoet zal gaan op het moment, dat Gods zuivere licht uit de hemelen het hart van de mensen verlicht zal hebben. Vriend, dat is weliswaar een waarheid waar niets tegen in te brengen valt -want wanneer alle mensen of in ieder geval het grootste deel daarvan in al onze geheimen worden ingewijd, dan is er inderdaad voor altijd een eind gekomen aan ons werk -; maar men zal in ieder geval nooit van ons kunnen zeggen, dat wij al deze dingen met ook maar een greintje zelfzuchtige, kwade wil hebben gedaan, omdat het ons in deze hoogst droeve tijd alleen maar in alle opzichten te doen was om het aardse welzijn van de mensen, en ons klooster in feite niets anders is dan een instelling op basis van liefde en vriendschap. Wij hebben daarvoor dan ook niet één slecht middel gekozen!
Hoofdstuk 48: Roclus verdedigt het Essenendom en de schijnwonderen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
...  17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37 - 38 - 39 - 40 - 41 - 42  ...