Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

3216 resultaten - Pagina 29 van 215

...  17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37 - 38 - 39 - 40 - 41 - 42  ...
[6] De HOOFDMAN zegt: "Blinde ezel uit de hel! Wat Hij eeuwig was, is Hij nog en Hij zal het eeuwig blijven, en Hij alleen zal mij en jou oordelen, en dat doe jij eeuwig niet, oude, slechte, blinde en oerdomme ezel uit de hel! Als je toch zo'n reusachtig machtig wezen bent, waarom word je dan zo gemakkelijk alleen al door de naam van de heilige Nazareeër neergehaald, alsof je nooit gestaan had? Kijk eens hoe mooi het hier is en hoe goed wij het allen hebben! Jij zou het toch net zo goed kunnen hebben als wij, als je niet zo'n aartsdom beest uit de hel was! Keer om en erken in je hart, als je dat nog hebt, dat Jezus de Heer van hemel en aarde is, dan zul je zeker met ons gelijk gesteld worden!"
Hoofdstuk 152: De hoofdman daagt de satan uit.(19.3.1853) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[14] Neem echter allemaal een voorbeeld aan Mij, want Ik ben met Mijn gehele hart zachtmoedig en heb met iedereen alle geduld! Schijnt de zon niet net eender over goeden en kwaden, over rechtvaardigen en onrechtvaardigen en valt de vruchtbare regen niet net zo goed op het veld van de zondaar als op het veld van de rechtvaardige? Wees daarom in alles volmaakt, zoals de Vader in de hemel volmaakt is, en je zult in overvloed genade en zegen uit de hemel ontvangen! -Begrijpen jullie dat wel?"
Hoofdstuk 159: Het hemelrijk moet bevochten worden. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[2] Ik heb mijzelf, toen ik in Jeruzalem gestationeerd was, met eigen ogen en oren ervan overtuigd hoe zij bij een mens, die slechts een paar groschen in zijn zak had, de hemel en de hel aanriepen om zijn geld aan God te offeren! De goede, maar natuurlijk zwakke mens stond werkelijk een groschen af en verontschuldigde zich ervoor dat hij het tweede groschen niet kon geven, omdat de reis naar huis nog ver was en hij zonder dat ene groschen onderweg zou moeten verhongeren! Maar dat hielp niets! De Farizeeën overtuigden hem ervan dat het voor zijn ziel in de hoogste graad zegenrijk zou zijn om uit liefde en eerbied voor God en Zijn tempel op de terugweg te verhongeren! Als hij echter het geld behield, dan zou zijn ziel in der eeuwigheid nooit tot de zeer geroemde aanschouwing van God komen en het zou haar lot zijn om eeuwig in de vlammen van de toorn van God te branden! Deze mens werd toen bleek, begon te trillen, greep met bevende hand naar zijn laatste groschen en offerde dat ook. Toen mompelden die kerels zoiets als een gebed voor de arme duivel en gelasten hem vervolgens om weg te gaan.
Hoofdstuk 163: Julius vertelt. In Genezareth - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[5] Kijk, in Mij is alle macht en gezag over hemel en aarde. Ik zou ze allen met één gedachte kunnen vernietigen, en toch verdraag ik hen met groot geduld tot het juiste moment, wanneer hun maat vol is.
Hoofdstuk 164: Over het volgen van Jezus. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[6] Ook Mij maken de mensen toornig en Mijn hart maken ze door hun onverbeterlijkheid treurig; maar toch verdraag Ik hen en kastijd hen steeds in liefde, opdat ze zich zullen verbeteren en in zouden mogen gaan in het rijk van het eeuwige leven, waarvoor zij geschapen zijn. Als je dus een goed rechter wilt zijn, dan moet je Mij in alles navolgen!
Hoofdstuk 164: Over het volgen van Jezus. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[7] Deze bezetenheid heeft voor de bezetenen ook beslist goede kanten, want zo'n ziel, wiens lichaam door de een of andere duivel in bezit genomen wordt, wordt door de kwellingen van zijn lichaam duidelijk gezuiverd, en wordt behoed voor een kwade binding met haar lichaam. Dan komt op het juiste moment de hulp van boven, en een wereldziel is dan helemaal voor de hemel gewonnen. -Zeg eens of je nu iets van de gang van zaken begrepen hebt!"
Hoofdstuk 169: Over de bezetenheid. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[11] IK zeg: " Ja, zo is het, daarom moeten jullie bij alle nog zo weerzinwekkende verschijnselen op deze aarde niet de moed verliezen, want de Vader in de hemel weet ervan en weet het best waarom Hij ze toelaat!
Hoofdstuk 169: Over de bezetenheid. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[12] Zo zijn de meeste ziekten, die de mensen moeten doorstaan, niets dan hinderpalen om te voorkomen dat de ziel één zou worden met het lichaam, dat, zelfs bij de kinderen van het licht, afkomstig is uit de verbannen satan. Het enige verschil voor de kinderen van het licht is, dat, als hun ziel aan het lichamelijke wil gaan hangen, hun lijden door de hemel veroorzaakt wordt. Ook het lijden van de kinderen van de wereld wordt voor dit doel door de hemelen bevolen en toegelaten, maar van oorsprong zijn het hellepijnen. Het lichaam van het wereldkind moet die als een volledig deel van de hel mee lijden, als de hel een stekende pijn voelt wanneer de geweldige invloed van de hemel een deel van haar leven grondig wegrukt! - Begrijp je deze uitleg nu ook?"
Hoofdstuk 169: Over de bezetenheid. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[1] Toen JUDAS Iskariot dat hoorde, hief hij zijn handen ten hemel en zei: "Nee, nou wordt het me op 't laatst toch teveel! Daar komen meteen weer geen honderden, maar duizenden mensen, en dat zijn natuurlijk meer zieken dan gezonden! Vaarwel, stille rust van deze berg! Dat zal wel weer een gewoel en een gedrang worden, en van rust zal geen sprake meer kunnen zijn!" ,
Hoofdstuk 171: Het wonder van de genezing op de berg. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[23] IK zeg: "Kijk, vriend, Ik zal je iets zeggen en dan kun je je daarmee zelf een oordeel vormen! Als je 's morgens vroeg ziet dat het in het oosten lichter wordt en dat de hemel steeds roder wordt, dan zeg je: 'De zon zal weldra opgaan!' Hoewel het in het oosten ook lichter wordt als de maan in het oosten opgaat, volgt er op dat matte licht geen morgenrood, en als de maan dan opkomt en de aarde mat beschijnt met haar halve licht, opent geen bloempje de tere kelk om de koude, matte en geen leven gevende stralen op te zuigen!
Hoofdstuk 175: Valse en ware profeten. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[16] En IK zei tegen Petrus: "Zalig ben je, Simon, zoon van Jona. Je vlees en bloed heeft je dit niet geopenbaard, maar Mijn Vader die in de hemel is! (Matth. 16:17)
Hoofdstuk 176: Het getuigenis van de leerlingen over Christus. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[17] Daar voeg Ik nu aan toe: Jij bent Petrus, een rots. Op deze rots wil Ik Mijn gemeente bouwen, en de poorten der hel zullen haar niet overweldigen! (Matth. 16:18) En Ik zal je de sleutel van het hemelrijk geven! Alles wat jij op aarde zult binden, zal ook in de hemel gebonden zijn, en wat je op aarde zult ontbinden, zal ook in de hemel ontbonden zijn!" (Matth. 16:19)
Hoofdstuk 176: Het getuigenis van de leerlingen over Christus. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[1] Onder hen was ook een groep Grieken, die zich zeer over de leer verbaasden en EEN van hen zei: "Ja, deze leer stamt uit de natuur. Een mens, die voor millioenen mensen wetten moet uitvaardigen, zou concrete of willekeurige wetten uitgedacht hebben. Hij zou zelf het meest profijt willen hebben van het opvolgen van zijn wetten. Maar deze leer bevat wetten die in de eerste plaats basisvoorwaarden zijn voor het leven der mensen, en zodoende ook zeer geschikt zijn om het onder de beste, zuiverste en aangenaamste omstandigheden eeuwig te behouden. Er blijkt nergens iets van eigenbelang en nog minder van de een of andere heerszucht, maar er is voor iedere enkeling persoonlijk gezorgd en dus ook voor een gemeenschap van talloze mensen! Waarlijk, door deze leer zou, als zij erkend en dan algemeen opgevolgd werd, de aarde zelf al een hemel worden!
Hoofdstuk 172: Het leven kan slechts door strijd behouden blijven. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[5] Toen Ik echter in hun harten keek, vond Ik slechts kwaad. leder woord dat zij spraken was een doortrapte leugen, en IK zei daarom tegen de sluwe vragers en uitdagers: 's Avonds zeggen jullie: 'Oh, het zal morgen mooi weer worden, want de hemel is rood!' (Matth.16:2) En 's morgens zeggen jullie: 'Oh, het zal vandaag slecht weer worden, want de lucht is rood en betrokken!' O grote huichelaars! Als jullie de tekenen aan de hemel kunnen beoordelen, waarom dan ook niet de grote tekenen van deze tijd binnen de sfeer van het geestelijke leven van de mensen? (Matth. 16:3) Als jullie nu van anderen, zoals je toegeeft, zulke buitengewone dingen hebben gehoord, en zeggen dat je de schrift begrijpt, moet het jullie dan niet opvallen dat door Mij alles gedaan wordt waarover de profeten geprofeteerd hebben?! Jullie trekken wel een gezicht zo zoet als melk en honingzeem, maar jullie hart is vol gal, vol haat, vol hoererij en vol overspel!"
Hoofdstuk 174: Het zuurdeeg der Sadduceeën. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[1] De man van de hut, die Marcus heette, wist ons veel te vertellen over de Farizeeën en de zogenaamde schriftgeleerden. Daarbij vertelde hij ook over de heimelijke wreedheden van de tempeldienaars en hoe zij direct iemands doodsvijanden werden als ze bij hen ook maar enige geestelijke en tevens profetische aanleg vermoedden! Veel van zulke spirituele mensen zouden heel in 't geheim vermoord zijn! Ze werden heel vriendelijk uitgenodigd, kregen het ene blijk van eer na het andere en men drukte hen de handen van pure vriendschap. Maar als ze eenmaal in de achterste vertrekken van de tempel waren aangekomen, waar de voornaamste Farizeeën woonden, dan waren ze voor deze wereld verloren, want daaruit kwam er geen een meer in het daglicht! Het was, zo ging Marcus verder, onbegrijpelijk hoe God zulke wreedheden zó lang aan kon zien. In Sodom en Gomorra was het er wel slecht aan toegegaan, maar vergeleken bij Jeruzalem was dat van Sodom en Gomorra nauwelijks een regendruppel ten opzichte van de zee. En toch heeft God ondanks de vele voorbeden van Abraham de steden en alle andere daarbij behorende plaatsen toen door vuur van de hemel laten ondergaan! Maar nu bij deze opeenhoping van alle mogelijke wreedheden, die naar men zegt dag in dag uit in Jeruzalem begaan worden, doet God de Heer alsof Hij er niets van af weet en Zich ook om de gehele mensheid niet meer bekommert! Wat zou daar toch de reden van kunnen zijn?!
Hoofdstuk 177: Marcus, de eigenaar van de hut. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
...  17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37 - 38 - 39 - 40 - 41 - 42  ...