Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

1361 resultaten - Pagina 29 van 91

...  17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37 - 38 - 39 - 40 - 41 - 42  ...
[8] Wel, wat zijn deze myriadenmaal myriaden lichtwormpjes en deze ontelbare vormen en gestaltes van alle mogelijke aard en soort, die zich steeds maar opnieuw ontwikkelen? En als ik er naar grijp en zo'n vorm of gestalte wil vasthouden, dan heb ik helemaal niets in mijn hand! Ah, dat is toch wel een echte levensfopperij!'
Hoofdstuk 76: De bevrijding van het materiële - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[12] Agricola zei: 'Dat zou toch wel een beetje moeilijk zijn, want ook al kan een geest alle materie doordringen en oplossen, dan kan toch de materie de materie niet doordringen. Mijn schild bevindt zich in een stenen kast, die met een metalen deksel goed is afgesloten. Hij zou de kast helemaal moeten vernielen om het schild eruit te krijgen. En als hij dan met het schild oneindig snel door de lucht zou gaan, zou het schild immers in de lucht vernietigd worden!'
Hoofdstuk 77: Het proces van de innerlijke verandering in de mens - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[13] Ik zei: 'Jij oordeelt zoals je de dingen begrijpt, maar de zuivere geesten begrijpen dat allemaal heel anders. Kijk, de engel hoefde niet eens van hier naar Rome te gaan. Zijn wil en zijn alles doordringende kennis zijn voldoende. Hij lost in Rome je schild volledig op, zoals hij eerder de steen heeft opgelost, en voegt het hier door zijn wil - net als de steen die je nog in je hand hebt - ogenblikkelijk weer samen tot zijn materie en zijn vorm. En kijk, zo is dan voor een zuivere geest zeker niets meer onmogelijk! Als je dat nu inziet, denk er dan over na, dan zal het in je ziel wel lichter worden!
Hoofdstuk 77: Het proces van de innerlijke verandering in de mens - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[4] Wel komt Mij van eeuwigheid het recht toe het hele menselijk geslacht wat het lichaam betreft te doden, en Ik ben zodoende altijd scherprechter van alle stoffelijke schepselen in de hele eeuwige oneindigheid; maar wat Ik naar de materie dood, maak Ik geestelijk weer voor eeuwig levend.
Hoofdstuk 94: Over de doodsstraf - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[12] Rafaël zei: 'We gaan weer opgewekt terug; want iemand die zo graag en gewillig als jij de wil van de Heer doet, hoeft dat voor de Heer niet met daden te bewijzen. Want een volkomen aan de Heer toegewijde wil is voor de Heer al de daad zelf; dan volbrengt de Heer Zelf de daad, zoals je hier ziet. O, als de mensen dat maar goed inzagen en daar volgens hun hart naar handelden, wat een gemakkelijk en onbezorgd leven zouden zij dan al op aarde hebben, en welke gelukzaligheden zouden zij dan al op aarde genieten! Maar nu zijn ze blind en verdwalen in de dode materie en stikken daarin. Vaak werken zij zich voor hun brood bloedig in het zweet, terwijl zij het zonder lichamelijke inspanning van de Heer konden krijgen, en dan nog zuiverder en beter dan dat waar zij zelf voor kunne~ zorgen.
Hoofdstuk 91: Voorziening in levensbehoeften door overgave aan de wil van de Heer. De materiële en de geestelijke zondvloed. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[1] Deze woorden hadden alle aanwezigen opnieuw in een verheven stemming gebracht, en heimelijk zei Petrus tegen Mij: 'Heer, zie toch eens, hoe deze mensen naar U verlangen! Waarom geeft U Zich nog steeds niet aan hen te kennen!'
Hoofdstuk 109: Alles op zijn tijd. De Heer en de lichamelijke orde - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[8] Bij deze bekwaamheden kreeg het ook een duidelijke en goed begrijpelijke openbaring uit Gods mond, die hun vrij en openlijk liet zien wat ze moesten doen om het doel dat hun door God gesteld werd, langs de kortste en gemakkelijkst begaanbare weg te bereiken. Maar daarnaast liet God ook weten dat ze helemaal vrij waren en ook konden handelen in strijd met de wil die God hun had verkondigd, door zich te laten leiden door het vlees en wereldse materie; maar dan zouden ze daardoor zelfeen gericht en daarmee ook hun dood veroorzaken.
Hoofdstuk 121: De leiding van de mensheid. Kennis, verstand en vrije wil - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[18] Is het dan soms de schuld van God als zulke mensen om de hierboven genoemde redenen in de grootste en meest goddeloze zieleblindheid terechtkomen en daar dan duizenden jaren in blijven? Als God een vermanend gericht over zulke mensen toelaat, is dat beslist vaderlijk goed en wijs; want alleen grote lichamelijke nood is in staat de ziel af te wenden van de materie en naar het geestelijke toe te keren. -Begrijp je dat?'
Hoofdstuk 121: De leiding van de mensheid. Kennis, verstand en vrije wil - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[17] Er is geen volk op de hele aarde dat zichzelf niet heel goed zou kunnen helpen, als het maar wilde. Maar waar is de wil? Ja, voor het kwade en slechte heeft een volk meer dan genoeg wil; maar voor het puur geestelijk goede en ware ontbreekt het aan goede wil, omdat dat niet tegemoet komt aan de zinnelijkheid van het vlees, en de ziel van iemand die die goede wil niet heeft, gaat net als de ziel van een heel volk in het gericht en in de dood van de materie over, en kan en wil dan niets meer horen, in zich opnemen en begrijpen van datgene wat van de geest is, van zijn licht en zijn leven. En als men zulke in hun vlees gevangen zielen uit hun slaap wil wakker schudden, worden zij dol en grimmig wild, vallen over degenen die hen willen wekken heen als wolven over lammeren, en wurgen en verscheuren ze meedogenloos zonder enige erbarming.
Hoofdstuk 121: De leiding van de mensheid. Kennis, verstand en vrije wil - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[7] Ik was hem echter voor en zei: 'Ik weet wel wat jullie bezwaart en wat je zou willen weten! Dat zouden jullie nu nog niet begrijpen, omdat je ziel nog niet vrij genoeg is van de materie van je lichaam; als zij echter meer één wordt met de geest van Mijn liefde in je, zal je eigen geest je wel de plaats aangeven van dat rijk, waarin je ziel dan eeuwig in haar hoogste vrijheid zal leven, en als heer en meester kan handelen. Maar je lichaam kan dat nu nog niet begrijpen.
Hoofdstuk 128: De plaats van de hemelen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[7] Ja, de weg naar de levensvervolmaking is voor iedereen dezelfde. Hij lijkt volledig op het uitstromen van het licht uit de zon en het neervallen van de regen uit een wolk. Maar zie dan eens naar de eindeloos verschillende uitwerkingen van hetzelfde zonnelicht en dezelfde regen zowel in het rijk van de mineralen als ook in dat van de planten en dieren! Als je nu reeds bij de wezens in de materie een eindeloze verscheidenheid kunt opmerken, dan vind je in het volmaakte rijk van de zaligs te engelen nog een des te grotere verscheidenheid. En dat heeft Gods hoogste wijsheid en liefde zo ingesteld opdat de zaligheid van de geesten des te groter zal zijn.
Hoofdstuk 152: Verscheidenheid van gaven van de geest - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[1] (De man uit Opper-Egypte): "s Nachts kwam mijn vader opnieuw bij mij en zei dat ik goed gehandeld had, maar maakte mij tegelijkertijd met de wil van God bekend, en raadde mij dringend aan, die strikt op te volgen en tot mijn wil te maken; daardoor zou ik dan volledig zeggenschap hebben over de natuur en haar elementen, zoals ook de eerste mensen dat hadden, toen de aarde nog veel gevaarlijker was.
Hoofdstuk 161: De innerlijke openbaring van de man uit Opper-Egypte - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[11] Elia zei: 'Wat de Heer jullie vergeven heeft, zal jullie ook door ons vergeven worden! Maar pas er wel voor op dat jullie niet opnieuw door een nieuwe verzoeking verblind worden; want uit een nieuwe afgrond zouden jullie moeilijk ooit weer naar het licht kunnen komen!'
Hoofdstuk 163: Mozes en Elia vermanen de pasbekeerde Farizeeën - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[8] Omdat jullie echter ook gevraagd hebben waar Mijn hemelen zich bevinden, zeg Ik jullie: Mijn hemelen bevinden zich overal waar vrome, zuivere en goede mensen en geesten zijn. Deze hele zichtbare ruimte, die nergens eindigt, is de hemel zonder eind of begin, maar alleen voor goede mensen en geesten. Waar echter boze mensen en geesten huizen, daar is die ruimte geen hemel, maar een hel, die het gericht is en de eeuwige dood, die zich in deze wereld vertoont als materie, welke op zichzelf ook een gericht is en dus dood is.
Hoofdstuk 169: De vermanende woorden van de Heer aan de noordse jeugd Over de engelen. Hemel en hel Het wezen van het innerlijke geestesoog - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[9] Wie derhalve alleen aast op de schatten van de wereld, die zuiver materie, gericht, hel en dood is, gaat daardoor ook met zijn ziel in de dood. Alle boze geesten houden zich dan ook merendeels op in de materie van deze aarde; de goede en reine geesten bewonen steeds de zuivere lichtruimten van de vrije etherruimte.
Hoofdstuk 169: De vermanende woorden van de Heer aan de noordse jeugd Over de engelen. Hemel en hel Het wezen van het innerlijke geestesoog - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
...  17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37 - 38 - 39 - 40 - 41 - 42  ...