Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

1529 resultaten - Pagina 29 van 102

...  17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37 - 38 - 39 - 40 - 41 - 42  ...
[16] De leider zei, terwijl hij nog at en zo nu en dan ook dronk: 'In mijn ziel heb ik vaak dit brood en deze drank geproefd, maar over mijn lichamelijke tong is deze lichaamskost nog nooit gekomen! Hierin zijn werkelijk alle levensstoffen zeer geconcentreerd aanwezig en zij versterken niet alleen het lichaam, maar ook de ziel!
Hoofdstuk 138: De aankomst van de zeven Opper-Egyptenaren De van diep inzicht getuigende woorden van de Egyptenaar tot de Heer. Over de juiste voeding - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[3] Daaruit hebben wij nu ook beiden de conclusie getrokken dat U, ondanks Uw nu geheel menselijke vorm en gedaante, in Uw innerlijke geest onweerlegbaar van eeuwigheid de ware God en Schepper moet zijn van alle wezens. Want als U niet Zelf in Uw geest van eeuwigheid, dus volledig zonder begin, bestaan zou hebben, dan zou er een ander geweest moeten zijn waaruit U dan Zelf voortgekomen was, en dan zouden er een oereeuwige -en een in de tijd ontstane God zijn, wat ons echter niet mogelijk lijkt, omdat het oerbestaan van de ware God ook alleen de voorwaarde voor een oer en alkracht en -macht is, die in U onloochenbaar aanwezig is, hetgeen wij reeds uit betrouwbare bron over U te weten zijn gekomen. En omdat het zo met deze wonderlijke zaak staat en ook deze volmaakte mensen haar meteen ook met alle scherpte van hun geest onderkend hebben, zijn wij beiden dan ook snel naar U toegekomen, om U als de eeuwige Heer, God, Schepper en Vader van de zonnen en geestenwereld te begroeten en een oprechte ware belijdenis voor U en alle aanwezigen af te leggen, dat wij volkomen geloven wat wij nu openlijk over U gezegd hebben. Heer vergeef ons, als wij nu misschien toch een of andere fout begaan mochten hebben!'
Hoofdstuk 139: De beide Romeinen herkennen de Heer De Heer waarschuwt Hem niet voortijdig kenbaar te maken - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[3] De leider van de Egyptenaren schepte veel behagen in Rafaël. Hij bekeek hem van top tot teen en zei toen tegen Mij: 'Heer en Meester van eeuwigheid! Toen deze dienaar van U vierduizend aardse jaren geleden nog lichamelijk op aarde leefde, was zijn gestalte niet zo onbegrijpelijk mooi als nu in zijn zuiver geestelijke toestand. Als ook ik eens waardig word bevonden in Uw rijk te komen, zal ik dan ook een edeler gedaante krijgen? Ik moet toegeven dat mijn verschijning vergeleken bij die van deze dienaar welonnoemelijk lelijk is; voor ons klimaat is zij weliswaar geschikt, maar mooi en edel is zij niet. Ik weet ook dat het in deze wereld niet gaat om het uiterlijk, maar alleen om de volmaaktheid van de ziel; maar in Uw rijk moet toch ook de gedaante en de uiterlijke vorm erg belangrijk zijn, anders zouden de zuivere geesten niet in zulke edele en mooie vormen te zien zijn! Op deze wereld heeft de kleur van de huid en de uiterlijke gedaante van een mens voor zijn innerlijke waarde weliswaar geen betekenis; maar in Uw hemelrijk zal deze heel veel te betekenen hebben. Dat zou ik nu ook graag willen weten. Ik heb er wel enigszins een vermoeden van, maar in dit opzicht heb ik toch nog geen duidelijkheid.
Hoofdstuk 142: Vorm en geest van de schepselen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[9] Zulke verschillen kun je ook al in het dierenrijk en zelfs in het plantenrijk vinden. Natuurlijk treden al deze gedaante en vormverschillen pas in het geestenrijk op de duidelijkste wijze aan het licht, terwijl zij in de lichamelijke wereld alleen vaag aanwezig zijn. Wanneer jullie dat in jezelf bij gelegenheid eens goed wilt onderzoeken, dan zullen jullie gemakkelijk al het verdere vanzelf vinden. Jullie zijn wijze mensen, die heel vertrouwd zijn met de krachten van de natuurwereld en haar elementen en jullie zouden ook in de sfeer van de innerlijke ziele intelligentie de oorzaken en gevolgen gemakkelijk kunnen vinden, als jullie je daar mee bezig zouden houden. Maar ieder mens zal dat, en eindeloos veel andere dingen, pas inzien, als de geest uit Mij in zijn ziel volledig is wedergeboren zal zijn.
Hoofdstuk 142: Vorm en geest van de schepselen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[11] Pas na een poosje zeiden zij tegen de man uit Opper-Egypte (de Farizeeën): 'Beste man, we wilden je alleen maar vragen of je zo vriendelijk zou willen zijn hier ook voor ons een teken te doen, waaruit de macht van je geloof en je wil blijkt. Want omdat wij van geloofwaardige getuigen al zulke wonderbaarlijke dingen over jou gehoord hebben en je zelf nu hier aanwezig bent, zouden we ons ook daadwerkelijk willen overtuigen van je innerlijke kracht. Verricht daarom een teken voor ons!'
Hoofdstuk 144: Farizeeën bezoeken Nicodémus - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[13] Toen probeerden de vier mannen hun voeten van de grond te krijgen en hun handen te bewegen, wat echter onmogelijk was. Daarom smeekten zij de Egyptenaar om hen uit deze benarde toestand te bevrijden; want zij waren van plan hun instelling te veranderen.
Hoofdstuk 145: De man uit Opper-Egypte onthult de gedachten van de Farizeeën - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[14] Rafaël zei: 'Dat zeker, omdat jullie niet één zijn met de alles vervullende, alles doordringende en overal werkende geest uit God! Deze geest rust weliswaar in het binnenste centrum van jullie ziel, maar hij is daar nog helemaal geïsoleerd van de algemene geest, omdat hij door jullie te geringe liefde tot God ook een veel te geringe voeding krijgt. Daardoor kan de geest zich niet in de ziel uitbreiden en haar doordringen en zich zo door jullie hele wezen uitbreiden, dat wil zeggen niet ruimtelijk, maar in de sfeer van de wil, die in hem evengoed aanwezig is als in God Zelf, door Wie hij als een onverwoestbaar levensvonkje in het hart van de ziel werd gelegd.
Hoofdstuk 150: Het innerlijke wezen val1 de mens - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[3] Oordeel nu zelf of je door die denk en handelwijze ooit de toestand van het ware volmaakte leven van een mens kunt bereiken! Spreek nu en geef me een goed antwoord!'
Hoofdstuk 151: De goddelijke leiding van de mensen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[16] Rafaël zei: 'Op precies dezelfde manier als ik jullie al eerder heel duidelijk en goed heb laten zien! Want mijn gedachte, verenigd met mijn wil, die weer helemaal Gods wil is, is gelijk te stellen met mijzelf; ik kan daardoor overal werkend aanwezig zijn. Wie dat kan, is god gelijkend volmaakt in zijn innerlijke leven.
Hoofdstuk 164: Een snelheidswonder van Raphaël - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[3] Deze vijf verzen horen bij elkaar, omdat zij de miserabele toestand van de kerk of Gods huis op aarde aantonen, en dat zowel bij de joden die er vóór deze tijd waren als bij degenen die na ons zullen komen.
Hoofdstuk 174: Uitleg van Jesaja 2, 6 -22. De genade-openbaringen van het nieuwe licht - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[12] Nikodemus zei: 'Indien hier iemand van de hoogst onredelijke waarden en herbergbezitters aanwezig is, laat hem dan naar voren komen en spreken!'
Hoofdstuk 178: De Heer beslecht de strijd tussen de Damasceners en de waarden van Emmaüs - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[12] Ik zei: 'Dat weet Ik wel; want jullie bevinden je nog volledig in de oude kerk van Noach, waarin de mensen nog tot in Abrahams tijd vast in verbinding stonden met de engelen -met uitzondering van de nakomelingen van Nimrod, die zich in de eerste plaats met de wereld bezighielden en daardoor zijn gevallen; daarom hebben jullie ook een echte openbaring in je en begrijpen jullie de innerlijke betekenis van dit verschijnsel. Maar met Mijn leerlingen is dat nog niet het geval! Ze zijn vol geloof en goede wil, maar het volle licht zullen zij pas kunnen krijgen zodra alle zeven geesten uit God in de volle orde in hen aanwezig zijn.
Hoofdstuk 182: Een merkwaardige zonsopgang - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[13] We zijn er nu door de wonderman uit Opper-Egypte en nu ook door jouw harde woorden, geëerde, verheven jongeman, voor het eerst achtergekomen en er ook van overtuigd, dat er werkelijk een hoger leven in de mens aanwezig moet zijn. Welnu dan, de mens die hiervan volkomen overtuigd is, kan natuurlijk gemakkelijk praten en handelen; maar wij hebben vandaag voor het eerst dingen beleefd die ons zeiden, dat Mozes en ook alle andere profeten geen waanbeelden van een verhitte menselijke fantasie, maar echte waarheden zijn waarvan we voorheen geen vermoeden hadden. En daarom zien we ook nu ook pas in, dat wij volgens de zuivere wet van Mozes vreselijk tegen de mensheid gezondigd hebben. Maar dat kunnen we nu onmogelijk weer goedmaken, en het is ook totaal onmogelijk om, nu we zelf tot inzicht zijn gekomen, de hele tempel en alle Farizeeën in het hele joodse land ons inzicht als een levende waarheid mee te delen.
Hoofdstuk 148: Raphaël onthult de zonden van de Farizeeën - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[7] Dit alles had een geweldige invloed op mijn hart en gemoed, omdat alles wat mij geopenbaard was metterdaad bevestigd werd. Daarop begon ik verder te zoeken, kreeg een innerlijk woord en handelde volgens hetgeen ik in mijzelf gehoord had. Het meeste lukte mij, alleen wanneer zo nu en dan enige twijfel over het welslagen in mij opkwam, lukte het niet, en ik moest mij dan volledig ontdoen van de geringste twijfel, waarna mij dan alles dermate lukte, dat ik verder aan geen twijfel meer kon denken, en ik ontwaarde binnen enkele jaren datgene in mij wat de geest van Henoch voorheen tegen de Farizeeën gezegd heeft. Want waarheen ik mij in gedachten ook maar verplaatste op de hele aarde, daar was ik dan al meteen aanwezig met mijn ogen, oren, mond, neus, handen en voeten.
Hoofdstuk 161: De innerlijke openbaring van de man uit Opper-Egypte - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[17] Zo is God ook, persoonlijk als wezen in persoon slechts Eén, nu hier in de persoon van de Heer volkomen aanwezig, en bevindt Zich verder nergens in de hele oneindigheid. Maar Hij is door Zijn wil en door Zijn kristalheldere gedachten toch in de hele oneindigheid volledig werkzaam vertegenwoordigd. Als dat niet zo was, was er geen aarde, geen maan, geen zon en waren er geen sterren en dus ook geen andere schepselen daarop en daarin. Want alle hemellichamen en hun schepselen zijn van de alfa tot de omega Zijn door Zijn wil vast en onveranderlijk vastgehouden gedachten en ideeën, die hij in de mens tot zelfstandige wezens omvormt, en wel zo, dat zij in alles volledig aan Hem gelijk zullen zijn, -wat natuurlijk een werk van Zijn liefde en Zijn eeuwige wijsheid is. Nu heb ik jullie verteld hoe de zaken staan, en gaan we hier weg!'
Hoofdstuk 164: Een snelheidswonder van Raphaël - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
...  17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37 - 38 - 39 - 40 - 41 - 42  ...