Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

590 resultaten - Pagina 29 van 40

...  15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37 - 38 - 39 - 40
[3] Het is wel goed dat een geest of een mens het goddelijke Wezen beschouwt in Zijn werken, maar men moet daarin niet verstrikt raken! Kijk, in de begintijd van de aarde hebben de mensen er plezier in gehad reusachtige bouwwerken op te trekken: Nimrod bouwde Babylon en een boven de bergen uitstekende toren. Semiramis liet bergen afgraven. Ninus bouwde het grote Ninive. De oude farao's overspoelden Egypte met kolossale bouwwerken en beelden. De Chinezen bouwden een muur van vele honderden mijlen lang. Zou men zich nu zulke bouwers even groot voorstellen als hun werken, dan zou men door ieder weldenkend mens toch voor een dwaas worden aangezien. Kijk, deze oerbouwmeesters van de grote bouwwerken der aarde waren als mensen niet groter dan jullie, alleen wisten zij hun krachten op grote wijze te ontplooien en gestalte te geven.
Hoofdstuk 127: Over het waarachtige wezen van God. De liefde werkt in enge maar duidelijke kringen. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[9] Ik zeg: 'Waarom zou dat dan ketterij zijn? De mens zelf, geschapen naar het evenbeeld van God, is toch ook zo'n drie-eenheid in een en dezelfde persoon. Heeft hij niet een lichaam, dat zijn uiterlijke gestalte bepaalt, een ziel, die deze gestalte en zijn organisme tot leven brengt, en tenslotte in de ziel een goddelijke geest, die aan de ziel het verstand, de wil en al haar kracht verleent? Zouden jullie het niet als een staaltje van dwaasheid beschouwen als er drie mensen zouden komen die bij hoog en bij laag zouden beweren dat ze gedrieën slechts één mens zijn? En dat terwijl ieder van hen een met zijn talenten overeenstemmende, specifieke bezigheid zou verrichten, waarvoor de tweede en de derde geen bijzondere kennis en ook niet de capaciteit zouden bezitten om deze uit te voeren. Als jullie zo' n bewering van drie bekrompen mensen echter in hoge mate dom moeten vinden, hoe kunnen jullie dan de oneindig wijze Godheid met zo'n belachelijke dwaasheid opzadelen? Zou zelfs de dierenwereld jullie niet uitlachen als jullie de Godheid - vooropgesteld dat jullie aan haar geloven - met jullie woorden en leringen van waanzin zouden verdenken?
Hoofdstuk 120: Scharen van duistere monniksgeesten. Uiteenzetting over de drie-eenheid. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[7] Kijk, daar staan de Stefanustoren, de dom en de huizen allemaal nog precies zo voor ons als we ze op aarde al duizend keer hebben gezien, en wij zijn ten opzichte van deze gebouwen even groot als op aarde het geval was. Zo zie ik ook bij jullie het heel normale postuur, zoals jullie die op aarde hadden. Kort en bondig, we zijn hier wat onze gestalte betreft eerder groter dan kleiner geworden. Het grootste bewijs schuilt echter daarin, dat daarginds God de Heer Zelf, wiens gestalte zeker geen bedrog is, even groot is als wij. Maar let nu op, want nu gaan we een beetje rekenen!
Hoofdstuk 88: De officier als heilsverkondiger. Hij neemt hun twijfels weg en leidt hen tot de Heer. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[1] Jozef zegt: 'Ja, ik herken hem aan zijn manier van lopen; hij is het! O Heer, wat ziet hij er uit, een waarlijk schrikaanjagende gestalte! Over een compleet geraamte hangt een oude zogenaamde vespermantel en op zijn doodskop klappert een bisschopsmuts vol vuil en drek. Zo strompelt deze gestalte met langzame en duidelijk wankelende schreden op ons af. Nu ben ik toch benieuwd wat dit monster gaat doen!'
Hoofdstuk 69: De ware aard van aartsbisschop Migatzi. Gesprek tussen hem en Jozef. Een blik in de duisternis van het priesterdom. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[1] Ik zeg: 'Vriend, welke indruk een wonder op jou zou maken, weet Ik het beste; daarom zal er jou ook geen getoond worden. Dat de totale materiële wereldschepping stellig een groot wonderwerk van goddelijke macht en wijsheid is, dat de mensen dag in dag uit kunnen aanschouwen, is waar en juist. Maar omdat de bewoners van de aarde, net als die van alle andere hemellichamen, nu eenmaal zulke wonderen zien, die wel de meest sprekende getuigenissen zijn van God, moeten zij ook in deze wonderen, wat het vlees betreft, sterven, hetgeen ook eenzelfde wonder is.
Hoofdstuk 60: Wonderen en hun uitwerking. De vorst erkent de wijsheid van de Heer. Zijn Christusbelijdenis onder voorbehoud. De vorsten beraden zich. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[3] Daarop zeg Ik: 'Ja, daarin heb je niet helemaal ongelijk. Er zijn wel enkelen die voor een goed doel nog iets over hebben, maar over het algemeen zullen er in een land niet vaak zoveel zelfzuchtige mensen zijn als juist hier het geval is. De streek in het hoogland is nog het beste gedeelte, maar het laagland is er slecht aan toe: winstbejag, ontucht en ongeloof aan de ene, en het ergste bijgeloof aan de andere kant! Eigenbelang, vaak totale ongevoeligheid ten opzichte van de arme mensheid, gierigheid, afgunst en voortdurende minachting voor de naasten zijn zo ongeveer de voornaamste hoofdkenmerken van dit land. Juist daarom bezoeken wij dit zieke volkje, om het zo mogelijk een beetje gezonder te maken. In de stad van dit land zullen we het niet uithouden, daarom zullen we dan ook voor de korte tijd van ons oponthoud ergens buiten de stad een verblijfplaats zoeken.'
Hoofdstuk 107: Gesprekken over oude en nieuwe tijden. De mensheid was nooit goed, maar wel waren er altijd enkele uitzonderingen. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[3] Op het moment waarop Ik dit uitspreek, ziet Robert achter zich een soort kraampje met brood en wijn en een bundel, waarin zich het verlangde gewaad bevindt. Hij brengt brood en wijn en zijn vrouw Helena brengt de bundel met het gewaad. Ik zegen brood en wijn en laat het Mathilde en de officier aanreiken. Als zij met een onuitsprekelijk gevoel van dankbaarheid samen met de officier het brood en de wijn tot zich neemt, wordt haar gestalte ogenblikkelijk gevulder; zij gaat er mooi en jeugdig uitzien en weet zich van louter dankbaarheid geen raad meer. Nu krijgt ze ook een mooi azuurblauw gewaad met purperrood afgezet, dat haar heel mooi staat.
Hoofdstuk 93: De genade en barmhartigheid van de Heer. Twee gescheiden zielen mogen elkaar in het bijzijn van God terugvinden. Zaligheid van de hoogste hemel. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[9] Nu weet u alles en zult u gemakkelijk kunnen begrijpen waardoor ik tot deze ellendige gestalte ben gekomen. Had mijn leraar bij mij kunnen blijven, dan zou ik er nu zeker anders voorstaan. Waarschijnlijk beliefde het God de Heer niet om een engel in een huis vol hoogmoed te gronde te laten gaan. Daarom ontnam Hij het huis zijn beschermengel. Het huis der groten verviel daarna tot allerlei kwaad en ik, hun enige dochter, met hen. Ik ben hier weliswaar nu zo ellendig als maar mogelijk is, maar waar mijn ouders zich bevinden en hoe zij en mijn echtgenoot het maken, dat zal alleen onze Vader in de hemel weten. Ik wens hun allen beslist een beter lot toe dan het mijne, maar waarschijnlijk zal het hun wel nauwelijks beter vergaan dan mij. Als ze maar niet geheel en al verloren zijn!'
Hoofdstuk 92: Vervolg van Mathildes levensgeschiedenis. Onthullingen van de treurigste soort. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[19] Als er hier 'hemelse huwelijken' worden gesloten, zal ik de Heer vragen haar tot vrouw te mogen hebben, ook al zou haar gestalte helemaal niets veranderen, want haar geest is nog even vervuld van verheven ideeën als indertijd, toen ze mijn leerlinge was. O, dat was een heerlijke tijd! Toentertijd had ik contact met geesten uit de hemelen, ja ik voerde gesprekken met engelen. Toen was ook zij een engel. O, wat was dat een heerlijk stralen en terugstralen van licht uit de hemelen! O heilige ogenblikken van het aardse bestaan! Gods hemelen moeten wel van onuitsprekelijke schoonheid zijn, maar ook de aarde is mooi voor hem, die God in zijn hart erkent en Hem uit al zijn krachten werkelijk liefheeft. O Mathilde, wat was je op aarde: een zon onder de lieflijke wezens van jouw geslacht! En wat ben je nu? Een erbarmelijke schaduw van een dorre distelstruik in de schemering van het laatste kwartier van de maan! O Heer! Wezens, die na een eeuw het graf ontstijgen, kunnen er toch onmogelijk ellendiger uitzien.'
Hoofdstuk 91: Een gedenkwaardige levensgeschiedenis, die ook de officier interesseert. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[9] De officier zegt: 'Nee, kindjelief, zo bedoel ik het niet! Ik vind alleen dat men in een beschaafde, goede wereld tenminste zou moeten spreken zoals men schrijft, maar niet zo vreselijk provinciaals. Kijk, je bent zo'n mooi kind; een mooier wezen heb ik in mijn hele leven nog nooit gezien. Zou je ook nog een beschaafdere taal gebruiken, dan was je een echte godin. Maar als jij spreekt, haal je de hele hemelse schoonheidsnimbus omlaag, en men belandt daardoor van de verhevenste poëzie in het meest alledaagse proza. Kijk, je hebt je daarnet voor een hemelbewoonster uitgegeven, wat ik je, naar je gestalte te oordelen, ook helemaal niet wil betwisten. Als je echter met alle geweld een hemels wezen wilt zijn, dan moet je ook hemels zijn in je manier van spreken, anders gelooft geen mens dat je een bewoonster van de ether bent.'
Hoofdstuk 86: Antwoord van de ongelovige officier. Helena bemoeit zich ermee. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[5] Daarop zegt Robert: 'De geheime voorzorgsmaatregelen zijn reeds getroffen. Deze keer zal satan zelf zijn totale ondergang bewerkstelligen. Zijn loon zal vreselijk zijn!'
Hoofdstuk 35: Minerva wil zich rechtvaardigen. Cado's weerlegging. Ontmaskering van haar verdorvenheid. Sahariël maakt aanstalten om weg te gaan. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[8] Dat Hij echter als het eeuwige oerlicht in zichzelf een totale verduistering moest ondergaan bewijst dit tot nu toe nog door niemand begrepen ogenblik, waarom na de dood van Christus aan het kruis in de oneindige schepping een volkomen duisternis optrad en niet alleen het licht van de zon, maar ook dat van alle zonnen in de gehele oneindigheid gedurende drie uren verdween.
Hoofdstuk 17: 'Moest de Christus dit niet lijden en zo in Zijn heerlijkheid binnengaan?' (Luk.24:26) - Jakob Lorber - Bijbelteksten en hun verborgen betekenis
[6] Zie je niet dat ik nog in je bisschopsgewaad voortga? Jullie hebben immers een mening die luidt: De duivel kan zich wel vertonen als een engel des lichts, maar de door de Heilige Geest vervulde gestalte van een bisschop kan hij onmogelijk nabootsen. Als jij die mening niet zelf wilt verwerpen, hoe kun je mij dan voor een duivel houden? (De bisschop zakt bijna door de knieën, maakt een groot kruisteken en zegt:'God sta ons bij!')
Hoofdstuk 4: Bisschop Martinus' ergernis over de lutherse tempel en het antwoord van de engel - Martinus' bereidwilligheid om als schaapherder te werken - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[13] De wijze Egyptenaren hebben een van de beste religies opgesteld, die louter gebaseerd was op mysteries en alle mogelijke toverkunsten. Ze hield daarom ook meer dan tweeduizend jaar stand. Toen echter zekere vrienden van het volk opstonden en het volk begonnen in te lichten over het bedrog van hun als heilig beschouwde religie, waren er maar al te gauw massa' s vijanden van de priesters en hun religie. De tempels werden vernield en de priesters meestal gedood of uit het land verdreven. Maar wat heeft het volk daarbij gewonnen? Niets dan nood, ellende, troosteloosheid en tenslotte het totale verval van zijn nationaliteit en zijn oeroude, bijna goddelijke beroemdheid! Was het niet beter geweest als deze onrijpe weldoeners van het volk met hun scherpe verstand nooit onder het Egyptische volk waren opgestaan? Het volk zou in zijn onwetendheid gelukkig gebleven zijn, en de priesterstand, die als enige weet dat de mens niets is en nooit ofte nimmer iets te verwachten heeft, zou van zijn inkomen kunnen genieten voor het feit dat zij zich onvermoeibaar beijvert om bij het blinde volk het geloof in God en in de onsterfelijkheid overeind te houden en het daardoor van een hoopvol bestaan te verzekeren, met als loon dat zij de grootste last van het volk op eigen schouders neemt, en zij zelf iedere minuut de eeuwige vernietiging tegemoet kan zien.
Hoofdstuk 69: De ware aard van aartsbisschop Migatzi. Gesprek tussen hem en Jozef. Een blik in de duisternis van het priesterdom. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[5] 'En kijk, broeder Robert, hier voor ons staat deze eerste, grote, onzuivere geest, aan wiens loutering nog steeds wordt gewerkt. Daarom moeten we niet meteen twijfelen als zoiets meer tijd vergt dan menige andere zaak. Deze geest is wel het onzuiverste dat je je maar kunt voorstellen, maar te zijner tijd is hij in staat tot een volledige zuivering. We mogen daarom niet ongeduldig worden omdat wij gemakkelijker gelouterd konden worden dan deze geest, want een klein plekje kan toch eerder en gemakkelijker worden geveegd dan de bodem van een hele wereld. Deze geest is op zichzelf beschouwd de totale uitdrukking van de gehele schepping, terwijl de hele aarde met al haar wezens nauwelijks als één atoom van zijn eigenlijke wezen moet worden gezien. Dat een nietig geest je eerder te zuiveren is dan deze allergrootste, geschapen oergeest, het alomvattende begrip van al het geschapene, zul je evengoed inzien als ik, maar omdat er voor de loutering van zoiets groots meer vereist is, moet men over deze goddelijke aangelegenheid ook wel goed nadenken en zich met alle geduld voegen naar Gods verordeningen. Beste vriend, hou hiermee een beetje rekening en je zult je dan gemakkelijker naar mijn handelwijze kunnen voegen. En nu naar Minerva!'
Hoofdstuk 43: Indische wijsheid over satan. Aansporing tot geduld. Een klein plekje is gemakkelijker schoongeveegd dan de gehele schepping. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
...  15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37 - 38 - 39 - 40