Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

5122 resultaten - Pagina 29 van 342

...  17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37 - 38 - 39 - 40 - 41 - 42  ...
[6] Jezus moet daarom om heel andere redenen hier zo vlug weggegaan zijn! Ook al zouden de opgewonden zeven leerlingen van Johannes nog zulke afschuwelijke dingen over Herodes verteld hebben, dan vraag ik me toch af of een alwetend, van God afkomstig man, die beslist weet wat wij nu hier over hem zeggen, hen kan geloven, die kennelijk leugens verteld hebben!? Weet dan niemand van jullie, om mij gerust te stellen, een betere reden voor zijn plotselinge vertrek?"
Hoofdstuk 91: De dreiging van Herodes. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[7] Kijk, dat zal de verstandige meesterknecht ons uitleggen, en wij beiden zullen tenslotte toch tegen elkaar moeten zeggen: De meesterknecht heeft gelijk, want iedere meester moet zijn werk toch beter kennen dan zo'n paar namaakmeesters als wij! En een ongeveer gelijkluidend antwoord zouden wij in dit opzicht van Jezus de Heer krijgen als wij Hem vroegen hoe het mogelijk is dat de mensen in het bijzijn van de goddelijke wijsheid toch nog zo duivels slecht kunnen worden!
Hoofdstuk 93: De ideeën van Borus over de aard van de mens.(29.11.1852) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[3] De BEIDEN zeggen: "Heer, wij weten nu beter en hebben hem daarom naar u toegebracht!"
Hoofdstuk 94: Borus geneest een bezetene. In de omgeving van Bethabara. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[5] De BEIDEN zeggen: "Heer, juist diegenen, die ons heel lang reeds ingekapseld hadden in die domme waan, die zij ons leerden en waarin zij ons vasthielden!"
Hoofdstuk 94: Borus geneest een bezetene. In de omgeving van Bethabara. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[7] De BEIDEN zeggen: "Heer, als ons geloof zwak was, dan zouden wij de zieke niet bij u hebben gebracht!"
Hoofdstuk 94: Borus geneest een bezetene. In de omgeving van Bethabara. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[7] Omdat de leerlingen, die wel wisten waar Ik Mij ophield, zagen dat er van alle kanten massa 's mensen naar boven gingen en Mijn verblijfplaats steeds meer belegerden, maakten zij zich zorgen over Mij. Zij lieten het schip aan hun acht schippersknechten over en klommen naar Mij toe om Mij te zeggen hoe groot de massa mensen was die daar samenkwam, en dat ze er echt niet voor in konden staan dat er zich geen Herodianen onder bevonden.
Hoofdstuk 95: Spijziging van vijfduizend mensen in de woestenij. Op zee. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[7] NATHÁNAËL, die ook aan boord was, zegt: "Hoewel ik het helemaal eens ben met de mening van onze broeder Johannes, meen ik toch dat het ondanks al ons gewetensvolle handelen mogelijk kan zijn dat wij ergens met het een of ander tegen Hem gezondigd hebben, en Hij ons dat niet heeft willen zeggen, maar ons nu aan onszelf heeft overgelaten, opdat wij ons beter en dieper zouden onderzoeken. Hij zal dan wel weer bij ons komen als wij helemaal met onszelf in het reine zijn.
Hoofdstuk 96: De leerlingen op de stormachtige zee. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[8] Natuurlijk heb ik mijn geweten al zo grondig mogelijk onderzocht, maar ik kan jammer genoeg niets vinden dat op iets onrechtvaardigs lijkt. Echt, ik zou een aanwijsbare zonde als een wezenlijke weldaad beschouwen, want dan zou ik weten dat ik deze verbanning door de Heer verdiend heb, en een oprecht berouw zou balsem voor mijn hart zijn! Maar nu zoek ik heel ijverig een zonde bij mij, en kan er geen vinden die de moeite waard is om daarvoor in zak en as boete te doen! Heus, ik benijd nu een zondaar! Dat wil zeker niet zeggen dat ik daarom zondaar zou willen worden, maar als ik er een zou zijn, zou mijn hart het gemakkelijker hebben! Oh, hoe heerlijk moet het zijn om voor God en de mensen oprecht boete te doen! Maar hoe kan een rechtvaardige, zonder zich voor God belachelijk te maken, het strenge boetekleed aantrekken?"
Hoofdstuk 96: De leerlingen op de stormachtige zee. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[3] Ja, als hij op aarde de enige zou zijn waar de elementen aan gehoorzamen, dan zou men gemakkelijk in zijn goddelijkheid kunnen geloven. Maar omdat er, zoals ik maar al te goed ondervonden heb, meer mensen op de goede aarde zijn die een naadloos opperkleed aanhebben, moet onze Jezus nog veel meer presteren, voordat wij hem de uitsluitende goddelijke voorrechten kunnen geven, en dan kunnen zeggen en ongetwijfeld kunnen geloven: Dat is Jehova, zoals Hij de eeuwen door was!
Hoofdstuk 97: Judas prijst de wonderen van de Essenen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[18] Wat zeggen jullie daar nu van? Hoe ver loopt onze meester daarbij vergeleken nog achter!
Hoofdstuk 97: Judas prijst de wonderen van de Essenen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[14] BARTHOLOMÉUS zegt: "Dat is haast belachelijk, en ik heb deze kunstmatige maan met vijftig andere sterke mannen heel vaak op een verschrikkelijk lange stang vanuit de erker van de burcht in een schuine stand in de lucht naar buiten moeten houden! De maan zelf bestaat uit een ronde zeef van ongeveer twee spannen breedte, die aan beide zijden met wit perkament is overtrokken. De zeef heeft een doorsnede van tien royale handbreedtes en is inwendig, dat wil zeggen tussen de beide perkamentdeksels -en wel in het midden van de cirkel -voorzien van vier olielampen, die als ze branden binnen de twee perkamentdeksels veel licht geven. De naar de burcht toegekeerde zijde is met tamelijk grote zeer zwarte letters in drie talen beschreven. Als een vreemde nu snel naar een bepaald venster gebracht wordt, ziet hij schijnbaar de beschreven volle maan aan de hemel, die zoals reeds gezegd, door vijftig sterke mensen schuin boven, hoog in de lucht wordt gehouden op een ongeveer twaalf klafter lange stang, die door de vreemden vanuit het bepaalde venster niet kan worden gezien. -Nu, wat vindt je van die volle maan?"
Hoofdstuk 98: Het bedrog van de Esseense wonderen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[7] PETRUS zegt: "Ja, ja, jij hebt ook helemaal gelijk! Ik merk óók dat de hevige wind ons niet deren kan, en onze roeiers zouden het tegen deze wind af moeten leggen als Zijn goddelijke macht ons niet zichtbaar hielp. Ik zal dan ook tegen de knechten zeggen, dat zij zich bij het roeien niet zo in hoeven te spannen. "
Hoofdstuk 100: De leerlingen, de storm en het schip. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[8] ALLEN zeggen: "Ja, Heer, dat was duidelijk en heel begrijpelijk en onvergelijkelijk waar. "
Hoofdstuk 102: Aankomst in de vrije stad Genezareth. In Genezareth. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[5] Als jullie mij dus deze Jezus uit Nazareth kunnen bezorgen of mij alleen maar zeggen waar ik hem met vrij grote zekerheid kan aantreffen, dan zijn jullie allemaal, zoals gezegd, je leven lang mijn gasten!"
Hoofdstuk 103: Genezareth. De herberg van Ebahl. (6/7.12.1852) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[22] De beide ESSENEN zeggen: "Meester, wij erkennen dat U juist heeft gesproken, - en wat ons beiden betreft, wij zullen er alles aan doen om uw woorden in onze grote gemeenschap ingang te doen vinden, maar wij kunnen niets garanderen! Onze broeders zijn zeker niet onmenselijk, achter gesloten deuren kan men ook helemaal vrijuit spreken en men luistert graag, - maar of het besprokene enige uitwerking heeft, dat is een andere vraag! Maar spreken zullen wij beiden en wij weten nu al dat wij zonder meer heel aandachtig aangehoord zullen worden!"
Hoofdstuk 104: Zieleheil gaat boven lichamelijk geluk. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
...  17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37 - 38 - 39 - 40 - 41 - 42  ...